Twee heethoofden met gouden handjes: Caravaggio – Bernini in Het Rijksmuseum

De kunstenaars van de Italiaanse Barok pakten flink uit. Waar hun voorgangers uit de Renaissance nadruk legden op perfecte verhoudingen van het menselijk lichaam en symmetrie, kozen zij voor wilde diagonale composities en dramatische licht-donkercontrasten, mooi gezegd het ‘chiaroscuro’. Kunst draaide om gevoel, drama en actie.  Zowel beeldhouwwerken als schilderijen lijken midden in de beweging te zijn stilgezet, alsof het tafereel zich na een simpele Tita Tovenaar-handklap weer voort kan zetten. 

De uitbundige vormgeving beperkt zich niet tot beeldhouwwerk en schilderijen, vaak ten dienste van de kerk gemaakt: ook de architectuur is uitbundig: tympaantjes en guirlandes sieren de – ook al golvende – gevels, en bij de overdadige interieurs verbleekt de gemiddelde Efteling-attractie. Geen wonder dat het publiek dat aanvankelijk van de Roomse kerk was overgelopen naar de Protestanten, in de loop van de zeventiende eeuw likkebaardend terugkeerde: een marketingstunt van jewelste!

Over twee van de allergrootsten uit deze periode is vanaf 14 februari een tentoonstelling te zien in Het Rijksmuseum. 

‘Caravaggio – Bernini’ opent met twee hoogtepunten. ‘Medusa’ en ‘Narcissus’. Beide bekende figuren uit de klassieke mythologie. 

Medusa had als kapsel een nest met kronkelende slangen. Eerder veroordeelde de godin Athena haar tot deze monsterlijke verschijning, omdat Medusa seks gehad zou hebben in haar heilige tempel. Medusa stond er vanaf dat moment om bekend eenieder die haar recht aankeek te doen verstenen. Uiteindelijk maakte de held Perseus haar een kopje kleiner nadat hij haar voorzichtig via haar weerspiegeling in zijn schild benaderde. Bernini heeft het moment vastgelegd waarop Medusa de straf van Athena ondergaat: de afschuw en verontwaardiging zijn duidelijk van haar gezicht af te lezen. 

De jonge Narcissus werd verliefd op zijn eigen spiegelbeeld, toen hij zich op een dag voorover boog bij een heldere vijver. Na wanhopige pogingen zichzelf aan te raken, kwijnde hij uiteindelijk weg. Caravaggio heeft de ongelukkige jongeman theatraal aangelicht op het doek gezet, en vangt daarmee het moment waarop Narcissus met zijn linkerhand het spiegelgladde wateroppervlak doorbreekt. 

De diagonale composities die zo ruimschoots binnen het werk van Caravaggio en Bernini zijn vertegenwoordigd, inspireerden de ontwerpers van deze tentoonstelling. De plattegrond is speels en zorgt voor fraaie doorkijkjes, al is het twijfelachtig of deze bij te verwachten aantal bezoekers volledig tot hun recht zullen komen. 

De twee meesters waren sowieso een bron van inspiratie, waarvoor ook aandacht is binnen deze tentoonstelling. Nabootsers van het werk van Caravaggio werden Caravaggisten genoemd, waaronder onze eigen Gerard van Honthorst en Hendrick ter Brugghen. In ‘Jonge vrouw die een luit stemt’ laat ter Brugghen zien hoe hij het kunstje met licht en donker van Caravaggio heeft afgekeken. Voordat hij dit schilderij maakte was hij op studiereis naar Rome geweest. 

Niet alleen de vormgevingsaspecten in het werk van Caravaggio werden nagebootst, ook de thema’s die hij behandelde werden gretig overgenomen. 

Zo is daar de ‘David met het hoofd van Goliath’, in 1599 geschilderd door Caravaggio, en in 1616 door de Fransman Valentin de Boulogne. Het exemplaar van Caravaggio is helaas niet te zien op deze tentoonstelling, maar er wordt van gezegd dat de schilder zich vereenzelvigde met de kop van de reus, die één en al ellende uitstraalt, misschien nog wel meer dan in het werk van de Boulogne. Op het moment van schilderen verkeerde Caravaggio in ballingschap, nadat hij in een straatgevecht een man had gedood. In Rome was hij niet langer welkom en hing hem zelfs de doodstraf boven het hoofd. Het moest er eens van komen. Met zijn opvliegende karakter had de schilder zichzelf al veel vaker in de nesten gewerkt en zijn reputatie was allesbehalve vriendelijk te noemen. 

Ook Bernini was niet het geduld zelve. Toen hij vermoedde dat zijn jongere broer Luigi was vreemdgegaan met zijn geliefde Costanza (die overigens al met een ander was getrouwd) bedreigde hij hem met de dood. Het mooie gezicht van Costanza liet hij door één van zijn assistenten bewerken met een scheermes. Heetgebakerd als hij kon zijn: hij haalde ergens het engelengeduld vandaan om uitermate verfijnd werk te maken. Aardig weetje is dat hij één van zijn beeldhouwwerken, te zien in de Santa Prassede in Rome, naar zeggen al vervaardigde toen hij pas tien jaar oud was. Het oogt bepaald niet als een knutselwerkje uit groep 7. We hebben hier echt met een virtuoos te maken!

Dat blijkt ook uit de andere sculpturen die zien zijn in Het Rijksmuseum, zoals het ontwerp voor de ‘Tritonfontein’ op het Piazza Navona in Roma, en een levensechte sculptuur van een gewonde Sint Sebastiaan, die hij overigens ook op jonge leeftijd maakte: hij was 19 jaar. 

Niet zozeer navolgelingen, maar wel stijlgenoten van Bernini waren onder Francesco Mochi en Alessandro Algardi, van wie een schitterend opgesteld zwart-marmeren beeld genaamd ‘Sonno’ (Slaap) te zien is. 

Veel van het werk in de tentoonstelling is Rome-gerelateerd. In de natuurlijke habitat van deze warmbloedige stad komen de verwondering (meraviglia), levendigheid (vivezza), beweging (moto), scherts (scherzo) enafschuw (terribilità) van deze kunstenaars uiteraard nóg beter tot hun recht. Bovendien is veel van het meest indrukwekkende werk niet verplaatsbaar omdat het deel uitmaakt van fonteinen en kapellen. Uiteraard met alle respect voor Het Rijksmuseum, dat met deze heerlijke tentoonstelling absoluut een bijdrage levert aan het verdrijven van de winterblues. 

‘Caravaggio – Bernini’ is te zien tot en met 7 juni in de Philipsvleugel van Het Rijksmuseum. Er is een audiotour vol mooie verhalen en verrassende eye-openers beschikbaar voor 5 euro. Deze is ook gratis te downloaden in de Rijksmuseum-app.

Zomertentoonstelling: Van Gogh en de Zonnebloemen

Wie kent ze niet: De Zonnebloemen van Vincent van Gogh? Het lijkt wellicht wat overbodig om een speciale tentoonstelling te wijden aan een thema dat al talloze keren in het middelpunt van de belangstelling heeft gestaan. Vrijwel iedereen heeft ze wel één of meerdere keren mogen bewonderen, al dan niet verplicht tijdens de museumlessen in groep acht. En ze zijn gewoon te zien binnen de vaste collectie!

Uiteraard besloten de mensen van het Van Gogh Museum niet zomaar tot het samenstellen van de zomertentoonstelling Van Gogh en de Zonnebloemen. De ondertitel luidt dan ook Een meesterwerk onderzocht

Vincent van Gogh heeft van kinds af aan een enorme liefde voor de natuur. Hij is veel buiten en als hij op 27-jarige leeftijd begint met schilderen zijn landschappen zijn favoriete onderwerp. Hij richt zich dan nog niet specifiek op bloemen, dat komt later.

Nadat Vincent zes jaar vooral in zijn geboorteplaats Nuenen heeft geschilderd besluit hij zijn geluk te beproeven in Parijs, op dat moment the place to be voor kunstenaars. Tijdens de tweede zomer die hij in de Franse hoofdstad doorbrengt ontdekt hij in de moestuinen van Montmartre de tournesols: de zonnebloemen. Ze zijn dan nog niet echt het hoofdonderwerp in zijn werk, maar ze spelen wel een belangrijke rol. 

Die rol voelt van het begin af aan positief. Vincent van Gogh beschrijft ze in zijn brieven dan ook als symbool van dankbaarheid. In Moestuin met zonnebloemlijkt een enorm exemplaar een oude dame in haar tuintje gezelschap te houden. Bijna beschermend buigt de reuzenbloem een beetje over haar heen. De vrouw wendt zich naar de bloem, alsof de twee een conversatie met elkaar aangaan.

n 1887 tekent hij het Schuurtje met zonnebloemen. In de tekening, in potlood pen en inkt zijn op de achtergrond de grauwe buitenwijken van Parijs te zien, bebouwd met fabrieken. De zonnebloemen die op de voorgrond tegen het schuurtje staan, geven bijna letterlijk licht: als zonnetjes die het grijs verdrijven.

‘Schuurtje met Zonnebloemen’, 1887

Er zou nog heel wat grijs te verdrijven zijn in het korte leven van Vincent, en misschien was hij de bloemen daarom wel zo dankbaar.

In 1888 is Vincent van Gogh moe van het drukke stadsleven en verhuist hij naar Arles, op het Franse platteland. Hij heeft inmiddels vrienden gemaakt onder een aantal succesvolle kunstenaars, zoals Henri de Toulouse Lautrec, Emile Bernard en Paul Gauguin. Laatstgenoemde nodigt hij uit om naar zijn atelier te komen, om vervolgens samen een kunstenaarskolonie te stichten.

Op de voorgrond: ‘Het gele Huis’, 1888

Nadat Vincent zijn uitnodiging naar Gauguin heeft verzonden, zet hij alles op alles om een goede indruk om hem te maken. In afwachting van zijn komst schildert hij er flink op los, en als zijn schildervriend arriveert hangt het gele huis waarin hij hem ontvangt vol nieuw werk, waaronder vier schilderijen van zonnebloemen. 

Hij krijgt het respect waar hij zo naar verlangt. Gauguin geeft aan een aantal schilderijen ‘echt mooi’ te vinden, en als tastbaar bewijs hiervan schildert hij een portret van Vincent van Gogh, waarop hij een vaas met zonnebloemen aan het schilderen is: hij erkent zijn vriend hiermee als kunstenaar. In deze verbeelding valt ook enige kritiek te bespeuren. Vincent schildert de bloemen na, hij werkt naar de waarneming. Gauguin was van mening dat schilderen naar de verbeelding, zoals hij zelf deed, een nog hoger goed was!

Op een kwade dag in december 1888 krijgen Vincent van Gogh en Paul Gauguin ruzie. Vincent raakt daarop in een psychose en snijdt een deel van zijn oor af. Gauguin vertrekt, en van Gogh wordt opgenomen in het ziekenhuis.

Als Vincent weer terug is in het gele huis vraagt hij Gauguin in een brief of ze nog wel vrienden zijn, waarop Gauguin hem geruststelt en direct vraagt om één van de mooiste zonnebloem-schilderijen: die met de gele achtergrond. Omdat dat wat hem betreft ‘typisch Vincent’ is, en hij dat graag dichtbij wil hebben. Vincent gaat niet direct in op dit enigszins opportunistische verzoek, maar overlegt eerst met zijn broer: kunsthandelaar Theo. Omdat Vincent moeilijk afstand kan doen van het gewenste schilderij schildert hij een nieuwe versie, die hij niet zomaar aan Gauguin cadeau doet, maar ruilt voor een ander schilderij.

Het nieuwe schilderij dat Paul Gauguin ontvangt, is het schilderij dat nu, bijna 130 jaar later, binnen deze tentoonstelling in het Van Gogh Museum centraal staat!

Een onderzoeksteam onder leiding van Ella Hendriks heeft het schilderij de afgelopen jaren onder de loep genomen om uit te zoeken op welke wijze Vincent van Gogh te werk is gegaan, en om vast te stellen wat er sinds die tijd aan het schilderij is veranderd. Een aantal restauraties uit het verleden heeft zijn sporen nagelaten. Bovendien zijn de lichtgevoelige pigmenten in de loop der jaren van kleur verschoten. Na het doen van een aantal verftests is de verlichting van het museum aangepast naar een minder sterkere lichtintensiteit.

Met speciale röntgenapparatuur is nagegaan wat voor verdere stappen ondernomen moeten worden om het werk zo goed mogelijk te conserveren. Dit is naast de kwaliteit van de pigmenten afhankelijk van de weefdichtheid van het doek waarop is geschilderd. Men weet inmiddels precies welke schilderijen van Vincent van Gogh op linnen van dezelfde rol zijn geschilderd!

Een belangrijke conclusie van het onderzoek duidt, dat de conditie van deze Zonnebloemen ‘stabiel maar kwetsbaar’ is. Er is geen reden tot grote zorgen, maar om verdere achteruitgang te voorkomen, is besloten dat het niet meer uitgeleend mag worden aan andere musea. Het schilderij blijft voortaan veilig thuis in Amsterdam.

In deze tentoonstelling is het niet alleen van de voorkant, maar ook van de achterkant te zien. Dat is om de volgende reden interessant:

Het extra latje van Vincent.

Wanneer Vincent bezig is met zijn schilderij, komt hij erachter dat de bovenkant van de bloemen bijna tot bovenaan het kader komen. Dit stemt hem niet tevreden. Blijkbaar ziet hij het niet zitten om de schildering dusdanig aan te passen dat er meer ruimte boven de bloemen ontstaat. Hierop besluit hij het vlak waarop hij werkt te verlengen. Hij timmert een extra latje bovenop het raamwerk van het doek, vult de ruimte tussen het extra latje en het raamwerk op, en schildert over het latje heen. Nu we dit knutselwerkje (met duidelijk zichtbaar de spijkers die van Gogh er eigenhandig heeft ingeslagen) met eigen ogen kunnen aanschouwen is de horizontale naad bovenaan het schilderij ineens opvallender dan ooit. Maar ineens is het mooi: er zit een goed verhaal achter.

Na het schilderen van de zonnebloemen voor Gauguin maakt Vincent nog een aantal mentaal zeer zware perioden door. Slechts twee jaar later, op 37-jarige leeftijd komt er een tragisch einde aan zijn leven.

De portretten door Isaac Israëls

Terwijl van Gogh tijdens zijn leven nauwelijks iets verkoopt, neemt de interesse voor zijn werk kort na zijn dood snel toe. De weduwe van zijn broer Theo, Jo van Gogh- Bongers doet er veel aan om het werk onder de aandacht te brengen. Eén van de laatste schilderijen die ze verkoopt is het schilderij met de gele achtergrond, waarop Gauguin oorspronkelijk zijn zinnen had gezet. Schilder Isaac Israëls is weg van het werk, maar mag het niet kopen. Wel mag hij het twee keer lenen. Hij gebruikt het dan als achtergrond voor een aantal vrouwenportretten, die ook in de tentoonstelling te zien zijn. Uiteindelijk verkoopt Jo van Gogh-Bongers het schilderij aan The National Gallery in Londen. 

Alweer zonnebloemen? Ja alweer! Ze blijven namelijk interessant!
Van Gogh en de Zonnebloemen
Tot en met 1 September 2019
Van Gogh Museum
Amsterdam

Hockney en Van Gogh in het van Goghmuseum

Als jij en ik nog op één oor liggen, springt ergens aan de Oostkust van Engeland een hoogbejaarde man zijn bed uit om aan de slag te gaan: het doek wacht en “het licht is om zes uur ’s morgens zo mooi”, zo vertelt kunstenaar David Hockney vorig jaar in een documentaire ter ere van zijn tachtigste verjaardag. Hockney schildert uren achtereen, iedere dag weer. Af en toe onderbreekt hij zijn artistieke activiteit voor het roken van een sigaret. Aan hoe slecht dat voor zijn lijf is wil hij niet denken, hij breekt zijn hoofd liever over kunst. Binnenkort vertrekt hij naar Frankrijk, om vanuit een nieuw perspectief, en met ander licht te kunnen werken. Eerder werkte hij jarenlang in Los Angeles. Hockney raakt niet uitgekeken en uit-geëxperimenteerd.   

Het is geen toeval dat er een tentoonstelling ontstond waarbinnen een link werd gelegd tussen de productieve David Hockney en Vincent van Gogh, die weliswaar pas op latere leeftijd ging schilderen, maar vervolgens het doek met vergelijkbare ijver en enthousiasme te lijf ging. Van Gogh was net zomin te stoppen, experimenteerde met net zoveel geestdrift, en was net als Hockney, continu op zoek naar de beste plek om te kunnen werken. Eerst was dat Nuenen, later Parijs, en tot slot het meer zuidelijk gelegen Arles. Tijdens het schilderen rookte hij pijp, waarvan destijds minder bekend was hoe ongezond dat was, maar zou van Gogh er weet van gehad hebben, had het hem net als Hockney waarschijnlijk geen bal kunnen schelen. Ook het leven van Vincent van Gogh draaide om kunst, en niets anders dan dat.  

Er zijn meer overeenkomsten: als van Gogh op 27-jarige leeftijd begint met schilderen, probeert hij zich aanvankelijk nog aan te passen aan de heersende academische traditie. Dit betekent dat hij in zijn werk gebruik maakt van lijnperspectief en realistische kleuren. In de loop der tijd laat hij steeds meer zijn gevoel spreken, en worden zijn schilderijen eerder een verbeelding van zijn innerlijke wereld, in plaats van een objectief venster op de werkelijkheid.  

Ook de klassiek opgeleide Hockney verbeeldt de wereld in eerste instantie volgens de regels die hij aangeleerd heeft gekregen, maar na verloop van tijd ontdekt hij dat er meer is. Hij ontworstelt zich aan het academische keurslijf en begint eindeloos te experimenteren met de mogelijkheden die zich dan ontpoppen: ruimte, kleur, standpunten en materiaal: Hockney keert alles binnenstebuiten. Dit leidt tot net zulk verrassend en verfrissend werk als dat van Vincent van Gogh: Hockney verveelt zich nooit en verveelt ons nooit.   

Het zal je niet verbazen dat een belangrijke inspiratiebron die Hockney ertoe bracht om los te breken uit zijn ‘tunnelvisie’ dan ook diezelfde van Gogh was waar hij ons aan doet denken. Aan het einde van de jaren zeventig verkeert hij enige tijd in een impasse. Na het bestuderen van de kleurrijke, met emotie doorspekte van Gogh-schilderijen, hervindt David Hockney zijn plezier in het creëren.   In het in de tentoonstellingscatalogus opgenomen interview zegt hij: “Van Gogh had een ongekend heldere blik. Je ziet in zijn schilderijen heel goed de ruimte die erin besloten ligt”.  

In de tentoonstelling is de vergelijking tussen van Gogh en Hockney heel goed zichtbaar. Door de werken van beide kunstenaars strategisch in dezelfde ruimte op te stellen, wordt in één oogopslag duidelijk hoezeer Hockney zich heeft laten inspireren. Net als van Gogh raakt hij niet uitgekeken op de natuur, die constant aan verandering onderhevig is. Vooral de lente maakt indruk: “Het is dan alsof de natuur een erectie heeft, en is overgoten met champagne”, zegt hij in de mini-documentaire die speciaal voor deze tentoonstelling werd gemaakt. Ook speciaal voor deze tentoonstelling, maakte fotografe Rineke Dijkstra een portret van David Hockney. Voor wie zijn 82 portretten van bekenden, poserend op een stoel kent (niet binnen deze tentoonstelling aanwezig), is het niet moeilijk de overeenkomst hiermee te zien.   

Er zijn niet alleen schilderijen te zien in het van Goghmuseum. Fascinerend is de installatie waarin een bos in vier seizoenen te zien is, opgedeeld in negen schermen. Hockney filmde het bos met negen camera’s in een grid geplaatst, waardoor we één beeld, lichtjes bewegend, vanuit negen standpunten kunnen bekijken. Het is lastig schriftelijk uit te leggen, je moet het zien. En voelen: ik werd er zelf een beetje zeeziek van.  

In de bovenzaal zijn prints van Hockney’s Ipad-tekeningen te zien. En een uitgeklapte reproductie van het laantje van Hobbema. De eindeloze productie van Hockney verveelt niet: steeds weer biedt hij een ander gezichtspunt. Steeds weer nodigt hij ons uit tot anders kijken. Hockney is, met zijn wijdse blik, op zijn beurt nu ontzettend inspirerend. Wie zelf graag tekent en schildert zal de handen na het bezoeken van deze tentoonstelling voelen jeuken.   Alvast warmlopen voor deze tentoonstelling kun je in minder dan dertig seconden, via onderstaand filmpje dat ik maakte.  

De eerder aangehaalde publicatie die bij deze tentoonstelling is verschenen zet zowel Vincent van Gogh en David Hockney in kunsthistorisch perspectief. Deze is te koop voor € 29,95 en zowel in het Nederlands als in het Engels beschikbaar.

Hockney – van Gogh. The Joy of Nature. Tot en met 26 mei in het van Goghmuseum, Amsterdam.          

Gaudí en de Amsterdamse School

In 1988, tijdens de Barcelona-reis met VWO 4, bezocht ik de Sagrada Familia voor het eerst. Een vreemde gewaarwording. De plek waar later het middenschip van de basiliek zou komen was nog onoverdekt en er stond een joekel van een hijskraan, terwijl één van de slakkenhuisvormige torens al beklommen kon worden!

Bijna dertig jaar later was ik er weer. Het gebouw was nog niet helemaal voltooid, maar inmiddels wel overdekt en indrukwekkend mooi gedecoreerd.

Antoni Gaudí (1852-1926) kreeg in 1883 de opdracht om de bouw van een basiliek die toen reeds onder prille constructie was, voort te zetten. Francisco de Paula del Villar die de bouw was begonnen had ruzie gekregen met de opdrachtgever, waarna hun wegen zich scheidden. Na het voltooien van de crypte, in neo-gotische stijl, besloot Gaudí het helemaal anders te gaan doen. Geïnspireerd door vormen uit de natuur en niet verstoken van ambitie ontwikkelde hij een aantal maquettes die uitgangspunt moesten zijn voor zijn levenswerk: een enorm bouwwerk, opgedragen aan de ‘Heilige Familie’: de Sagrada Familia. Hij hoopte deze kerk aanvankelijk binnen tien jaar af te hebben.

Naast de Sagrada Familia ontwierp Gaudí andere opvallende bouwwerken in Barcelona, zoals de Casa Mila, de Casa Batlló en Park Güell. De stijl waarin hij werkte werd Catalaans Modernisme genoemd.

In Museum Het Schip is momenteel een tentoonstelling te zien waarin Antoni Gaudí de hoofdrol speelt. Niet omdat de architecten van de Amsterdamse School nauw met hem hebben samengewerkt of omdat zij zich door elkaar lieten inspireren, maar omdat zij tegelijkertijd hard werkten om hun stad mooier te maken. Zowel de architecten van de Amsterdamse School als Gaudí lieten zich daarbij inspireren door ambachtelijkheid en de natuur, maar maakten ook graag gebruik van de nieuwste technologie. Ze deelden onafhankelijk van elkaar op hetzelfde moment hetzelfde gedachtengoed! Gaudí mag vooral bekend zijn vanwege zijn fraaie woningen voor de meer welgestelden, één van zijn eerste grote projecten betrof een samenwerking met de arbeiderscooperatie La Obrera Mataronense in Mataro, een industriestad vlakbij Barcelona. Hij voelde zich zeer betrokken bij dit project waarbinnen onder andere woonhuizen, een bibliotheek en een schoolgebouw gerealiseerd zouden worden. Helaas zorgde een crisis in de textielsector ervoor dat het project voortijdig gestaakt diende te worden. Zijn aandacht voor de maatschappelijke situatie van de arbeidersklasse vormen een ander belangrijke overeenkomst met de idealistische architecten van de Amsterdamse School, die net als Gaudí betere leefomstandigheden voor de arbeidersklasse wilden realiseren.

Op de bovenste etage van ‘Het Schip’ is het Barcelonese erfgoed te bewonderen. Het meest in het oog springen de schitterende witte maquettes. Als eerste het sprookjesachtige Casa Batlló, waaraan werkelijk alles golvend lijkt te zijn. De voorgevel van dit huizencomplex is bekleed met indrukwekkend mozaïekwerk en doet denken aan schubben. De zuilen lijken op de poten van een dinosaurus en het dakterras heeft de vorm van de rug van een draak, gemaakt met kleurige stenen. Het centrale thema van het gebouw is dan ook het verhaal van de drakendoder Sint-Joris.

Indrukwekkend is ook de maquette van het als zomerhuis bestemde Casa Vicens, tussen 1883 en 1889 gebouwd in opdracht van een welgestelde tegelfabrikant. Gaudí liet zich bij het ontwerpen zichtbaar inspireren door Moorse bouwwerken, wat onder andere zichtbaar wordt in de bogengalerij en de ranke torentjes.

Leuk detail aan de Casa Vicens zijn de tegels waarmee de facade van de eerste twee verdiepingen bekleed is. Hierop prijken gele bloemen – afrikaantjes – waarmee het bouwterrein voor aanvang van het bouwen bezaaid waren. Deze moesten wijken voor het huis, maar werden als eerbetoon aan de verdwenen natuur verwerkt in de decoratie. Een aantal van deze tegels is in de tentoonstelling aanwezig, evenals een ijzeren palmblad, onderdeel van het hek van Casa Vicens.

Geglazuurde dakpannen, deuren met schitterend houtsnijwerk, prachtig vormgegeven luchtschachten en schoorstenen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is in deze tentoonstelling aanwezig. En natuurlijk ontbreekt een maquette van de Sagrada Familia niet.Op de muren prijken quotes van Antoni Gaudí: ‘Wie de wetten van de natuur gebruikt om zijn gebouwen te ondersteunen, werkt samen met de schepper.’ en ‘Niets is kunst dat niet uit de natuur komt’.

Echt duidelijk wordt het vergelijk met architectuur van de Amsterdamse School pas als je ook de vaste tentoonstelling op de eerste etage bezoekt: ook voor wie bekend is met deze bouwstijl is het heel aardig de geschiedenis – rijk geïllustreerd door objecten, foto’s, affiches en filmpjes – nog eens door te nemen. Bovendien wordt er van dinsdag tot en met zondag op ieder heel uur een rondleiding gegeven (inbegrepen in de toegangsprijs), die het publiek ook op plekken laat komen die anders niet toegankelijk zijn. Denk aan het oude postkantoor en de modelwoning, volledig vormgegeven en ingericht in de stijl van de Amsterdamse School.Bezoek je de tentoonstelling Gaudí en de Amsterdamse School met kinderen? Sla dan vooral de spannende animatie niet over waarin de draak, verscholen in Casa Battló, tot leven komt en bezoek ook de ruimte waarin je je met magnetische gekleurde steentjes je eigen mozaïek kunt maken (deze volwassene was er ook niet weg te slaan!).De bouw van de Sagrada Familia zal naar verluid nog nu nog acht jaar in beslag nemen. Als alles volgens de huidige planning verloopt, zal het in 2026 – precies honderd jaar na het overlijden van Gaudí – eindelijk voltooid zijn.

De tentoonstelling in Museum Het Schip duurt tot en met 31 maart 2019.Amsterdamse School Museum Het Schip
Oostzaanstraat 45
1013 WG Amsterdam

Het nieuwe Rembrandtjaar: 2019

Weinigen schoppen het zo ver dat alleen het noemen van hun voornaam voldoende is om te weten over wie we het hebben. Kunstschilder Rembrandt van Rijn (1606 – 1669) kreeg het voor elkaar. Over de hele wereld staat de naam ‘Rembrandt’ voor dé legende uit de Nederlandse kunstgeschiedenis.

In 2019 is het 350 jaar geleden dat Rembrandt van Rijn overleed. Reden om zijn werk en zijn invloed op de internationale schilderkunst te eren. Het hele jaar zullen in onder andere Den Haag, Leiden, Leeuwarden en Amsterdam activiteiten worden georganiseerd om het leven van Rembrandt te vieren.

In 2006 was de aanleiding van een eerder Rembrandtjaar het feit dat Rembrandt 400 jaar daarvoor werd geboren. Dat mocht gevierd worden! In het Rembrandtjaar 2019 zal de nadruk liggen op de manier waarop hij de schilderkunst veranderde en anderen inspireerde, waardoor zijn gedachtengoed tot op de dag van vandaag voortleeft.

In diverse musea zullen tentoonstellingen worden georganiseerd. En denk nou niet dat als je één van die tentoonstellingen hebt gezien dat je ze allemaal hebt gezien. Ieder museum zal zijn eigen spannende hoofdstuk uit het levensverhaal van Rembrandt vertellen. Voor het volgende kun je terecht op een andere locatie.

Er valt namelijk nogal wat over Rembrandt van Rijn te vertellen. Al vanaf het begin van zijn schilderscarrière wordt hij opgemerkt in de hogere kringen, en binnen de kortste keren is hij een van de populairste kunstenaars van zijn tijd. Medekunstenaars zijn diep onder de indruk van hem, en alle rijkelui willen zich door hem laten portretteren (de armelui waarschijnlijk ook wel, maar die kunnen het niet betalen).

Rembrandt leefde in de Gouden Eeuw. Maar wat was dat nu eigenlijk voor tijd? En wat voor mensen waren degenen die zijn werk kochten?

In het Fries Museum kun je al voordat het Rembrandtjaar echt van start gaat terecht om meer te weten te komen over Rembrandt en zijn tijd. (Vanaf 24 november tot en met 17 maart 2019) vormt Rembrandt en Saskia: Liefde in de Gouden Eeuw een prelude op het themajaar. Met Rembrandt en Saskia als uitgangspunt wordt getoond hoe het eraan toeging in een societyhuwelijk van de zeventiende eeuw. Huwelijksportretten, schetsen en persoonlijke voorwerpen laten zien hoe lief en leed werd gedeeld.

Ter gelegenheid van deze tentoonstelling keert een van de meest persoonlijke meesterwerken van Rembrandt van Rijn, Saskia en profil in kostbaar kostuum voor het eerst in ruim 250 jaar terug naar Nederland. Rembrandt voltooide dit portret kort na de dood van zijn vrouw in 1642.

Wie waren er nog meer belangrijk in het leven van Rembrandt? Bij wie kon hij terecht in tijden van nood? Wie waren zijn vrienden?

Dat ontdek je in Museum Het Rembrandthuis, tijdens de tentoonstelling Rembrandt’s Social Network (1 februari 2019 – 19 mei 2019. Hier komt uiteraard zijn jeugdvriend en medeschilder Jan Lievens voorbij, met wie hij in zijn jonge jaren een atelier deelde in Leiden. Ook is er aandacht voor zijn vriendschap met burgemeester Jan Six. En met apotheker Abraham Francen, die Rembrandt in zijn moeilijke laatste fase van zijn leven regelmatig bijstond op financiëel en juridische gebied.

Meer aandacht voor bevriende kunstenaars van Rembrandt is er in de tentoonstelling Jonge Rembrandt 1624 – 1634 (3 november 2019 – 9 februari 2020) in Museum de Lakenhal. In deze tentoonstelling worden de vroegste jaren uit de carrière van Rembrandt onder de loep genomen.

Ruim 40 schilderijen, 120 etsen en 20 tekeningen laten zien welke enorme ontwikkeling Rembrandt tijdens de eerste tien jaar van zijn kunstenaarschap doormaakte. Het is niet toevallig dat deze werken in Museum De Lakenhal te Leiden worden getoond. Nog geen kilometer verderop voltooide Rembrandt zijn eerste schilderijen. Zoals zijn Zelfportret, dat hij op 22-jarige leeftijd schilderde. Aan dit portret is goed te zien hoe Rembrandt experimenteerde met licht, dat hij langs zijn fijne krullen liet strijken. Het belangrijkste deel van het gezicht – de ogen – laat hij bijna wegvallen in het duister.

Zelfportret, Rembrandt. 1628
Zelfportret, Rembrandt. 1628. Rijksmuseum, Amsterdam

Een wel heel breed overzicht van het oeuvre van Rembrandt is van 15 februari tot en met 10 juni te zien in Het Rijksmuseum. Nooit eerder pakte dit museum uit met een tentoonstelling van alle werken van Rembrandt uit de collectie: 22 schilderijen, 60 tekeningen en 300 prenten. De tentoonstelling Alle Rembrandts moet een uitgebreid beeld geven van wat Rembrandt als kunstenaar én als mens bezighield.

Wat maakte het werk van Rembrandt nu zo anders dan anderen? Kenners beweren een echte Rembrandt met het blote oog te kunnen herkennen. Zoals we eerder dit jaar na de ontdekking van een Rembrandtportret door Jan Six (inderdaad: afstammeling van de bevriende burgemeester) hebben kunnen vernemen, kan dat een aardig zakcentje opleveren. Zouden wij zo’n meesterwerk ook kunnen herkennen?

Vind het uit in Het Mauritshuis, in de tentoonstelling Rembrandt en het Mauritshuis (31 januari 2019 – 15 september 2019). Hier zal de ontdekking van de Rembrandtschilderijen in de collectie worden besproken. Het publiek wordt uitgenodigd om zelf te kijken en te vergelijken. Het Mauritshuis organiseert in 2018 en 2019 nog twee andere tentoonstellingen rondom Rembrandt, te weten Beeldvorming over Johan Maurits (4 april 2019 – 7 juli 2019) en over één van Rembrandt’s leerlingen Nicolaesz Maes (7 oktober 2018 – 19 januari 2019).

Museum Het Rembrandthuis laat in Laboratorium Rembrandt (21 september 2019 – 16 februari 2020) zien op welke manier wetenschappers onderzoek doen naar de materialen die kunstenaars uit de tijd van Rembrandt gebruikten. De laatste jaren zijn er diverse nieuwe onderzoeksmethoden aan het licht gekomen. De onderzoekers delen middels deze tentoonstelling graag hun ervaringen.

Ook in Museum Het Rembrandthuis is van 7 juni 2019  tot en met 1 september de tentoonstelling  Inspired by Rembrandt te zien. Deze omvat een zeer diverse collectie werken van zowel lang- als kort geleden. Er is werk te zien van onder andere Edgar Degas, Pablo Picasso, Willem den Ouden en Glenn Brown.

In Het Rijksmuseum is van 11 oktober 2019 tot en met 19 januari 2020 de bijzondere tentoonstelling Rembrandt – Velásquez te zien. Schilderijen van Velázquez, Rembrandt, Murillo, Vermeer, Zurbarán, Hals en Ribera komen voor het eerst samen dankzij een samenwerking tussen het Museo del Prado in Madrid en Het Rijksmuseum. De Spaanse en Nederlandse meesterwerken zullen in paren worden gepresenteerd zodat ze met elkaar in dialoog gaan.

Zoals inmiddels duidelijk zal zijn: er is geen reden tot verveling tijdens het komende Rembrandtjaar. Ongetwijfeld zal ik nog apart op de diverse tentoonstellingen terugkomen. Die Museumjaarkaart zal zijn geld wel weer dubbel en dwars opbrengen!

Meer informatie kun je verkrijgen via deze link.

Museumtips voor het Paasweekend

Komend weekend is het pasen. En omdat de lentetemperaturen nog even op zich laten wachten, is dat natuurlijk een mooie gelegenheid voor een (overdekt) cultureel uitje. De meeste musea die normaal op maandag zijn gesloten, openen op tweede paasdag hun deuren. 

Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach
Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach

Het Rijksmuseum in Amsterdam organiseert op 1 april een speciale familiedag met diverse gratis activiteiten zoals paaseieren zoeken in de prachtige museumtuin een quiz en een paascabaret. Je kunt ook met de hele familie de verkleedkist in duiken en daarna op de foto!

En als je dan toch in het Rijksmuseum bent, bezoek je natuurlijk ook de tentoonstelling High Society

Wie in Japanse sferen wil komen, bezoekt de tentoonstelling Mesdag & Japan. Het verre Oosten verzameld bij de Mesdag Collectie in Den Haag (niet te verwarren met Panorama Mesdag) en reist daarna uiteraard door naar Amsterdam voor de tentoonstelling Van Gogh & Japan die in het Van Gogh Museum kan worden bewonderd. Vooraf reserveren is hier aan te raden.

In de Nieuwe Kerk in Amsterdam kan nog tot en met 8 april worden getuurd in de Gazing Ball van Jeff Koons. Heel lang zul je hier waarschijnlijk niet doorbrengen, dus steek daarna het Damrak over om in de Beurs van Berlage de unieke tentoonstelling My name is Prince te bezoeken. Voor heel even kun je de in 2016 overleden superster weer levend wanen, en bovendien heel dichtbij laten komen. Wist je dat je met een VIP-ticket één van zijn gitaren mag vasthouden? Neem in je wandeling door het stadscentrum tot slot even het FOAM mee, waar de prachtige foto-tentoonstelling Human Nature nog steeds te zien is. 

Museum Catharijne Convent LINK in Utrecht organiseert ook een aantal bijzondere paasactiviteiten. Op het moment is daar de tentoonstelling Magische Miniaturen te zien, en tijdens het paasweekend kan iedereen van 8 jaar en ouder in het museum zelf een miniatuur maken. Ook zijn er bloemenwandelingen langs diverse schilderijen en miniaturen. Tijdens deze wandelingen leer je over de betekenis van op de kunstwerken afgebeelde bloemen. 

En als je dan toch in Utrecht bent is het misschien leuk om ook nog even het musea Van Speelklok tot Pierement te bezoeken, waar nog tot en met 8 april de tentoonstelling Vieze liedjes op deftige speelklokken is te zien. 

In De Kunsthal Rotterdam kan worden gereserveerd voor een paasbrunch . Daarna kun je gaan kijken naar de tentoonstelling Hyperrealisme Sculptuur die onlangs is geopend. 

Wie geen genoeg kan krijgen van realisme kan in het Drents Museum nog steeds de tentoonstelling The American Dream bezoeken. 

Ook in het oosten van het land tref je het Groninger Museum, waar tijdens de paasdagen een ei ontworpen kan worden. Ook is daar nog steeds de tentoonstelling De Romantiek in het Noorden – van Friedrich tot Turner te zien. 

Een heel fijn weekend!

Tentoonstelling: Hyperrealisme Sculptuur, Kunsthal Rotterdam

In 2017 werd in Kunsthal Rotterdam de tentoonstelling Hyperrealisme, 50 jaar schilderkunst gehouden. Als vervolg hierop organiseert het museum dit jaar ‘Hyperrealisme Sculptuur’, een tentoonstelling waarbinnen levensechte beelden uit de afgelopen vijftig jaar centraal staan. 

In de tentoonstelling zijn sculpturen van 26 verschillende kunstenaars vanuit de hele wereld te zien, die het thema allemaal op hun eigen manier benaderen. 

In het begin van de 20e eeuw was de gemiddelde kunstenaar er niet op uit om zijn omgeving naturalistisch weer te geven. In tegendeel: hij verzette zich tegen de academische normen en ging op zoek naar een nieuwe, vrijere vormentaal waarbinnen hij zijn gevoel kon laten spreken. Aan het einde van de vijftiger jaren van de vorige eeuw keren kunstenaars terug naar de realistische weergave van de mens in de kunst. In tegenstelling tot vroegere kunststromingen waarbinnen het perfect weergeven van de mens vooral een esthetische functie had, wil de kunstenaar van nu met zijn sculpturen vaak een verhaal vertellen: over identiteit, individualiteit, kwetsbaarheid of over het keurslijf van alle dag waarin de gewone man gevangen zit. Niet in alle gevallen overigens: een aantal kunstenaars (John DeAndrea, Don Brown) haalt inspiratie uit de perfecte weergave van het menselijk lichaam in de tijd van de oude Grieken en Romeinen. 

Afgelopen woensdag bezochten mijn collega’s en ik de tentoonstelling met 45 leerlingen uit de bovenbouw, allemaal met een kunstvak in het profiel. Geoefende kunstkijkers dus, waarmee het leuk discussiëren is over hoe ze de kunstwerken ervaren.  

Het verschil in vormgeving tussen de sculpturen ondersteunt de uiteenlopende betekenis. Zo zijn er beelden die niet van echt te onderscheiden zijn zoals de werken van Duane Hanson. Het is herhaaldelijk voorgekomen dat een door hem gemaakt beeld dat op een tentoonstelling stond werd aangestoten). Dit waren niet de beelden die mijn leerlingen en mij het meeste aanspraken. Tuurlijk: we vonden ze ontzettend knap gemaakt, maar hyperrealistisch is ook heel gewoon. Net zo gewoon als de strak gekapte medebezoeker die op een gegeven moment werd aangezien voor sculptuur. 

Overigens maakt het wel een verschil in welke hoedanigheid de extreem realistische werken zich bevinden. Beelden die ‘bezig zijn’ met alledaagse handelingen maken wat mij betreft minder indruk dan beelden die ons een inkijkje geven in hun intieme leven, en dan doel ik niet zozeer op de wijdbeens zittende dames van Paul McCarthy maar eerder op het innig verstrengelde stel op leeftijd, Embrace, van Marc Sijan. Het werk van McCarthy trok overigens bovenmatig veel aandacht van mannelijke zestigplussers, die te bijziend leken om het bordje met fotografieverbod op te merken.

Er is ook werk te zien dat buitenaards vreemd van vorm is zoals het vervormde hoofd van Margriet Breevoort. Zij uit hiermee haar zorgen over de toekomst van de mensheid. “Ronduit griezelig”, aldus mijn leerlingen. Ik denk dat Breevoort hiermee geslaagd is in haar opzet: de mensheid gaat er, ook kwa uiterlijk, in haar doemscenario bepaald niet op vooruit!

Een aantal beelden is enorm groot en duwt de details ‘in your face’, zoals de vijf meter lange baby A Girl van Ron Mueck. Deze uit de kluiten gewassen zuigeling ligt in het midden van de tentoonstelling. Als het al niet door haar omvang was, valt ze hierdoor niet te missen. 

Opvallend was dat vooral de vrouwelijke bezoekers het een ‘enge baby’ vonden. Mogelijk speelt de gedachte dat zij ooit een dergelijke reuzin zouden moeten baren hierin een rol. Mijn leerlingen vonden de bloedresten op het kind ‘goor’ en de man in ons gezelschap vond haar aandoenlijk!

Andere sculpturen zijn juist klein van formaat, waardoor de aanschouwer zich moet inspannen om alle details op te merken. De beeldjes van Don Brown zijn hier een goed voorbeeld van. Ook de knielende vrouw van Sam Jinks, wat betreft vormgeving levensecht, maar klein van formaat, nodigt uit om zeer aandachtig te bekijken. Mijn leerlingen waren er niet bij weg te slaan. 

Sommige beelden beelden lijken wat betreft vorm wel heel echt, maar zijn van een materiaal gemaakt waardoor ze niet menselijk overkomen, zoals de wit gipsen beelden van George Segal. Een enkele keer zijn slechts ledematen weergegeven zoals bij het werk van Maurizio Cattelan. Je zult constateren dat verhaal dat verteld wordt door één enkel lichaamsdeel of een paar losse lichaamsdelen zeer indringend kan zijn. 

De publiekslievelingen van deze tentoonstelling zijn zonder meer Woman and Child, ook door Sam Jinks. Een oude vrouw, met de ogen gesloten, houdt een pasgeboren baby vast. Met minutieuze gedetailleerdheid heeft Jinks in dit iets kleiner dan levensgrote beeld vergankelijkheid weten uit te drukken. Dat het beeld indruk maakt blijkt uit de rij bezoekers die het op foto willen vastleggen. 

“Is deze tentoonstelling niet gewoon een alternatieve versie van Madame Tussaud?”, vroeg iemand mij. Zeker niet. Realisme zit hem niet alleen in een extreem naturalistische weergave van de werkelijkheid, maar kan ook worden uitgedrukt door de inhoud van een werk, of de weergave van het karakter van degene die wordt afgebeeld. Dat wordt binnen deze tentoonstelling heel goed duidelijk. Verder zijn de beelden van Madame Tussaud vrijwel allemaal van was gemaakt. In Hyperrealisme Sculptuur is een verscheidenheid aan materialen en technieken te zien. Soms is een beeld een afgietsel, in andere gevallen zijn er vele voorstudies in klei aan voorafgegaan. Er is andere andere gebruik gemaakt van gips, acryl, hars, siliconen, hout, papier maché, polyurethaan en mensenhaar, wat ieder werk een eigen karakter geeft. 

Soms zal het zijn alsof je in de spiegel kijkt, op een ander moment zal een beeld je een vervreemdend gevoel geven of zelfs choqueren. Soms zul je je vereerd voelen dat je zo dicht op een tafereel mag komen, soms zul je je een voyeur voelen. De tentoonstelling zal je confronteren met hoe je naar jezelf en naar anderen kijkt en dat de manier waarop we naar  lichamen kijken continu verandert. In een tijd waarin we omgeven worden door selfies is dit een interessant gegeven.

Bij deze tentoonstelling is een catalogus verschenen, uitgegeven door Uitgeverij Waanders & De Kunst. Deze is te koop voor € 24,95. ISBN: 978-94-6262-181-7

Hyperrealisme Sculptuur
Tot en met 1 juli 2018
Kunsthal Rotterdam
Museumpark, Westzeedijk 341
3015 AA Rotterdam

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.

Op 23 maart begint in Het Van Gogh Museum in Amsterdam de tentoonstelling Van Gogh en Japan. Tegelijkertijd loopt in De Mesdag Collectie de tentoonstelling  Mesdag en Japan. Het verre Oosten verzameld.    In de negentiende eeuw sprak Japan tot de verbeelding van van veel Nederlandse kunstenaars. Het exotische, onbekende, niet door technologische ontwikkelingen aangetaste leven prikkelde hun fantasie en inspireerde hen tot het creëren van iets nieuws.   De meest bekende Nederlandse kunstenaar die zich door Japan liet beïnvloeden is ongetwijfeld Vincent van Gogh. Ook al heeft hij het land nooit bezocht: er was genoeg voor handen om inspiratie uit te putten. Vanaf de zeventiende eeuw had Nederland een unieke handelspositie met Japan. Als gevolg hiervan kwamen Japanse prenten en gebruiksvoorwerpen onze kant op, tot genoegen van de Japan-liefhebbende kunstenaars: de Japonisten.     

Video-impressie van de tentoonstelling   Ook kunstenaar Hendrik Willem Mesdag was gek op Japanse spulletjes. In zijn werk liet hij zich niet zichtbaar inspireren, maar in de loop der jaren legde hij een fantastische verzameling aan en opende een museum. In de jaren rond de opening van zijn museum kocht hij meer dan 140 Japanse objecten, variërend van keramiek tot samoeraizwaarden. In de tentoonstelling Mesdag en Japan wordt voor het eerst uitgebreid aandacht besteed aan deze unieke verzameling.    De voorwerpen staan thematisch opgesteld in drie zalen. In de eerste zaal staat de vroege bewondering voor de Japanse kunst centraal. De eerste Japanse voorwerpen die naar ons land kwamen waren verschrikkelijk duur en alleen voor de allerrijksten bereikbaar.   

  In deze zaal zien we onder andere een prachtig samoeraizwaard, afkomstig uit één van de beste smederijen van Japan. Het heft van het zwaard is versierd met vlechtwerk. Tussen het vlechtwerk is een krabbetje te zien. Volgens een oude legende zouden krijgers van een oude clan ooit zijn omgekomen bij een zeeslag, maar geïncarneerd tot krabbetjes weer aan land zijn gekomen.    De import van Japanse objecten kreeg een boost nadat in 1868 een keizer ging regeren die het shintoïsme met zich meebracht. Er volgde een soort beeldenstorm: tempels moesten afstand doen van hun boeddhistische beelden en altaarvazen, die veelal in het Westen terechtkwamen.   

Een bronzen offervaas met een bijzonder gedetailleerd gevormde drakenkop, afkomstig uit zo’n tempel, kan hier worden bewonderd. De vaas heeft onlangs een behoorlijke upgrade gekregen: heel lang stond hij in de collectie bekend als kwispedoor, een ouderwetse spuugbak!   De tweede zaal  toont ons hoe populair de Japanse objecten waren bij Mesdag en zijn omgeving. Blikvanger in deze ruimte zijn twee meer dan manshoge koperen kraanvogels, die voor het raam zijn geplaatst. Mesdag betaalde in 1889 een bedrag van 500 gulden voor de vogels. In die tijd een fors bedrag! Voor een schilderij van de zeer gewaardeerde schilder Jean Baptiste Corot legde in deze periode hetzelfde bedrag neer.  

Zoals de Chinese restauranteigenaar zijn gerechten vaak aanpast aan de Nederlandse smaak om ze toegankelijker te maken, pasten Japanners de vormgeving van hun objecten op een gegeven moment ook aan de westerse smaak aan. In antieke helmen werden draken waren gegraveerd en keramiek werd gedecoreerd met exotische vogels en bloemen. De collectie van Mesdag bestaat voor een groot deel uit deze exportkunst.    Veel Nederlandse kunstenaars waren uitermate geïnteresseerd in Japanse prenten. Deze waren ook relatief goedkoop. Mesdag voegde geen prenten toe aan zijn verzameling, maar wel een vaas waarop een Hokusai-prent was gekopieerd. De prent vertelt het verhaal van Endo Morito. Hij is verliefd op zijn nicht. Zij is echter al is getrouwd. Hij besluit daarop haar echtgenoot te vermoorden, maar vermoordt echter per ongeluk zijn nichtje. Hierop besluit hij monnik te worden. Hij legt zichzelf een aantal beproevingen op, waaronder een verblijf van drie weken onder een ijskoude waterval.   

De oorspronkelijke prent is is thans in het bezit van het Rijksmuseum en wordt tijdelijk naast de vaas tentoongesteld in De Mesdag Collectie.  De trots, de Nachtwacht van de tentoonstelling is een blauw-witte schaal, waarop als een soort stripverhaal het productieproces in de porseleinfabriek staat afgebeeld. Naar bekend bestaan er slechts drie andere soortgelijke schalen.   

In de laatste zaal wordt de Invloed van de Japanse kunst op de Nederlandse kunst, en dan met name de Haagse keramiek belicht. Zo is daar de Dekselpot, rond 1890 gemaakt door keramist Samuel Schellink. De vorm van de pot doet Japans aan, alsmede de leeuwhond, waarmee hij het deksel versierde. De pot is afkomstig uit een particuliere collectie en behoorlijk uniek. Conservator Bram Donders straalt als hij vertelt over het moment waarop hij het object mocht uitpakken.   

De leeuwhond op de Dekselpot staat in Japan symbool voor moed en kracht en ook andere dieren hebben een symbolische betekenis. Een aantal van deze symbolen wordt op banieren in deze zaal uitgelegd.   

De gele vissenkom, aan de buitenkant gedecoreerd met karpers en aan de binnenkant met een draak, is ook duidelijk geïnspireerd op de Japanse vormentaal en doet denken aan een traditionele prent.  

Besteed in deze zaal ook even aandacht aan het decoratieve tapijt naar een ontwerp van Theo Colenbrander.   

De tentoonstelling wordt besloten met een aantal grote foto’s uit de tijd van Hendrik Willem Mesdag. Hierop is onder andere de overvolle inrichting van zijn woning te zien. Wie goed kijkt naar de foto van zijn atelier ziet dat hij de Japanse vazen ook gebruikte om zijn penselen in op te bergen…

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.
Tot en met 17 maart 2018
De Mesdag Collectie Laan van Meerdervoort 7-F 2517 AB Den Haag

Bij deze tentoonstelling is een publicatie verschenen, geschreven door Renske Suijver. Te koop bij De Mesdag Collectie en in de boekhandel voor 14,90. ISBN: 9789079310906

Het Meisje in de schijnwerper

Johannes Vermeer
Meisje met de parel, c. 1665
Mauritshuis, Den Haag

Rond 1665-1667 schilderde Johannes Vermeer het Meisje met de parel. Het zou zijn bekendste schilderij worden, vanwege de mysteries die het met zich meedraagt ook wel de Mona Lisa van het Noorden genoemd.   Men heeft nooit kunnen achterhalen wie het Meisje met de parel is, al wordt in de film Girl with a Pearl Earring (Peter Webber, 2003) gesuggereerd dat het om het dienstmeisje van Vermeer gaat.

Het schilderij is een tronie, een oefening in het schilderen van een opvallend gezicht, een gelaatsuitdrukking of karakter. Dit genre werd in de 17e eeuw erg populair en uiteindelijk veelvuldig voor vrije verkoop geproduceerd. Degenen die erop werden afgebeeld waren doorgaans anoniem.

Sinds 1902 hangt het Meisje met de parel in het Mauritshuis in Den Haag. Op de website van het museum kun je het door in te zoomen van heel dichtbij bekijken.   

Je kunt dan heel goed de streken van de kwast zien, en je ziet hoe het schilderij in lagen is opgebouwd: het blauw van de tulband schijnt door de gele, omlaag hangende doek heen.

Ook goed zichtbaar is hoe hij de parel bijna transparant heeft geschilderd, en daarna aandacht heeft besteed aan de weerspiegeling van haar witte kraag in de parel, en tot slot als een soort komma het witte glimlicht heeft geplaatst.

Het lijkt erop dat Vermeer heeft moeten zoeken naar de contour van haar gezicht. De donkere achtergrondkleur lijkt vlak naast haar gezicht iets dikker te zijn aangebracht. Haar rode lippen krijgen een prachtige glans door een paar slim geplaatste witte vlekjes.

Tot zover de oppervlakte van het schilderij: een aantal dingen is duidelijk, naar andere is het gissen. Zou het niet spannend zijn om meer te weten te komen over de manier waarop Johannes Vermeer te werk is gegaan?

Dat dachten ze bij het Mauritshuis ook, en ook al was het schilderij bij de laatste restauratie in 1994 al zeer goed bekeken: er resteerden nog genoeg vragen. We zijn inmiddels bijna een kwart eeuw verder en de technologie heeft niet stilgestaan. Tijd om het Meisje weer eens onder de loep te nemen.

Er werd een nieuw onderzoek gepland, dat op dit moment plaatsvindt. En het bijzondere is: het publiek mag meekijken!  

In het Mauritshuis, in de Gouden Zaal, is een soort aquarium gebouwd, waarin de onderzoeksmedewerkers hun activiteiten uitvoeren.    Emilie Gordenker, directeur van het Mauritshuis vertelde er onlangs over in RTL Late Night:    “Er valt nog heel veel te onderzoeken. Hoe bouwde hij zijn doek op? Hoe ging hij precies te werk? Waar kwam zijn verf vandaan? Waren het zeldzame pigmenten? Zelfs experts komen er niet uit door alleen maar gewoon naar de oppervlakte te kijken, daar is echt meer voor nodig.”

Een groot voordeel is dat men vandaag de dag heel veel te weten kan komen over een schilderij, zonder dat er sprake is van invasie onderzoek: je kunt heel diep gaan zonder het werk aan te tasten.    Gordenker: “vroeger moest je echt een klein stukje verf uit het schilderij halen om het te kunnen onderzoeken. Dat is nu niet meer nodig.”   Onderzoeksleidster Abbie Vandivere bij RTL Late Night: “We beschikken nu bijvoorbeeld over een microscoop die 7000 keer vergroot, tot op het niveau van de pigmentkorrels. Ook hebben we een zogenaamde macro XRF-scanner, waarmee het werk millimeter voor millimeter wordt gescand. Zo kan de samenstelling van de pigmenten worden bepaald.”   Op de dag dat ik het Mauritshuis bezoek is men bezig met infrarood- en OCT-onderzoek. Met infrarood onderzoek worden pigmenten zichtbaar gemaakt die niet met het blote oog te zien zijn. Zo kan bijvoorbeeld een ondertekening in houtskool zichtbaar worden gemaakt. Met OCT kan een virtuele hap uit de bovenste transparante lagen worden genomen, waarna aan een dwarsdoorsnede kan worden afgelezen hoe deze lagen zijn opgebouwd.

Het is een bijzondere ervaring om dit schouwspel bij te wonen. De medewerkers zitten weliswaar achter een glazen wand, toch oogt het Meisje met de Parel dichterbij dan ooit. Zo op een paar meter afstand, zonder glasplaat, zonder lijst. Bijna naakt…   Ook onderzoeker Vandivere heeft zit zo ervaren: “Op het moment dat je het werk uit de lijst haalt voel je dat het werk meer is dan een plaatje. Een werk met een achterkant, geschilderd op een doek, met meerdere lagen verf.”

De onderzoekers zijn nog tot en met 11 maart aan het werk te zien in het Mauritshuis. Daarna hangt het Meisje weer op haar vertrouwde plek.    Tijdens het onderzoek vertelt restaurator Abbie Vandivere in een blog wat er gaande is in het onderzoeksatelier. Interessant!

Het Meisje in de schijnwerper.
Tot en met 11 maart 2018.
Mauritshuis,  Plein 29, 2511 CS Den Haag  

Hollandse Meesters uit de Hermitage

Museum De Hermitage Amsterdam heeft 63 Hollandse meesterwerken uit de Gouden Eeuw opgehangen, waarvan een groot gedeelte honderden jaren niet op Nederlandse bodem is geweest. Je weet niet wat je ziet. Nouja, ik weet wel wat ik zie, want de meeste werken ken ik uit mijn kunstgeschiedenisboeken. En hier hangen ze allemaal bij elkaar: in het echt! Ik bezocht nooit de Hermitage in St. Petersburg, waar het merendeel van deze werken normaal gesproken hangt, en ik ben de mensen van dit museum dan ook dankbaar dat ze zo’n groot deel van hun prachtige collectie Hollandse meesterwerken uit logeren hebben gestuurd naar Amsterdam. Tijdelijk verblijven zij niet aan de Neva, maar aan de Amstel.

De Hermitage in Amsterdam

Zeker als je bedenkt dat de directeur van de Hermitage in St. Petersburg, Michail Pitrovsky, bij de opening van de Amsterdamse vestiging beloofde dat de Hollandse meesterwerken niet naar Nederland zouden komen. De Hermitage mocht geen concurrent van de Nederlandse musea worden. Inmiddels is er eerder sprake van samenwerking dan van concurrentie en besloot het Nederlandse culturele landschap gezamenlijk dat het een goed idee zou zijn om de meesterwerken hier te laten zien. 

Pitrovsky is blij met de tentoonstelling: “De politieke relaties staan behoorlijk onder druk. Het is daarom belangrijk dat we onze culturele relatie benadrukken”. Kunst verbroedert. En kunst geeft stof tot discussie. Want horen deze werken niet gewoon thuis op Nederlandse bodem, daar waar ze ooit tot stand zijn gekomen? Is het niet raar dat een museum tweeduizend kilometer verderop deze kunst in bezit heeft? Pitrovsky: “Wij zijn als museum bewaarders, geen eigenaar. Kunst behoort niet toe aan een staat, maar aan de wereld”.    

De Hermitage in St. Petersburg

In de 17e eeuw vond er in Nederland een enorme economische groei plaats. Amsterdam werd een heel belangrijke handelsstad en een centrum van wetenschap en kunst.

De rijkdom die werd verdiend met de handel had ook een minder mooie kant: Nederlandse kooplieden maakten Afrikaanse burgers tot slaaf en verhandelden hen. Na een barre overtocht, opeengepakt op een schip, moesten zij zonder betaling en onder vreselijke omstandigheden enorm zwaar werk verrichten. Veel van wat vergaard werd in de Gouden Eeuw is letterlijk over hun ruggen verdiend. Ik was benieuwd of ook voor deze kant aandacht zou zijn in deze tentoonstelling, maar ik heb dat niet kunnen bespeuren. Wellicht is het aan mijn aandacht ontsnapt, maar vooralsnog ga ik er vanuit dat dit niet het verhaal is dat de Hermitage op dit moment wil vertellen. Wie weet in de toekomst.

Op naar het kunstzinnige aspect. Veel van de 17e eeuwse Hollandse schilders specialiseerden zich in één schildergenre. Zo schilderen Pieter Lastman en Joachim Wtewael vooral Bijbelse voorstellingen. Frans Hals en Govert Flinck maakten vooral portretten en Jan van Goyen en Jacob van Ruisdael waren specialist in het neerzetten van een landschap.      Rembrandt beheerste meerdere genres. Wij kennen hem natuurlijk allemaal van zijn Nachtwacht en zijn portretten, maar hij was ook meester in het schilderen van Bijbelse en mythologische thema’s, genrestukken (voorstellingen uit het dagelijks leven), historische taferelen en dierstudies. Naast schilder was hij ook een ongeëvenaard graficus, wat blijkt uit zijn vele etsen.   

Rembrandt van Rijn is binnen ‘Hollandse Meesters’ ruim vertegenwoordigd. Zes van zijn schilderijen prijken aan de wand van wat Marlies Kleiterp (hoofd tentoonstellingen) het ‘Rembrandtplein’ noemt. Het schilderij dat mij in deze zaal het meest opvalt is Flora, oftewel Saskia, zijn vrouw, in de hoedanigheid van deze Romeinse godin van de planten, bloemen en de vruchtbaarheid.     

Flora, Rembrandt van Rijn (1634)

Rembrandt hoopt kinderen te krijgen met zijn kersverse bruid, zoveel is duidelijk. Hij heeft zijn uiterste best gedaan om Saskia zo mooi mogelijk te schilderen. De stoffen die ze draagt, het goud, de bloemen… ze zijn haast tastbaar. Hij weet op het moment van schilderen nog niet dat van de vier kinderen die hij samen met Saskia zal krijgen, er drie zeer jong zullen overlijden. Ook Saskia wordt niet erg oud: ze sterft nog voor haar dertigste aan tuberculose.

Op de tentoonstelling hangen verder onder andere werken van Gerard Dou, Isaac van Ostade, Gerard ter Borch, Jan Steen en Govert Flinck. Ik kan beter opschrijven wie niet van de partij is!

Erg leuk vind ik het schilderij Gezicht op het stadhuis in Amsterdam van Gerrit Berkheyde. Als Amsterdammer weten we allemaal hoe omgeving van het Paleis op de Dam er vandaag de dag uitziet. Aan de voorzijde, maar ook aan de achterzijde. Op het schilderij van Berkheyde is te zien hoe het paleis (toen nog stadhuis) er in 1670 bijstond. Er liep in die tijd een gracht achter het stadhuis langs, die inmiddels is gedempt. Het was er vast heel rustig, zonder het geluid van voorbijrazende auto’s en bellende trams. Aan het gebouw is niet veel veranderd, en nog altijd staat Atlas met de wereld op zijn schouders: onvermoeibaar.  

Gezicht op het stadhuis in Amsterdam, Gerrit Berkheyde (1670)

De straf van een jager van Paulus Potter is haast een stripverhaal. We zien jachtimpressies, waarin de rollen uiteindelijk zijn omgedraaid: de dieren jagen op de mens. Potter schilderde het als waarschuwing aan prins Johan Maurits. “Wees voorzichtig met het volk, anders maakt het volk jou een kopje kleiner”.

De taferelen aan de buitenrand tonen uiteenlopende jachtscènes waarbij steeds andere dieren het doelwit van de jager vormen. Verder zijn een Bijbels en een mythologisch verhaal te zien: het verhaal van St. Hubertus, waarin de jagende Hubertus gewaarschuwd wordt door een ‘heilig hert’ en de mythe waarin de naakte Diana wordt bespieden door de jager Acteon, en hem voor straf in een hert verandert.

De twee scenes in het midden tonen de terechtstelling van de jager en zijn handlangers: zijn honden. Er wachten hen gruwelijke straffen. De wraak is van de gezichten van de dieren af te lezen, Potter heeft bijzonder zijn best gedaan op het uitbeelden van emotie.  

De straf van een jager, Paulus Potter (1647)


Schuin voor het schilderij van Potter, staan twee vazen met daarop reproducties van taferelen uit De straf van een jager. Deze werden in 1830 door de Keizerlijke Porseleinfabriek vervaardigd. 

Vaas met tafereel uit ‘De straf van een jager’.

Hoe zijn al deze werken nou ooit in Rusland terechtgekomen? De Hollandse schilderijen waren uitermate populair bij de Russische tsaren. Zij vonden vooral de manier waarop het ‘echte leven’ in beeld werd gebracht aantrekkelijk. Ze bewonderden de details en de kleurnuances. Soms hadden ze in het bijzonder liefde voor een bepaald genre. Tsaar Peter de Grote bijvoorbeeld, was erg geïnteresseerd in afbeeldingen van schepen en de zee. Hij vond ze prachtig, maar gebruikte ze ook als voorbeeld bij het bouwen van zijn vloot.

Vandaag de dag zijn de Russen nog steeds liefhebber van de Hollandse meesterwerken. Cathelijne Broers (directeur Hermitage Amsterdam): “Russische kinderen leren op school nog steeds gedichten over de Hollandse meesters uit het hoofd”. En op maandag komen studenten van kunstacademies naar De Hermitage in St. Petersburg toe om de Hollandse meesters te kopiëren.  

Ik had het enorme geluk de tentoonstelling te mogen bezoeken tijdens een perspresentatie. Het was erg rustig in de Hermitage en ik kon bijvoorbeeld vijf minuten lang ongestoord van Flora genieten. De komende maanden zal het waarschijnlijk drukker zijn in het museum, dat dan met tijdsloten zal gaan werken. Het is slim om ruim van tevoren je kaartje te reserveren. 

Onze logeetjes laten in St. Petersburg een groot gat achter. Irina Sokolova, hoofd van de afdeling Hollandse Kunst aldaar, heeft er een flinke klus aan: “er moet een enorme lagune worden opgevuld met vazen, mozaïeken en reproducties. Maar ik ben er trots op dat de werken in Amsterdam worden getoond. Het laat zien dat de beide Hermitages onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden”.

Een aanrader bij deze tentoonstelling is de audiotour, vanuit het hart ingesproken door kunsthistoricus Jan Six en historiejournalist Geert Mak. Nagenieten doe je met de schitterende catalogus, voor 29,95 verkrijgbaar in de museumwinkel

Hollandse Meesters uit de Hermitage
Tot en met 27 mei 2018
Hermitage Amsterdam
Amstel 51, Amsterdam