Een meesterwerk in De Nieuwe Kerk Amsterdam: Aartsengel Michaël van Luca Giordano

Een blonde jongeman balanceert op zijn rechterbeen, alsof hij een sierlijke danspas maakt. Zijn blik is gefocust omlaag gericht, maar zijn verfijnde gezicht is ontspannen. Hij heeft een gezonde blos op zijn wangen en zijn glanzende lange krullen wippen speels omhoog. De blauwe tuniek dat hij draagt zit strak om zijn torso gespannen, zodat we goed kunnen zien hoe gespierd hij is. Zijn wimpers zijn lang en – niet onbelangrijk – hij heeft twee vleugels op zijn rug. Het gaat hier om de aartsengel Michaël, die bezig is een ferme daad te verrichten. Het punt waar hij zo geconcentreerd naar kijkt is de borst van zijn tegenstander, waarin hij zojuist een speer heeft gepriemd. Het slachtoffer, een gevallen engel, schreeuwt het uit. Op ooghoogte van de aanschouwer bevindt zich zijn wijd opengesperde mond. Niet te missen.  Even daarnaast zien we, mooi uitgelicht, hoe de punt van de speer zijn huid doorboort: het bloed spuit eruit! Deze gespietste engel is niet de enige die het zwaar heeft. Links van hem steekt een man wanhopig zijn arm omhoog. Een slang kronkelt zich eromheen en laat dreigend zijn tanden zien. Tegen de achtergrond, een gloeiend hellevuur, zien we een derde persoon wanhopig een arm heffen. Van een vierde persoon, rechts in beeld, zien we alleen een been en een voet met viezige lange nagels. Of de ellende nog niet groot genoeg is verschijnt er een hongerige hellehond met bloeddoorlopen ogen ten tonele.  

Het is de heren hun verdiende loon. Althans, volgens de opdrachtgever van dit schilderij – Aartsengel Michael – dat rond 1663 door de Napolitaanse schilder Luca Giordano werd vervaardigd. Het is dan de tijd van de Contrareformatie. Een periode waarbinnen de Rooms-Katholieke-Kerk naarstig haar best doet de zieltjes die zij ten tijde van de sobere Reformatie is kwijtgeraakt terug te winnen. Zij slaagt daarin door kerkinterieurs voor het publiek zo aantrekkelijk mogelijk te maken, door middel van dramatisch beeldhouwwerk, overvolle plafondfresco’s en meeslepende altaarstukken als dat van Giordano. De uitbundige stijl waarin dit alles plaatsvindt noemen we de Barok.   

Luca Giordano schilderde zo’n altaarstuk naar gezegd binnen 24 uur. Waanzinnig snel! Zijn bijnaam was dan ook ‘Luca-Fa-Presto’: Luca-gaat-snel. Voor een plafondschildering nam hij iets langer de tijd, namelijk twee dagen. Hij was een echte Barok-schilder, en de ‘Aartsengel Michaël’ is een typisch Barok-schilderij: de nadrukkelijke diagonalen en luchtige kwaststreken geven het werk de suggestie van beweging. Het theatrale licht-donkercontrast, de hevige gebaren en de extreme gezichtsuitdrukking van de gevallen engelen maken het werk dramatisch. Inspiratie voor dit altaarstuk deed hij op in het werk van collega Guido Reni, die hetzelfde thema al eens op vergelijkbare wijze verbeeldde. In meer algemene zin deed Giordano onder andere inspiratie op bij Titiaan – van hem leerde hoe hij een verhalenverteller moest zijn, bij Caravaggio – de koning van het licht/donkercontrast en bij Rembrandt – van wie hij de kunst van de luchtige kwaststreken en het uitbeelden van religieuze verhalen afkeek.  

De vingervlugge Giordano had zeker niet alleen opdrachtgevers binnen de kerk. Ook de Spaanse koning behoorde tot zijn clientèle. Voor een minder elitair publiek haalde hij zijn neus ook niet op. Aan zijn werk hing hij in dat geval een ander prijskaartje. Zoals hij zelf zei: “Ik schilder met een gouden, zilveren en bronzen kwast.” Zijn veelzijdigheid legde hem geen windeieren, maar vakgenoten vonden hem vaak te commercieel.    Het is in zekere zin opmerkelijk dat dit schilderij uit de Contrareformatie wordt getoond in De Nieuwe Kerk, een kerk die vanaf de zestiende eeuw juist Protestants is. Aartsengel Michaël is het is het achtste meesterwerk dat op deze plek valt te bewonderen. Eerder werd hier onder andere werk van Francis Bacon, Andy Warhol, Bill Viola en Jeff Koons getoond. Over laatstgenoemde, extra bijzonder omdat zijn werk op de laatste dag van de expositie sneuvelde, schreef ik vorig jaar een blog.  

De Nieuwe Kerk heeft er dit keer voor gekozen om het gehele gebouw bij de tentoonstelling te betrekken. Nadat het meesterwerk is bekeken, kan men met behulp van een audiotour op zoek naar de tientallen engelen die de kerk al eeuwen bewonen. Erg leuk voor de jongsten onder ons, maar ook voor volwassenen!   Ontvlucht voor een half uurtje de hectiek van de binnenstad, zet de audiotour aan, en schrijd onder begeleiding van heroïsche muziek over de purperen loper (onderdeel van een prachtig theatraal ontwerp van Tatyana van Walsum) naar het altaar.   

Het meesterwerk ‘Aartsengel Michaël’ is tot en met 7 april te zien in De Nieuwe Kerk Amsterdam
Tijdens de tentoonstelling vindt een aantal bijbehorende activiteiten plaats, zoals lezingen en orgelconcerten. Het programma is te vinden op de website van De Nieuwe Kerk.

Het Rembrandtjaar 2019: ‘Alle Rembrandts’ in Het Rijksmuseum.

Een Instagrammer avant la lettre, zo wordt Rembrandt van Rijn getypeerd door kunsthistoricus Erik Hinterding, één van de makers van de nieuwste tentoonstelling van het Rijksmuseum. “Rembrandt liet heel veel van zichzelf zien. Hij maakte niet alleen tientallen selfies, als oefening om het portretschilderen en -etsen goed in de vingers te krijgen, maar gebruikte ook zijn omgeving als slachtoffer. Vrienden, buren, zijn ouders… maar ook zijn echtgenote Saskia in de slaapkamer”. Rembrandt kende weinig gêne en was niet te stoppen. Van het omvangrijke oeuvre dat hij bij elkaar etste, tekende en schilderde bezit het Rijksmuseum er het meest. En voor het eerst in de geschiedenis toont het al deze schatten aan het publiek in de tentoonstelling Alle Rembrandts.   

Rembrandt was anders dan zijn tijdgenoten. Zijn waanzinnig verfijnde techniek zette hij niet in om gelikte plaatjes te schilderen, maar om de rauwe werkelijkheid op doek of papier te vangen. Echte mensen: soms vol vreugde, een andere keer verdrietig, en altijd inclusief hun imperfecties.   

De carrière van Rembrandt ging van start in zijn geboorteplaats Leiden, waar hij in 1612 op vijftienjarige leeftijd voor drie jaar in de leer ging bij schilder Jacob Isaacz van Swanenburg. Na nog een half jaar de kunst te hebben afgekeken bij Pieter Lastman, richtte hij zijn eigen werkplaats op. Zoals gebruikelijk was in de zeventiende eeuw, waren in de vroege werken van Rembrandt zeker elementen van zijn leermeester te ontdekken. Maar al snel werd duidelijk dat hij ervoor koos vooral zijn eigen koers te varen.   

De man op het schilderij ‘Buste van een man in Oosterse kleding’ (1635) is waarschijnlijk de vader van Rembrandt

In het eerste deel van de tentoonstelling Alle Rembrandts is te zien hoe goed Rembrandt kon observeren. Talloze pentekeningen, etsjes en schilderijtjes tonen gedetailleerde gezichtsuitdrukkingen en lichaamshoudingen van Rembrandt zelf, zijn familieleden, en mensen op straat. Veel van de expressieve koppen zijn in latere monumentale  schilderijen van Rembrandt terug te herkennen. Zo is de Buste van een man in Oosterse kleding (1635) naar alle waarschijnlijkheid gebaseerd op een studie van zijn vader. Erg vermakelijk zijn de portretjes waarvoor Rembrandt in de spiegel poseerde: lachend, fronsend, met opengesperde ogen en met open mond. 

‘Jonge vrouw, zittend bij een raam’, 1638

Zijn verhalende schilderijen, vaak met een Bijbels thema, komen in het tweede gedeelte van de tentoonstelling aan bod. Zoals in het aandoenlijke Tobit en Anna met het bokje (1626), dat gezien wordt als het eerste meesterwerk van Rembrandt. Anna, die de kost verdient, krijgt op een dag als bonus een bokje mee naar huis. Haar blinde echtgenoot, de vrome Israëliet Tobit denkt aanvankelijk dat Anna het dier gestolen heeft, waarop hij haar vals beschuldigt. Het moment waarop hij inziet dat hij fout zit, heeft Rembrandt in dit schilderij weten te vangen. Als aanschouwer hoeven we ons niet af te vragen hoe het echtpaar zich voelt: de spijt van Tobit en de verontwaardiging van Anna spatten van het doek. Maar er is meer: het gebroken ruitje en het bladderende pleisterwerk op de achtergrond verraden dat Tobit en Anna het niet breed hebben. Ooit was dat wel het geval: we kunnen dat zien aan de mantel van Tobit: deze is vies, maar wél van bont. Het contrast tussen licht en donker benadrukken het dramatische, zoals we dat ook uit het theater kennen.  

Detail van ‘Tobit en Anna met het bokje’, ca. 1626

Drama treffen we ook in de ets De Engel verschijnt aan de herders (1634).  Rembrandt snapte dat het lied ‘De herdertjes lagen bij nacht in het veld en daar hoorden ze engelen zingen’ een toch wat al te ingetogen vertolking was van wat de herders rond de geboorte van het kindeke Jezus overkwam. Want hoe reageer je als de hemel opensplijt en een aantal helverlichte vreemde figuren je van bovenaf begint toe te spreken? Juist: je schrikt je een ongeluk! De herders in de ets van Rembrandt deinzen dan ook geschrokken achteruit, tuimelen omver of rennen weg. De koeien en schapen doen hetzelfde.   

Detail van ‘De engel verschijnt aan de herders’, 1634

Om deze tentoonstelling goed te kunnen beleven, moet je echt de tijd nemen. Even snel afvinken is er bij Alle Rembrandts niet bij. Vanwege de omvang, maar vooral vanwege de minutieuze etsjes, die het verdienen om er met je neus op te staan en heel goed te kijken!    Een suppoost verzucht: “Het is razend knap wat die Rembrandt heeft geflikt, maar voor ons wordt het de komende tijd opletten geblazen”.    Alle Rembrandts is alweer de vijfde tentoonstelling in Nederland die in het teken staat van het Rembrandtjaar 2019. Er zullen er nog zeven volgen. Krijgen we dan nooit genoeg van Rembrandt? Directeur Taco Dibbits haalt een citaat van kunsthistoricus Simon Schama aan: “Is it possible to have too much Rembrandt? Can you have too much love, wisdom, fine weather? No, you can’t.”

Tickets voor de tentoonstelling zijn te koop via de website van het Rijksmuseum en worden per tijdblok verkocht. En heel fijn: er geldt geen toeslag op de reguliere prijs voor een museumticket, ook niet voor houders van de Museumjaarkaart

Er is een publicatie bij ‘Alle Rembrandts’ verschenen in de vorm van een meeslepende biografie. Deze kost € 25.
ISBN 978-94-6208-474-2