Tentoonstelling: Hyperrealisme Sculptuur, Kunsthal Rotterdam

In 2017 werd in Kunsthal Rotterdam de tentoonstelling Hyperrealisme, 50 jaar schilderkunst gehouden. Als vervolg hierop organiseert het museum dit jaar ‘Hyperrealisme Sculptuur’, een tentoonstelling waarbinnen levensechte beelden uit de afgelopen vijftig jaar centraal staan. 

In de tentoonstelling zijn sculpturen van 26 verschillende kunstenaars vanuit de hele wereld te zien, die het thema allemaal op hun eigen manier benaderen. 

In het begin van de 20e eeuw was de gemiddelde kunstenaar er niet op uit om zijn omgeving naturalistisch weer te geven. In tegendeel: hij verzette zich tegen de academische normen en ging op zoek naar een nieuwe, vrijere vormentaal waarbinnen hij zijn gevoel kon laten spreken. Aan het einde van de vijftiger jaren van de vorige eeuw keren kunstenaars terug naar de realistische weergave van de mens in de kunst. In tegenstelling tot vroegere kunststromingen waarbinnen het perfect weergeven van de mens vooral een esthetische functie had, wil de kunstenaar van nu met zijn sculpturen vaak een verhaal vertellen: over identiteit, individualiteit, kwetsbaarheid of over het keurslijf van alle dag waarin de gewone man gevangen zit. Niet in alle gevallen overigens: een aantal kunstenaars (John DeAndrea, Don Brown) haalt inspiratie uit de perfecte weergave van het menselijk lichaam in de tijd van de oude Grieken en Romeinen. 

Afgelopen woensdag bezochten mijn collega’s en ik de tentoonstelling met 45 leerlingen uit de bovenbouw, allemaal met een kunstvak in het profiel. Geoefende kunstkijkers dus, waarmee het leuk discussiëren is over hoe ze de kunstwerken ervaren.  

Het verschil in vormgeving tussen de sculpturen ondersteunt de uiteenlopende betekenis. Zo zijn er beelden die niet van echt te onderscheiden zijn zoals de werken van Duane Hanson. Het is herhaaldelijk voorgekomen dat een door hem gemaakt beeld dat op een tentoonstelling stond werd aangestoten). Dit waren niet de beelden die mijn leerlingen en mij het meeste aanspraken. Tuurlijk: we vonden ze ontzettend knap gemaakt, maar hyperrealistisch is ook heel gewoon. Net zo gewoon als de strak gekapte medebezoeker die op een gegeven moment werd aangezien voor sculptuur. 

Overigens maakt het wel een verschil in welke hoedanigheid de extreem realistische werken zich bevinden. Beelden die ‘bezig zijn’ met alledaagse handelingen maken wat mij betreft minder indruk dan beelden die ons een inkijkje geven in hun intieme leven, en dan doel ik niet zozeer op de wijdbeens zittende dames van Paul McCarthy maar eerder op het innig verstrengelde stel op leeftijd, Embrace, van Marc Sijan. Het werk van McCarthy trok overigens bovenmatig veel aandacht van mannelijke zestigplussers, die te bijziend leken om het bordje met fotografieverbod op te merken.

Er is ook werk te zien dat buitenaards vreemd van vorm is zoals het vervormde hoofd van Margriet Breevoort. Zij uit hiermee haar zorgen over de toekomst van de mensheid. “Ronduit griezelig”, aldus mijn leerlingen. Ik denk dat Breevoort hiermee geslaagd is in haar opzet: de mensheid gaat er, ook kwa uiterlijk, in haar doemscenario bepaald niet op vooruit!

Een aantal beelden is enorm groot en duwt de details ‘in your face’, zoals de vijf meter lange baby A Girl van Ron Mueck. Deze uit de kluiten gewassen zuigeling ligt in het midden van de tentoonstelling. Als het al niet door haar omvang was, valt ze hierdoor niet te missen. 

Opvallend was dat vooral de vrouwelijke bezoekers het een ‘enge baby’ vonden. Mogelijk speelt de gedachte dat zij ooit een dergelijke reuzin zouden moeten baren hierin een rol. Mijn leerlingen vonden de bloedresten op het kind ‘goor’ en de man in ons gezelschap vond haar aandoenlijk!

Andere sculpturen zijn juist klein van formaat, waardoor de aanschouwer zich moet inspannen om alle details op te merken. De beeldjes van Don Brown zijn hier een goed voorbeeld van. Ook de knielende vrouw van Sam Jinks, wat betreft vormgeving levensecht, maar klein van formaat, nodigt uit om zeer aandachtig te bekijken. Mijn leerlingen waren er niet bij weg te slaan. 

Sommige beelden beelden lijken wat betreft vorm wel heel echt, maar zijn van een materiaal gemaakt waardoor ze niet menselijk overkomen, zoals de wit gipsen beelden van George Segal. Een enkele keer zijn slechts ledematen weergegeven zoals bij het werk van Maurizio Cattelan. Je zult constateren dat verhaal dat verteld wordt door één enkel lichaamsdeel of een paar losse lichaamsdelen zeer indringend kan zijn. 

De publiekslievelingen van deze tentoonstelling zijn zonder meer Woman and Child, ook door Sam Jinks. Een oude vrouw, met de ogen gesloten, houdt een pasgeboren baby vast. Met minutieuze gedetailleerdheid heeft Jinks in dit iets kleiner dan levensgrote beeld vergankelijkheid weten uit te drukken. Dat het beeld indruk maakt blijkt uit de rij bezoekers die het op foto willen vastleggen. 

“Is deze tentoonstelling niet gewoon een alternatieve versie van Madame Tussaud?”, vroeg iemand mij. Zeker niet. Realisme zit hem niet alleen in een extreem naturalistische weergave van de werkelijkheid, maar kan ook worden uitgedrukt door de inhoud van een werk, of de weergave van het karakter van degene die wordt afgebeeld. Dat wordt binnen deze tentoonstelling heel goed duidelijk. Verder zijn de beelden van Madame Tussaud vrijwel allemaal van was gemaakt. In Hyperrealisme Sculptuur is een verscheidenheid aan materialen en technieken te zien. Soms is een beeld een afgietsel, in andere gevallen zijn er vele voorstudies in klei aan voorafgegaan. Er is andere andere gebruik gemaakt van gips, acryl, hars, siliconen, hout, papier maché, polyurethaan en mensenhaar, wat ieder werk een eigen karakter geeft. 

Soms zal het zijn alsof je in de spiegel kijkt, op een ander moment zal een beeld je een vervreemdend gevoel geven of zelfs choqueren. Soms zul je je vereerd voelen dat je zo dicht op een tafereel mag komen, soms zul je je een voyeur voelen. De tentoonstelling zal je confronteren met hoe je naar jezelf en naar anderen kijkt en dat de manier waarop we naar  lichamen kijken continu verandert. In een tijd waarin we omgeven worden door selfies is dit een interessant gegeven.

Bij deze tentoonstelling is een catalogus verschenen, uitgegeven door Uitgeverij Waanders & De Kunst. Deze is te koop voor € 24,95. ISBN: 978-94-6262-181-7

Hyperrealisme Sculptuur
Tot en met 1 juli 2018
Kunsthal Rotterdam
Museumpark, Westzeedijk 341
3015 AA Rotterdam

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.

Op 23 maart begint in Het Van Gogh Museum in Amsterdam de tentoonstelling Van Gogh en Japan. Tegelijkertijd loopt in De Mesdag Collectie de tentoonstelling  Mesdag en Japan. Het verre Oosten verzameld.    In de negentiende eeuw sprak Japan tot de verbeelding van van veel Nederlandse kunstenaars. Het exotische, onbekende, niet door technologische ontwikkelingen aangetaste leven prikkelde hun fantasie en inspireerde hen tot het creëren van iets nieuws.   De meest bekende Nederlandse kunstenaar die zich door Japan liet beïnvloeden is ongetwijfeld Vincent van Gogh. Ook al heeft hij het land nooit bezocht: er was genoeg voor handen om inspiratie uit te putten. Vanaf de zeventiende eeuw had Nederland een unieke handelspositie met Japan. Als gevolg hiervan kwamen Japanse prenten en gebruiksvoorwerpen onze kant op, tot genoegen van de Japan-liefhebbende kunstenaars: de Japonisten.     

Video-impressie van de tentoonstelling   Ook kunstenaar Hendrik Willem Mesdag was gek op Japanse spulletjes. In zijn werk liet hij zich niet zichtbaar inspireren, maar in de loop der jaren legde hij een fantastische verzameling aan en opende een museum. In de jaren rond de opening van zijn museum kocht hij meer dan 140 Japanse objecten, variërend van keramiek tot samoeraizwaarden. In de tentoonstelling Mesdag en Japan wordt voor het eerst uitgebreid aandacht besteed aan deze unieke verzameling.    De voorwerpen staan thematisch opgesteld in drie zalen. In de eerste zaal staat de vroege bewondering voor de Japanse kunst centraal. De eerste Japanse voorwerpen die naar ons land kwamen waren verschrikkelijk duur en alleen voor de allerrijksten bereikbaar.   

  In deze zaal zien we onder andere een prachtig samoeraizwaard, afkomstig uit één van de beste smederijen van Japan. Het heft van het zwaard is versierd met vlechtwerk. Tussen het vlechtwerk is een krabbetje te zien. Volgens een oude legende zouden krijgers van een oude clan ooit zijn omgekomen bij een zeeslag, maar geïncarneerd tot krabbetjes weer aan land zijn gekomen.    De import van Japanse objecten kreeg een boost nadat in 1868 een keizer ging regeren die het shintoïsme met zich meebracht. Er volgde een soort beeldenstorm: tempels moesten afstand doen van hun boeddhistische beelden en altaarvazen, die veelal in het Westen terechtkwamen.   

Een bronzen offervaas met een bijzonder gedetailleerd gevormde drakenkop, afkomstig uit zo’n tempel, kan hier worden bewonderd. De vaas heeft onlangs een behoorlijke upgrade gekregen: heel lang stond hij in de collectie bekend als kwispedoor, een ouderwetse spuugbak!   De tweede zaal  toont ons hoe populair de Japanse objecten waren bij Mesdag en zijn omgeving. Blikvanger in deze ruimte zijn twee meer dan manshoge koperen kraanvogels, die voor het raam zijn geplaatst. Mesdag betaalde in 1889 een bedrag van 500 gulden voor de vogels. In die tijd een fors bedrag! Voor een schilderij van de zeer gewaardeerde schilder Jean Baptiste Corot legde in deze periode hetzelfde bedrag neer.  

Zoals de Chinese restauranteigenaar zijn gerechten vaak aanpast aan de Nederlandse smaak om ze toegankelijker te maken, pasten Japanners de vormgeving van hun objecten op een gegeven moment ook aan de westerse smaak aan. In antieke helmen werden draken waren gegraveerd en keramiek werd gedecoreerd met exotische vogels en bloemen. De collectie van Mesdag bestaat voor een groot deel uit deze exportkunst.    Veel Nederlandse kunstenaars waren uitermate geïnteresseerd in Japanse prenten. Deze waren ook relatief goedkoop. Mesdag voegde geen prenten toe aan zijn verzameling, maar wel een vaas waarop een Hokusai-prent was gekopieerd. De prent vertelt het verhaal van Endo Morito. Hij is verliefd op zijn nicht. Zij is echter al is getrouwd. Hij besluit daarop haar echtgenoot te vermoorden, maar vermoordt echter per ongeluk zijn nichtje. Hierop besluit hij monnik te worden. Hij legt zichzelf een aantal beproevingen op, waaronder een verblijf van drie weken onder een ijskoude waterval.   

De oorspronkelijke prent is is thans in het bezit van het Rijksmuseum en wordt tijdelijk naast de vaas tentoongesteld in De Mesdag Collectie.  De trots, de Nachtwacht van de tentoonstelling is een blauw-witte schaal, waarop als een soort stripverhaal het productieproces in de porseleinfabriek staat afgebeeld. Naar bekend bestaan er slechts drie andere soortgelijke schalen.   

In de laatste zaal wordt de Invloed van de Japanse kunst op de Nederlandse kunst, en dan met name de Haagse keramiek belicht. Zo is daar de Dekselpot, rond 1890 gemaakt door keramist Samuel Schellink. De vorm van de pot doet Japans aan, alsmede de leeuwhond, waarmee hij het deksel versierde. De pot is afkomstig uit een particuliere collectie en behoorlijk uniek. Conservator Bram Donders straalt als hij vertelt over het moment waarop hij het object mocht uitpakken.   

De leeuwhond op de Dekselpot staat in Japan symbool voor moed en kracht en ook andere dieren hebben een symbolische betekenis. Een aantal van deze symbolen wordt op banieren in deze zaal uitgelegd.   

De gele vissenkom, aan de buitenkant gedecoreerd met karpers en aan de binnenkant met een draak, is ook duidelijk geïnspireerd op de Japanse vormentaal en doet denken aan een traditionele prent.  

Besteed in deze zaal ook even aandacht aan het decoratieve tapijt naar een ontwerp van Theo Colenbrander.   

De tentoonstelling wordt besloten met een aantal grote foto’s uit de tijd van Hendrik Willem Mesdag. Hierop is onder andere de overvolle inrichting van zijn woning te zien. Wie goed kijkt naar de foto van zijn atelier ziet dat hij de Japanse vazen ook gebruikte om zijn penselen in op te bergen…

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.
Tot en met 17 maart 2018
De Mesdag Collectie Laan van Meerdervoort 7-F 2517 AB Den Haag

Bij deze tentoonstelling is een publicatie verschenen, geschreven door Renske Suijver. Te koop bij De Mesdag Collectie en in de boekhandel voor 14,90. ISBN: 9789079310906

Het Meisje in de schijnwerper

Johannes Vermeer
Meisje met de parel, c. 1665
Mauritshuis, Den Haag

Rond 1665-1667 schilderde Johannes Vermeer het Meisje met de parel. Het zou zijn bekendste schilderij worden, vanwege de mysteries die het met zich meedraagt ook wel de Mona Lisa van het Noorden genoemd.   Men heeft nooit kunnen achterhalen wie het Meisje met de parel is, al wordt in de film Girl with a Pearl Earring (Peter Webber, 2003) gesuggereerd dat het om het dienstmeisje van Vermeer gaat.

Het schilderij is een tronie, een oefening in het schilderen van een opvallend gezicht, een gelaatsuitdrukking of karakter. Dit genre werd in de 17e eeuw erg populair en uiteindelijk veelvuldig voor vrije verkoop geproduceerd. Degenen die erop werden afgebeeld waren doorgaans anoniem.

Sinds 1902 hangt het Meisje met de parel in het Mauritshuis in Den Haag. Op de website van het museum kun je het door in te zoomen van heel dichtbij bekijken.   

Je kunt dan heel goed de streken van de kwast zien, en je ziet hoe het schilderij in lagen is opgebouwd: het blauw van de tulband schijnt door de gele, omlaag hangende doek heen.

Ook goed zichtbaar is hoe hij de parel bijna transparant heeft geschilderd, en daarna aandacht heeft besteed aan de weerspiegeling van haar witte kraag in de parel, en tot slot als een soort komma het witte glimlicht heeft geplaatst.

Het lijkt erop dat Vermeer heeft moeten zoeken naar de contour van haar gezicht. De donkere achtergrondkleur lijkt vlak naast haar gezicht iets dikker te zijn aangebracht. Haar rode lippen krijgen een prachtige glans door een paar slim geplaatste witte vlekjes.

Tot zover de oppervlakte van het schilderij: een aantal dingen is duidelijk, naar andere is het gissen. Zou het niet spannend zijn om meer te weten te komen over de manier waarop Johannes Vermeer te werk is gegaan?

Dat dachten ze bij het Mauritshuis ook, en ook al was het schilderij bij de laatste restauratie in 1994 al zeer goed bekeken: er resteerden nog genoeg vragen. We zijn inmiddels bijna een kwart eeuw verder en de technologie heeft niet stilgestaan. Tijd om het Meisje weer eens onder de loep te nemen.

Er werd een nieuw onderzoek gepland, dat op dit moment plaatsvindt. En het bijzondere is: het publiek mag meekijken!  

In het Mauritshuis, in de Gouden Zaal, is een soort aquarium gebouwd, waarin de onderzoeksmedewerkers hun activiteiten uitvoeren.    Emilie Gordenker, directeur van het Mauritshuis vertelde er onlangs over in RTL Late Night:    “Er valt nog heel veel te onderzoeken. Hoe bouwde hij zijn doek op? Hoe ging hij precies te werk? Waar kwam zijn verf vandaan? Waren het zeldzame pigmenten? Zelfs experts komen er niet uit door alleen maar gewoon naar de oppervlakte te kijken, daar is echt meer voor nodig.”

Een groot voordeel is dat men vandaag de dag heel veel te weten kan komen over een schilderij, zonder dat er sprake is van invasie onderzoek: je kunt heel diep gaan zonder het werk aan te tasten.    Gordenker: “vroeger moest je echt een klein stukje verf uit het schilderij halen om het te kunnen onderzoeken. Dat is nu niet meer nodig.”   Onderzoeksleidster Abbie Vandivere bij RTL Late Night: “We beschikken nu bijvoorbeeld over een microscoop die 7000 keer vergroot, tot op het niveau van de pigmentkorrels. Ook hebben we een zogenaamde macro XRF-scanner, waarmee het werk millimeter voor millimeter wordt gescand. Zo kan de samenstelling van de pigmenten worden bepaald.”   Op de dag dat ik het Mauritshuis bezoek is men bezig met infrarood- en OCT-onderzoek. Met infrarood onderzoek worden pigmenten zichtbaar gemaakt die niet met het blote oog te zien zijn. Zo kan bijvoorbeeld een ondertekening in houtskool zichtbaar worden gemaakt. Met OCT kan een virtuele hap uit de bovenste transparante lagen worden genomen, waarna aan een dwarsdoorsnede kan worden afgelezen hoe deze lagen zijn opgebouwd.

Het is een bijzondere ervaring om dit schouwspel bij te wonen. De medewerkers zitten weliswaar achter een glazen wand, toch oogt het Meisje met de Parel dichterbij dan ooit. Zo op een paar meter afstand, zonder glasplaat, zonder lijst. Bijna naakt…   Ook onderzoeker Vandivere heeft zit zo ervaren: “Op het moment dat je het werk uit de lijst haalt voel je dat het werk meer is dan een plaatje. Een werk met een achterkant, geschilderd op een doek, met meerdere lagen verf.”

De onderzoekers zijn nog tot en met 11 maart aan het werk te zien in het Mauritshuis. Daarna hangt het Meisje weer op haar vertrouwde plek.    Tijdens het onderzoek vertelt restaurator Abbie Vandivere in een blog wat er gaande is in het onderzoeksatelier. Interessant!

Het Meisje in de schijnwerper.
Tot en met 11 maart 2018.
Mauritshuis,  Plein 29, 2511 CS Den Haag  

Hollandse Meesters uit de Hermitage

Museum De Hermitage Amsterdam heeft 63 Hollandse meesterwerken uit de Gouden Eeuw opgehangen, waarvan een groot gedeelte honderden jaren niet op Nederlandse bodem is geweest. Je weet niet wat je ziet. Nouja, ik weet wel wat ik zie, want de meeste werken ken ik uit mijn kunstgeschiedenisboeken. En hier hangen ze allemaal bij elkaar: in het echt! Ik bezocht nooit de Hermitage in St. Petersburg, waar het merendeel van deze werken normaal gesproken hangt, en ik ben de mensen van dit museum dan ook dankbaar dat ze zo’n groot deel van hun prachtige collectie Hollandse meesterwerken uit logeren hebben gestuurd naar Amsterdam. Tijdelijk verblijven zij niet aan de Neva, maar aan de Amstel.

De Hermitage in Amsterdam

Zeker als je bedenkt dat de directeur van de Hermitage in St. Petersburg, Michail Pitrovsky, bij de opening van de Amsterdamse vestiging beloofde dat de Hollandse meesterwerken niet naar Nederland zouden komen. De Hermitage mocht geen concurrent van de Nederlandse musea worden. Inmiddels is er eerder sprake van samenwerking dan van concurrentie en besloot het Nederlandse culturele landschap gezamenlijk dat het een goed idee zou zijn om de meesterwerken hier te laten zien. 

Pitrovsky is blij met de tentoonstelling: “De politieke relaties staan behoorlijk onder druk. Het is daarom belangrijk dat we onze culturele relatie benadrukken”. Kunst verbroedert. En kunst geeft stof tot discussie. Want horen deze werken niet gewoon thuis op Nederlandse bodem, daar waar ze ooit tot stand zijn gekomen? Is het niet raar dat een museum tweeduizend kilometer verderop deze kunst in bezit heeft? Pitrovsky: “Wij zijn als museum bewaarders, geen eigenaar. Kunst behoort niet toe aan een staat, maar aan de wereld”.    

De Hermitage in St. Petersburg

In de 17e eeuw vond er in Nederland een enorme economische groei plaats. Amsterdam werd een heel belangrijke handelsstad en een centrum van wetenschap en kunst.

De rijkdom die werd verdiend met de handel had ook een minder mooie kant: Nederlandse kooplieden maakten Afrikaanse burgers tot slaaf en verhandelden hen. Na een barre overtocht, opeengepakt op een schip, moesten zij zonder betaling en onder vreselijke omstandigheden enorm zwaar werk verrichten. Veel van wat vergaard werd in de Gouden Eeuw is letterlijk over hun ruggen verdiend. Ik was benieuwd of ook voor deze kant aandacht zou zijn in deze tentoonstelling, maar ik heb dat niet kunnen bespeuren. Wellicht is het aan mijn aandacht ontsnapt, maar vooralsnog ga ik er vanuit dat dit niet het verhaal is dat de Hermitage op dit moment wil vertellen. Wie weet in de toekomst.

Op naar het kunstzinnige aspect. Veel van de 17e eeuwse Hollandse schilders specialiseerden zich in één schildergenre. Zo schilderen Pieter Lastman en Joachim Wtewael vooral Bijbelse voorstellingen. Frans Hals en Govert Flinck maakten vooral portretten en Jan van Goyen en Jacob van Ruisdael waren specialist in het neerzetten van een landschap.      Rembrandt beheerste meerdere genres. Wij kennen hem natuurlijk allemaal van zijn Nachtwacht en zijn portretten, maar hij was ook meester in het schilderen van Bijbelse en mythologische thema’s, genrestukken (voorstellingen uit het dagelijks leven), historische taferelen en dierstudies. Naast schilder was hij ook een ongeëvenaard graficus, wat blijkt uit zijn vele etsen.   

Rembrandt van Rijn is binnen ‘Hollandse Meesters’ ruim vertegenwoordigd. Zes van zijn schilderijen prijken aan de wand van wat Marlies Kleiterp (hoofd tentoonstellingen) het ‘Rembrandtplein’ noemt. Het schilderij dat mij in deze zaal het meest opvalt is Flora, oftewel Saskia, zijn vrouw, in de hoedanigheid van deze Romeinse godin van de planten, bloemen en de vruchtbaarheid.     

Flora, Rembrandt van Rijn (1634)

Rembrandt hoopt kinderen te krijgen met zijn kersverse bruid, zoveel is duidelijk. Hij heeft zijn uiterste best gedaan om Saskia zo mooi mogelijk te schilderen. De stoffen die ze draagt, het goud, de bloemen… ze zijn haast tastbaar. Hij weet op het moment van schilderen nog niet dat van de vier kinderen die hij samen met Saskia zal krijgen, er drie zeer jong zullen overlijden. Ook Saskia wordt niet erg oud: ze sterft nog voor haar dertigste aan tuberculose.

Op de tentoonstelling hangen verder onder andere werken van Gerard Dou, Isaac van Ostade, Gerard ter Borch, Jan Steen en Govert Flinck. Ik kan beter opschrijven wie niet van de partij is!

Erg leuk vind ik het schilderij Gezicht op het stadhuis in Amsterdam van Gerrit Berkheyde. Als Amsterdammer weten we allemaal hoe omgeving van het Paleis op de Dam er vandaag de dag uitziet. Aan de voorzijde, maar ook aan de achterzijde. Op het schilderij van Berkheyde is te zien hoe het paleis (toen nog stadhuis) er in 1670 bijstond. Er liep in die tijd een gracht achter het stadhuis langs, die inmiddels is gedempt. Het was er vast heel rustig, zonder het geluid van voorbijrazende auto’s en bellende trams. Aan het gebouw is niet veel veranderd, en nog altijd staat Atlas met de wereld op zijn schouders: onvermoeibaar.  

Gezicht op het stadhuis in Amsterdam, Gerrit Berkheyde (1670)

De straf van een jager van Paulus Potter is haast een stripverhaal. We zien jachtimpressies, waarin de rollen uiteindelijk zijn omgedraaid: de dieren jagen op de mens. Potter schilderde het als waarschuwing aan prins Johan Maurits. “Wees voorzichtig met het volk, anders maakt het volk jou een kopje kleiner”.

De taferelen aan de buitenrand tonen uiteenlopende jachtscènes waarbij steeds andere dieren het doelwit van de jager vormen. Verder zijn een Bijbels en een mythologisch verhaal te zien: het verhaal van St. Hubertus, waarin de jagende Hubertus gewaarschuwd wordt door een ‘heilig hert’ en de mythe waarin de naakte Diana wordt bespieden door de jager Acteon, en hem voor straf in een hert verandert.

De twee scenes in het midden tonen de terechtstelling van de jager en zijn handlangers: zijn honden. Er wachten hen gruwelijke straffen. De wraak is van de gezichten van de dieren af te lezen, Potter heeft bijzonder zijn best gedaan op het uitbeelden van emotie.  

De straf van een jager, Paulus Potter (1647)


Schuin voor het schilderij van Potter, staan twee vazen met daarop reproducties van taferelen uit De straf van een jager. Deze werden in 1830 door de Keizerlijke Porseleinfabriek vervaardigd. 

Vaas met tafereel uit ‘De straf van een jager’.

Hoe zijn al deze werken nou ooit in Rusland terechtgekomen? De Hollandse schilderijen waren uitermate populair bij de Russische tsaren. Zij vonden vooral de manier waarop het ‘echte leven’ in beeld werd gebracht aantrekkelijk. Ze bewonderden de details en de kleurnuances. Soms hadden ze in het bijzonder liefde voor een bepaald genre. Tsaar Peter de Grote bijvoorbeeld, was erg geïnteresseerd in afbeeldingen van schepen en de zee. Hij vond ze prachtig, maar gebruikte ze ook als voorbeeld bij het bouwen van zijn vloot.

Vandaag de dag zijn de Russen nog steeds liefhebber van de Hollandse meesterwerken. Cathelijne Broers (directeur Hermitage Amsterdam): “Russische kinderen leren op school nog steeds gedichten over de Hollandse meesters uit het hoofd”. En op maandag komen studenten van kunstacademies naar De Hermitage in St. Petersburg toe om de Hollandse meesters te kopiëren.  

Ik had het enorme geluk de tentoonstelling te mogen bezoeken tijdens een perspresentatie. Het was erg rustig in de Hermitage en ik kon bijvoorbeeld vijf minuten lang ongestoord van Flora genieten. De komende maanden zal het waarschijnlijk drukker zijn in het museum, dat dan met tijdsloten zal gaan werken. Het is slim om ruim van tevoren je kaartje te reserveren. 

Onze logeetjes laten in St. Petersburg een groot gat achter. Irina Sokolova, hoofd van de afdeling Hollandse Kunst aldaar, heeft er een flinke klus aan: “er moet een enorme lagune worden opgevuld met vazen, mozaïeken en reproducties. Maar ik ben er trots op dat de werken in Amsterdam worden getoond. Het laat zien dat de beide Hermitages onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden”.

Een aanrader bij deze tentoonstelling is de audiotour, vanuit het hart ingesproken door kunsthistoricus Jan Six en historiejournalist Geert Mak. Nagenieten doe je met de schitterende catalogus, voor 29,95 verkrijgbaar in de museumwinkel

Hollandse Meesters uit de Hermitage
Tot en met 27 mei 2018
Hermitage Amsterdam
Amstel 51, Amsterdam