Museumtips voor het Paasweekend

Komend weekend is het pasen. En omdat de lentetemperaturen nog even op zich laten wachten, is dat natuurlijk een mooie gelegenheid voor een (overdekt) cultureel uitje. De meeste musea die normaal op maandag zijn gesloten, openen op tweede paasdag hun deuren. 

Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach
Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach

Het Rijksmuseum in Amsterdam organiseert op 1 april een speciale familiedag met diverse gratis activiteiten zoals paaseieren zoeken in de prachtige museumtuin een quiz en een paascabaret. Je kunt ook met de hele familie de verkleedkist in duiken en daarna op de foto!

En als je dan toch in het Rijksmuseum bent, bezoek je natuurlijk ook de tentoonstelling High Society

Wie in Japanse sferen wil komen, bezoekt de tentoonstelling Mesdag & Japan. Het verre Oosten verzameld bij de Mesdag Collectie in Den Haag (niet te verwarren met Panorama Mesdag) en reist daarna uiteraard door naar Amsterdam voor de tentoonstelling Van Gogh & Japan die in het Van Gogh Museum kan worden bewonderd. Vooraf reserveren is hier aan te raden.

In de Nieuwe Kerk in Amsterdam kan nog tot en met 8 april worden getuurd in de Gazing Ball van Jeff Koons. Heel lang zul je hier waarschijnlijk niet doorbrengen, dus steek daarna het Damrak over om in de Beurs van Berlage de unieke tentoonstelling My name is Prince te bezoeken. Voor heel even kun je de in 2016 overleden superster weer levend wanen, en bovendien heel dichtbij laten komen. Wist je dat je met een VIP-ticket één van zijn gitaren mag vasthouden? Neem in je wandeling door het stadscentrum tot slot even het FOAM mee, waar de prachtige foto-tentoonstelling Human Nature nog steeds te zien is. 

Museum Catharijne Convent LINK in Utrecht organiseert ook een aantal bijzondere paasactiviteiten. Op het moment is daar de tentoonstelling Magische Miniaturen te zien, en tijdens het paasweekend kan iedereen van 8 jaar en ouder in het museum zelf een miniatuur maken. Ook zijn er bloemenwandelingen langs diverse schilderijen en miniaturen. Tijdens deze wandelingen leer je over de betekenis van op de kunstwerken afgebeelde bloemen. 

En als je dan toch in Utrecht bent is het misschien leuk om ook nog even het musea Van Speelklok tot Pierement te bezoeken, waar nog tot en met 8 april de tentoonstelling Vieze liedjes op deftige speelklokken is te zien. 

In De Kunsthal Rotterdam kan worden gereserveerd voor een paasbrunch . Daarna kun je gaan kijken naar de tentoonstelling Hyperrealisme Sculptuur die onlangs is geopend. 

Wie geen genoeg kan krijgen van realisme kan in het Drents Museum nog steeds de tentoonstelling The American Dream bezoeken. 

Ook in het oosten van het land tref je het Groninger Museum, waar tijdens de paasdagen een ei ontworpen kan worden. Ook is daar nog steeds de tentoonstelling De Romantiek in het Noorden – van Friedrich tot Turner te zien. 

Een heel fijn weekend!

Tentoonstelling: Hyperrealisme Sculptuur, Kunsthal Rotterdam

In 2017 werd in Kunsthal Rotterdam de tentoonstelling Hyperrealisme, 50 jaar schilderkunst gehouden. Als vervolg hierop organiseert het museum dit jaar ‘Hyperrealisme Sculptuur’, een tentoonstelling waarbinnen levensechte beelden uit de afgelopen vijftig jaar centraal staan. 

In de tentoonstelling zijn sculpturen van 26 verschillende kunstenaars vanuit de hele wereld te zien, die het thema allemaal op hun eigen manier benaderen. 

In het begin van de 20e eeuw was de gemiddelde kunstenaar er niet op uit om zijn omgeving naturalistisch weer te geven. In tegendeel: hij verzette zich tegen de academische normen en ging op zoek naar een nieuwe, vrijere vormentaal waarbinnen hij zijn gevoel kon laten spreken. Aan het einde van de vijftiger jaren van de vorige eeuw keren kunstenaars terug naar de realistische weergave van de mens in de kunst. In tegenstelling tot vroegere kunststromingen waarbinnen het perfect weergeven van de mens vooral een esthetische functie had, wil de kunstenaar van nu met zijn sculpturen vaak een verhaal vertellen: over identiteit, individualiteit, kwetsbaarheid of over het keurslijf van alle dag waarin de gewone man gevangen zit. Niet in alle gevallen overigens: een aantal kunstenaars (John DeAndrea, Don Brown) haalt inspiratie uit de perfecte weergave van het menselijk lichaam in de tijd van de oude Grieken en Romeinen. 

Afgelopen woensdag bezochten mijn collega’s en ik de tentoonstelling met 45 leerlingen uit de bovenbouw, allemaal met een kunstvak in het profiel. Geoefende kunstkijkers dus, waarmee het leuk discussiëren is over hoe ze de kunstwerken ervaren.  

Het verschil in vormgeving tussen de sculpturen ondersteunt de uiteenlopende betekenis. Zo zijn er beelden die niet van echt te onderscheiden zijn zoals de werken van Duane Hanson. Het is herhaaldelijk voorgekomen dat een door hem gemaakt beeld dat op een tentoonstelling stond werd aangestoten). Dit waren niet de beelden die mijn leerlingen en mij het meeste aanspraken. Tuurlijk: we vonden ze ontzettend knap gemaakt, maar hyperrealistisch is ook heel gewoon. Net zo gewoon als de strak gekapte medebezoeker die op een gegeven moment werd aangezien voor sculptuur. 

Overigens maakt het wel een verschil in welke hoedanigheid de extreem realistische werken zich bevinden. Beelden die ‘bezig zijn’ met alledaagse handelingen maken wat mij betreft minder indruk dan beelden die ons een inkijkje geven in hun intieme leven, en dan doel ik niet zozeer op de wijdbeens zittende dames van Paul McCarthy maar eerder op het innig verstrengelde stel op leeftijd, Embrace, van Marc Sijan. Het werk van McCarthy trok overigens bovenmatig veel aandacht van mannelijke zestigplussers, die te bijziend leken om het bordje met fotografieverbod op te merken.

Er is ook werk te zien dat buitenaards vreemd van vorm is zoals het vervormde hoofd van Margriet Breevoort. Zij uit hiermee haar zorgen over de toekomst van de mensheid. “Ronduit griezelig”, aldus mijn leerlingen. Ik denk dat Breevoort hiermee geslaagd is in haar opzet: de mensheid gaat er, ook kwa uiterlijk, in haar doemscenario bepaald niet op vooruit!

Een aantal beelden is enorm groot en duwt de details ‘in your face’, zoals de vijf meter lange baby A Girl van Ron Mueck. Deze uit de kluiten gewassen zuigeling ligt in het midden van de tentoonstelling. Als het al niet door haar omvang was, valt ze hierdoor niet te missen. 

Opvallend was dat vooral de vrouwelijke bezoekers het een ‘enge baby’ vonden. Mogelijk speelt de gedachte dat zij ooit een dergelijke reuzin zouden moeten baren hierin een rol. Mijn leerlingen vonden de bloedresten op het kind ‘goor’ en de man in ons gezelschap vond haar aandoenlijk!

Andere sculpturen zijn juist klein van formaat, waardoor de aanschouwer zich moet inspannen om alle details op te merken. De beeldjes van Don Brown zijn hier een goed voorbeeld van. Ook de knielende vrouw van Sam Jinks, wat betreft vormgeving levensecht, maar klein van formaat, nodigt uit om zeer aandachtig te bekijken. Mijn leerlingen waren er niet bij weg te slaan. 

Sommige beelden beelden lijken wat betreft vorm wel heel echt, maar zijn van een materiaal gemaakt waardoor ze niet menselijk overkomen, zoals de wit gipsen beelden van George Segal. Een enkele keer zijn slechts ledematen weergegeven zoals bij het werk van Maurizio Cattelan. Je zult constateren dat verhaal dat verteld wordt door één enkel lichaamsdeel of een paar losse lichaamsdelen zeer indringend kan zijn. 

De publiekslievelingen van deze tentoonstelling zijn zonder meer Woman and Child, ook door Sam Jinks. Een oude vrouw, met de ogen gesloten, houdt een pasgeboren baby vast. Met minutieuze gedetailleerdheid heeft Jinks in dit iets kleiner dan levensgrote beeld vergankelijkheid weten uit te drukken. Dat het beeld indruk maakt blijkt uit de rij bezoekers die het op foto willen vastleggen. 

“Is deze tentoonstelling niet gewoon een alternatieve versie van Madame Tussaud?”, vroeg iemand mij. Zeker niet. Realisme zit hem niet alleen in een extreem naturalistische weergave van de werkelijkheid, maar kan ook worden uitgedrukt door de inhoud van een werk, of de weergave van het karakter van degene die wordt afgebeeld. Dat wordt binnen deze tentoonstelling heel goed duidelijk. Verder zijn de beelden van Madame Tussaud vrijwel allemaal van was gemaakt. In Hyperrealisme Sculptuur is een verscheidenheid aan materialen en technieken te zien. Soms is een beeld een afgietsel, in andere gevallen zijn er vele voorstudies in klei aan voorafgegaan. Er is andere andere gebruik gemaakt van gips, acryl, hars, siliconen, hout, papier maché, polyurethaan en mensenhaar, wat ieder werk een eigen karakter geeft. 

Soms zal het zijn alsof je in de spiegel kijkt, op een ander moment zal een beeld je een vervreemdend gevoel geven of zelfs choqueren. Soms zul je je vereerd voelen dat je zo dicht op een tafereel mag komen, soms zul je je een voyeur voelen. De tentoonstelling zal je confronteren met hoe je naar jezelf en naar anderen kijkt en dat de manier waarop we naar  lichamen kijken continu verandert. In een tijd waarin we omgeven worden door selfies is dit een interessant gegeven.

Bij deze tentoonstelling is een catalogus verschenen, uitgegeven door Uitgeverij Waanders & De Kunst. Deze is te koop voor € 24,95. ISBN: 978-94-6262-181-7

Hyperrealisme Sculptuur
Tot en met 1 juli 2018
Kunsthal Rotterdam
Museumpark, Westzeedijk 341
3015 AA Rotterdam

Tentoonstelling: Van Gogh & Japan in het Van Gogh Museum

Vanaf 23 maart is in Het Van Gogh Museum de tentoonstelling Van Gogh & Japan te zien. Nadat Saporo, Tokio, en Kyoto zijn aangedaan, is het nu tijd om neer te strijken in Amsterdam. 

Vincent van Gogh liet zich graag inspireren door andere kunstenaars. Leergierig als hij was bezocht hij met regelmaat musea en ateliers van collega’s. Aan zijn werk valt vaak af te lezen met wiens werk hij in contact was geweest. Zijn krachtige handschrift blijft ondanks alle invloeden steeds zichtbaar, ook wanneer hij zijn meest invloedrijke bron van inspiratie heeft aangeboord. 

Tijdens zijn verblijf in Parijs (1886-1888) kwam Vincent van Gogh in aanraking met de Japanse kleurenhoutsneden. Deze prenten werden in grote getale aangeboden in Europa. Hier heerste in de 19e eeuw namelijk een ware Japan-rage, en artikelen afkomstig uit Japan vonden gretig aftrek, onder andere bij kunstenaars. Wie het zich kon veroorloven schafte keramiek en lakwerk aan, wie minder te besteden had kon zich doorgaans wel de prenten veroorloven, die relatief goedkoop waren. Van Gogh schafte er 660 aan, met als onderwerpen onder andere dames in kimono, landschappen en Japanse acteurs.

Kort daarna werd een enorme invloed van de Japanse prentkunst op zijn werk zichtbaar. Zijn liefde voor Japan zou vanaf dat moment nooit meer verdwijnen.

Katsushika Hokusai, Onder de golf bij Kanagawa, 1829-1833
Katsushika Hokusai, Onder de golf bij Kanagawa, 1829-1833, Rijksmuseum, Amsterdam

In Van Gogh & Japan is te zien hoe de invloed van Japanse kunst op het werk van Vincent van Gogh in de loop der jaren steeds sterker werd. 

Axel Rüger, directeur Van Gogh Museum: “We proberen de bezoekers in deze tentoonstelling te laten kijken met de ogen van Vincent van Gogh. Ook zou het mooi zijn als het hen lukt om een beetje op Japans te leren kijken”.

Dat is wat ook Van Gogh graag wilde: op z’n Japans kijken. In de tentoonstelling hangt het werk van Van Gogh naast Japanse prenten, zodat goed is te zien op welke wijze hij zich liet inspireren. Zelf schreef hij hierover in een brief aan zijn broek Theo: “Ik benijd de Japanners om die enorme helderheid die alle dingen bij hen hebben. Hun werk is even gemakkelijk als ademhalen en zij maken een figuur in enkele trefzekere lijnen met hetzelfde gemak, alsof het even simpel is als het dichtknopen van je vest”.

Een van de favoriete prenten van Vincent van Gogh was de onderstaande crépon (een prent op stof) in felle kleuren. Temidden van bloeiende natuur is een aantal zorgeloze vrolijke dames afgebeeld. Dit is hoe Van Gogh Japan voor zich zag: exotisch en ongedwongen. Bovendien zag hij in de afgebeld dames meisjes met een vrije seksuele moraal. De afgebeelde kraanvogels stonden in Frankrijk voor prostitutie. Dat dat in Japan niet het geval was kwam niet in hem op. In zijn Courtisane (1887) kopieert hij deze kraanvogels dan ook in de omlijsting van de vrouw, waarmee hij zinspeelt op haar beroep. 

De Japanse kunst maakte Van Gogh gelukkig. Hij waardeerde de composities, grote kleurvlakken, details in de natuur, en de scherp omlijnde vormen. Vooral de helderheid van de Japanse vormgeving trok hem aan. Conservator Nienke Bakker: “Vincent van Gogh ging nadrukkelijke vormen en heldere kleuren schilderen, wat zijn werk naar een hoger plan tilde. Er ontstond een nieuw soort kunst”

In De Arlésienne (1888) is goed zichtbaar hoe Van Gogh gebruik heeft gemaakt van grote kleurvlakken heeft en de vormen heeft omlijnd met sterke contouren. 

Vincent van Gogh, De Arlésienne (Marie Ginoux), 1888
Vincent van Gogh, De Arlésienne (Marie Ginoux), 1888 The Metropolitan Museum of Art, New York, legaat van Sam A. Lewisohn, 1951

Een aantal Japans georiënteerde werken van Vincent Van Gogh, zoals zijn Brug in de regen, naar Hiroshe (1887) lijkt haast een één-op-één kopie van het origineel, maar dit moet slechts worden gezien als een oefening. Simpelweg kopiëren van wat hij op zijn Japanse prenten zag is nooit zijn artistieke intentie geweest. Van Gogh was in staat één enkel overheersend beeldelement in zich op te nemen en te vertalen naar iets nieuws. 

Brug in de regen, naar Hiroshe (1887).
Brug in de regen, naar Hiroshe (1887). Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Neem het schilderij La Crau met bloeiende perzikbomen (1889). In een lezing die ik in januari bezocht gaf Louis van Tilborgh, Sr. onderzoeker van het Vincent van Gogh Museum en medeconservator van de tentoonstelling aan: “Men heeft bekeken op welke plek Vincent van Gogh gezeten moet hebben om dit te kunnen schilderen en kwam erachter dat er daar geen plek is van waaruit hij een dergelijk hoog standpunt kon innemen”. Wat betreft standpunt vertoont het sterke overeenkomsten met Fuji vanaf de Katakura theeplantage in de provincie Suruga, door Katsushika Hokusai. Vincent van Gogh kreeg het voor elkaar om, geïnspireerd door dit perspectief, zijn werkelijke uitzicht in zijn hoofd om te zetten. 

Vincent van Gogh, La Crau met bloeiende perzikbomen, 1889
Vincent van Gogh, La Crau met bloeiende perzikbomen, 1889, The Samuel Courtauld Trust, The Courtauld Gallery, London
Katsushika Hokusai, Fuji vanaf de Katakura theeplantage in de provincie Suruga, 1831-1835
Katsushika Hokusai, Fuji vanaf de Katakura theeplantage in de provincie Suruga, 1831-1835, Rijksmuseum, Amsterdam, aankoop uit het F.G. Waller-Fonds

Ondanks zijn enorme liefde voor Japan, bezocht Van Gogh het land nooit. Hij trok naar het zuiden van Frankrijk en vond in het plaatste Arles zijn eigen versie van Japan. De helderheid van het licht, de weidsheid van het landschap… Hij vond hier de focus om naar eigen zeggen “te werken als een Japanse kunstenaar”. Aan zijn broer Theo schrijft hij: “Ik ben ervan overtuigd dat mijn persoonlijkheid echt naar boven zal komen door een langduriger verblijf hier. Japanners schilderen snel, heel snel, als in een lichtflits. Omdat hun gevoelens simpelere en fijnzinniger zijn. Ik ben hier pas een paar maanden, maar – zeg eens, zou ik in Parijs deze boten binnen een uur tijd hebben kunnen schilderen?”.

Vissersboten op het strand van Les Saintes-Maries-de-la-Mer (1888)
Vissersboten op het strand van Les Saintes-Maries-de-la-Mer (1888). Van Gogh Museum, Amsterdam (Vincent van Gogh Stichting)

Ook uit bovenstaand brieffragment blijkt dat Van Gogh geen kopiist was. Hij wilde zich inleven in de werkwijze van de Japanse kunstenaar en wat daaruit voortkwam verwerken in zijn eigen kunst. Hij was immers een gevoelsmens, vatbaar voor emoties van anderen, en extreem bedreven in het visueel uiten van zijn innerlijke leefwereld. Niet voor niets zou hij later blijken hét voorbeeld te zijn voor de expressionisten van de twintigste eeuw. Nienke Bakker: “Vincent van Gogh wist de Japanse esthetiek in zijn werk te vertalen. Hij voelde een zielsverwantschap met Japanse kunstenaars, die Japanners van nu op hun beurt ook voelen met Van Gogh”. 

Het schilderij Vissersboten op het strand van Les Saintes-Maries-de-la-Mer (1888) beschouwde Vincent van Gogh als één van zijn meest Japanse werken. 

Veel van het werk van van Gogh is in de loop der jaren in diverse collecties, verspreid over de hele wereld terechtgekomen. Dankzij de medewerking van hun eigenaren kon Van Gogh & Japan tot een zeldzame reünie worden. 

Een van de meest bijzondere bruiklenen is het Zelfportret uit het Fogg Art Museum, Harvard Art Museums, Cambridge, VS. Het leven als Japanse monnik zag Van Gogh als één van de hogere levensidealen en daarom beeldde hij zichzelf op die manier af. Hij schilderde dit schilderij in 1888 voor zijn goede vriend, de schilder Gauguin en stuurde het naar hem op. Wie goed naar het werk kijkt ziet dat onder de bovenste verflagen de zin ‘Pour mon ami Gauguin’ staat geschreven. Het werk is wordt in principe niet uitgeleend, maar voor deze tentoonstelling is een uitzondering gemaakt. 

Ook de aanwezigheid van het Zelfportret met verbonden oor (1889) is een unicum. Dit schilderij, dat in het bezit is van de Courtauld Gallery in Londen is sinds 1955 Engeland niet meer uit geweest. Vincent maakte dit schilderij net nadat hij uit het ziekenhuis was ontslagen. Hij was opgenomen geweest na het afsnijden van een deel van zijn oor. Op de achtergrond heeft hij een Japanse prent geschilderd. Ondanks zijn geestesziekte was zijn liefde voor de Japanse kunst onveranderd gebleven. 

Een aantal van de werken in de tentoonstelling is sinds de verkoop uit de familiecollectie nog nooit in Nederland te zien geweest sinds de verkoop uit familiecollectie, zoals de eerder genoemde La Crau met bloeiende perzikbomen (1889).

Van de 660 Japanse prenten die Vincent Van Gogh destijds kocht, maken er vandaag de dag nog zo’n 500 deel uit van de collectie van het Van Gogh Museum. Naast de tekeningen en schilderijen van Van Gogh staat een belangrijk deel van deze prenten tijdens deze tentoonstelling in de spotlights. Door deze temidden van zijn werk op te stellen, kan worden ervaren op welke manier hij zich liet inspireren. 

Loop na het bewonderen van het werk van Vincent van Gogh vooral even door naar de bovenste etage, alwaar een grote hoeveelheid Japanse prenten uit de collectie van het museum is te zien. 

De tentoonstelling Van Gogh & Japan is bijzonder, prachtig en leerzaam. Ze laat zien ons hoe groot de bewondering van Vincent van Gogh voor Japanse kunst was, en hoe belangrijk de Japanse invloed op zijn werk is geweest. Met de vele navolgers die Van Gogh op zijn beurt weer heeft gehad, kunnen we zelfs stellen dat Japanse prenten in brede zin een belangrijk stempel hebben gedrukt op de beeldende kunst van de 20e eeuw. 

Er worden veel bezoekers verwacht. Vooraf boeken via de website van Het Van Gogh Museum is aan te raden.

Bij de tentoonstelling is een bijzonder mooi geïllustreerde catalogus verschenen. Te koop voor € 29,95 (ISBN 978-94-6230-218-1). Zo kun je na afloop van je bezoek volop nagenieten.

Van Gogh & Japan
Tot en met 24 juni 2018
Van Gogh Museum
Museumplein 6
Amsterdam

Opening van ‘Van Gogh & Japan’ door Koning Willem Alexander (met video).

Op 22 maart jongstleden werd de tentoonstelling ‘Van Gogh & Japan’ officieel geopend door Koning Willem Alexander. Ooit cultureel bijgeschoold door kunsthistoricus en oud-directeur van Het Rijksmuseum, viel te verwachten dat hij niet slechts langs zou komen om een lintje door te knippen, maar dat hij oprechte interesse in de tentoonstelling zou tonen.

Aankomst bij het Van Gogh Museum.
Foto: Joëlle Snijders

De openingsplechtigheid bestond uit een aantal toespraken, een optreden van de in Japan uiterst populaire Wouter Hamel, een voorproefje van de Nederlandstalige opera Dejima en een traditioneel Japanse ceremonie waarbij door meerdere personen tegelijk, waaronder de Koning, lintjes werden doorgeknipt.

Overhandiging van de eerste tentoonstellingscatalogus.
Foto: Joëlle Snijders

Vervolgens kon van een afstand worden vastgelegd hoe Koning Willem Alexander en de ambassadeur van Japan een rondleiding kregen van directeur Alex Rüger. 

Over de achtergrond van het schilderij de Wiegster merkte Willem Alexander op dat dat “het schilderij met de Matisse-achtergrond” is. Onze Koning heeft goed opgelet bij meneer van Os. Matisse heeft zich inderdaad laten inspireren door het de decoratieve manier van Vincent van Gogh, die zich op zijn beurt weer liet inspireren door de Japanse prentkunst. 

Graag had ik meer meegekregen van de rondleiding en de reacties van ‘Willie’ natuurlijk. Maarja: media op afstand. Dat is ook de reden voor de wat wiebelige beelden, die voortkomen uit zo ver mogelijk inzoomen zonder statief. Excuses daarvoor. 

Veel plezier met het filmpje en mocht je het wat saai vinden: bedenk er dan vooral een ‘Lucky TV’ voice over bij. 

Later vandaag verschijnt mijn uitgebreide blog over de – ontzettend mooie en interessante – tentoonstelling.

Fotografie Joëlle Snijders - joellesnijders.nl

Tentoonstelling: High Society in het Rijksmuseum

Op de dag dat ik de tentoonstelling High Society aanvankelijk wil bezoeken moet het Rijksmuseum haar deuren sluiten vanwege een stroomstoring. Gelukkig woon ik in de buurt en kan ik de volgende dag een nieuwe poging wagen, maar wat een sof: op de tweede dag van zo’n grootse tentoonstelling het toegestroomde publiek moeten wegsturen!

Reeds aangeschafte kaartjes van die dag (9 maart) blijven geldig voor een later bezoek, dus reis vooral opnieuw af naar het Museumplein, ook als je vanuit de andere kant van het land moet komen. Je zult er geen spijt van krijgen!

Op de tentoonstelling zijn 39 levensgrote ‘ten voeten uit’ portretten te zien. Het schilderen van zo’n portret is niet makkelijk, en gold dan ook eeuwenlang als een belangrijke proeve van bekwaamheid voor portrettisten. 

De naam High Society slaat op degenen die op de portretten worden afgebeeld. Het betreft hier de Bobo’s van weleer: mensen met geld en status. Deze status benadrukten zij door zichzelf op deze wijze te laten afbeelden: dan stelde je écht iemand voor!

De aanwezigen die mij het meest opvielen zal ik hier aan je voorstellen. De rest ontmoet je wanneer je zelf langs gaat op het feestje van Marten en Oopjen. 

De schilderijen komen uit verschillende stijlperioden. De populariteit van de mansgrote portretten was geen oprisping: op de tentoonstelling zijn portretten daterend van 1514 tot het begin van de vorige eeuw aanwezig. Ze zijn als gasten op een feestje bijeengebracht ter ere van de terugkeer van Marten Soolmans en Oopjen Coppit, het beroemde koppel geschilderd door Rembrandt. De afgelopen anderhalf jaar verbleven zij voor onderhoud in het restauratie-atelier van het Rijksmuseum.

Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach
Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach

De twee oudste portretten zijn die van het koppel Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, in 1514 geschilderd door Lucas Cranach I. De twee dragen peperdure huwelijkskledij. Bianca du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum in het radioprogramma Opium: “Het kostuum van Hendrik is een beetje vergelijkbaar met die enorm dure spijkerbroeken waar met opzet scheuren in zijn gemaakt. Ook in dit huwelijkskostuum zijn met behulp van een heet mes inkepingen gemaakt. Dit noemde men ‘hakkelen’ en was in die tijd uitermate populair!” Het paar is behangen met sieraden. In één van de kettingen van Catharina staan de initialen ‘HK’, van Hendrik en Katharina, aan een ketting van Hendrik hangt een hanger met twee handen ineengeslagen om een hart. Op beide portretten is een hond afgebeeld, symbool voor huwelijkse trouw. Op het lijfje van de jurk van Katharina is de letter ‘M’ herhaaldelijk, in een patroon geborduurd, vermoedelijk als verwijzing naar haar familienaam. 

De portretten werden ooit op panelen geschilderd, en hierdoor uiterst gevoelig voor de tand des tijds. Daarom zijn ze overgezet op canvas. Dat dat mogelijk is wist ik ook niet, maar dat kan dus, met behulp van een ingewikkeld en griezelig proces

Uit dezelfde periode komt het portret van de machtige Keizer Karel V (1532), door Jacob Siesenegger. Karel draagt een bijzonder kledingstuk, dat ook Matthijs van Nieuwkerk in De wereld draait door leek te fascineren

Het betreft een eivormige tok, de zogenaamde braguette. Dit was een schaamkapsel, dat was afgeleid van het ridderharnas. Dit ontstond uit praktische overwegingen: mannen droegen alleen maar losse pijpen, geen hele broek. Op deze manier konden zij hun edele delen toch aankleden. In het radioprogramma Opium vertelt Bianca du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum: “Soms zat er nog een zakje aan de buitenkant van de braguette (autocorrect maakt er steeds ‘baguette’ van). Hierin kon men zakdoekjes of versnaperingen zoals een mandarijntje bewaren.” De braguette kon versierd zijn met borduursels en edelstenen. Hoe uitbundiger, hoe vruchtbaarder, dat wilde de drager althans uitstralen.

Karel V zette met dit portret de norm voor toekomstige staatsieportretten. Vanaf dat moment werden deze allemaal ten voeten uit geschilderd of gefotografeerd. 

De kleding van de invloedrijken der aarde is in de loop der eeuwen stukken minder uitbundig geworden. Hier en daar waagt een popster zich aan extreme outfits, maar ik kan me geen hooggeplaatst persoon voorstellen dat zich zou laten afbeelden als Kapitein Thomas Lee, in 1594 geschilderd door Marcus Gheeraerts. Lee was huurling in het Engelse koloniale leger van koningin Elisabeth I in Ierland, in dienst om de Katholieken in toom te houden. Dat hij zelf ook katholiek was hield hij uiteraard verborgen.

Kapitein Thomas Lee door Marcus Gheeraerts

Het eerste wat opvalt is zijn enorme decolleté. Verder draagt hij geen broek, wat op zijn minst opmerkelijk is te noemen. Het is een eerbetoon aan de straatarme Ierse voetsoldaten die blootsvoets het gevecht moesten aangaan. In die zin valt het schilderij te interpreteren als aanklacht. De Latijnse inscriptie op de bladeren van de boom refereert aan een quote van Livius die vrij vertaald ‘Doen en moedig standhouden’ betekent. Dit slaat op een verhaal over de Romeinse soldaat Scaevola, die infiltreerde in het Etruskische leger en toen hij werd gepakt zijn hand in het vuur stak om zijn moed te tonen. De gelijkenis tussen Sceavola en Thomas Lee wordt benadrukt door Lee’s verminkte hand, die er treurig bijhangt. 

Maurits, prins van Oranje, rond 1615 geschilderd door Michiel van Mierenvelt draagt een verguld harnas. Net als veel van de andere portretten in de tentoonstelling is hier de stofuitdrukking waanzinnig. Stofuitdrukking is de manier waarop een schilder een bepaald materiaal met verf op het doek nabootst. Prins Maurits is meerdere keren door van Mierenvelt geportretteerd. Uit recent onderzoek is gebleken dat Van Mierenvelt voor portretten die vaak moesten worden herhaald, gebruik maakte van geperforeerde tekeningen van het hoofd. Door hier met een kwast met grafiet overheen te strijken, kwamen de contouren dan op het doek te staan.

Maurits, prins van Oranje door Michiel van Mierenvelt
Maurits, prins van Oranje door Michiel van Mierenvelt

Veronese en van Mielich schilderden in ongeveer dezelfde periode een koppel. Veronese schilderde graaf Iseppo da Porto met zijn zoontje en gravin Livia da Porto Thiene met haar dochter en van Mielich schilderde Hertog Albrecht V van Beieren en Anna van Oostenrijk, De koppels hangen naast elkaar in één van de zalen en laten goed het verschil in de vaardigheid van het weergeven van de anatomie weer. Niet alleen de manier waarop de menselijke anatomie is geschilderd loopt uiteen. Beide vrouwen dragen een marter met een gouden masker, in de zestiende eeuw een talisman voor zwangere vrouwen. Het beestje van Veronese blinkt uit. 

Voor de portretten van de publiekstrekkers Marten en Oopjen is het druk. Mensen drommen samen om een glimp op te vangen van het mooi gerestaureerde stel. Terecht. Het zijn wonderschone portretten die na de opknapbeurt nog beter tot hun recht komen. De verschillende nuances zwart in de kleding zijn goed zichtbaar, zo zien we duidelijk de stippen op de jurk van Oopjen. 

Bianca du Mortier: “Het is nog steeds heel bijzonder dat ze hier zijn. Tot een paar jaren geleden waren ze in privébezit van een familie in Parijs. Ze hingen in de slaapkamer.”

Luisa Casati trekt ook als geschilderde gedaante direct de aandacht, precies zoals zij ooit in levende lijve deed. Giovanni Boldini schilderde deze extravagante vrouw in 1908.

Luisa Casati door Giovanni Boldini
Luisa Casati door Giovanni Boldini

Deze markiezin leidde een zeer uitbundig leven. Ze was de meest bekende celebrity van het begin van de 20e eeuw. Ze zag zichzelf als een kunstwerk en droeg levende slangen als juwelen. Haar haren verfde ze in extreme kleuren en in haar jurken verwerkte ze pauwenveren en brandende gloeilampen. Regelmatig ging ze aan de wandel met twee aangelijnde luipaarden. Ook reed ze in een gouden koets, vergezeld door naakte dienstbodes. Ze gaf regelmatig feesten waar de drank rijkelijk vloeide en de cocaïne in all-you-can-sniff hoeveelheden aanwezig was. Ze gaf geld uit als water waardoor ze bankroet eindigde en stierf in eenzaamheid. 

Boldini heeft er alles aan gedaan om Luisa zo flamboyant mogelijk weer te geven. Zijn wilde verftoets raast als een wervelwind over het doek, in een poging haar wilde en onvoorspelbare leven in één beeld te vangen. Haar ogen zijn donker omlijnd met kohlpotlood, maar wie er goed inkijkt, ziet wat er schuil gaat achter haar uitbundigheid. 

Walther Rathenau door Edvard Munch
Walther Rathenau door Edvard Munch

Edvard Munch kennen we natuurlijk allemaal van De Schreeuw, het kronkelende landschapsschilderij waar het onheilspellende vanaf spat. Hoe anders is het portret van zakenman en politicus Walther Rathenau, dat hij in 1907 schilderde. Het is een statig portret, waarvan Munch twee versies heeft gemaakt. De kenmerkende golvende lijnen heeft Munch niet helemaal achterwege gelaten. In de achtergrond, de stropdas en een heel klein beetje in het jasje heeft hij ze subtiel een plek gegeven. Munch gebruikte voor dit schilderij maar weinig verf, Rathenau is in dunne lagen opgezet. Mooi om even te vergelijken met het pastels opgezette portret van Anna, gravin van Noailles, in 1931 geschilderd door Kees van Dongen. Ze hangt recht tegenover Rathenau. In grove verfstreken heeft van Dongen met dikke klodders verf de essentie van deze grand dame weten te vangen. Het portret stuitte aanvankelijk op weerstand, door het enorme decolleté. Het voetje dat subtiel onder de jurk van Anna uitpiept is misschien nog wel uitdagender…

Het voetje van Anna door Kees van Dongen
Het voetje van Anna door Kees van Dongen

Vergeet vooral de knappe Dokter Pozzi niet te groeten voordat je de laatste zaal met portretten verlaat. Pozzi was gynaecoloog en werd door zijn patiënten onweerstaanbaar gevonden. Hij had onder zijn clientèle dan ook meerdere minnaressen. Door één van hen, actrice Sarah Bernard, werd hij Dr. Dieu genoemd. John Singer Sargent schilderde zijn opvallende portret in 1881.

Bij High Society hoort een toegift. Deze bestaat uit High Society Uncut, een verzameling prenten waarop de guilty pleasures van de elite zijn afgebeeld. 

Kijk maar eens goed naar het Valsspelende paar bij het kaarten, waarop nogal opzichtig is te zien hoe een onnozel slachtoffer tijdens een spelletje kaarten een loer wordt gedraaid.

Prins Eugenius van Savoye,e rond 1725 door Cornelis Troost
Prins Eugenius van Savoye,e rond 1725 door Cornelis Troost

Of naar Prins Eugenius van Savoye, rond 1725 door Cornelis Troost werd vastgelegd. De prins zit rechts op een stoel en grijnst. Hij geniet zichtbaar van de halfnaakte prostituees die door een bordeel paraderen. Links in beeld is te zien hoe Madame Traese, de eigenaresse van het sjieke bordeel aan de Prinsengracht één van de prostituees helpt met het optrekken van haar jurk.

Er is een apart kabinet met – je bent gewaarschuwd – expliciete afbeeldingen, die vaak door anonieme graveurs zijn gemaakt. Ze wilden hun reputatie niet op het spel zetten. Wat er exact op deze afbeeldingen te zien is moet je zelf maar gaan bekijken!

De tentoonstelling nodigt uit om een tweede rondje te maken. Let dan eens op het verschil tussen de losjes geschilderde schilderijen uit het begin van de twintigste eeuw die je als laatste zag en de vroegste schilderijen die ik aan het begin van dit blog besprak. 

High Society spreekt tot de verbeelding van velen. Weekblad Privé wijdde een speciale editie aan de tentoonstelling almede Harper’s Bazaar. Koefnoen maakte in samenwerking met het Rijksmuseum een komisch promotiefilmpje. 

In de museumwinkel zijn de gebruikelijke ansichtkaarten en koelkastmagneten te koop, en natuurlijk ook een catalogus. En speciaal ter ere van Marten en Oopjen verschenen een Gouden Boekje en een setje Playmobil!

High Society – Vier eeuwen glamour
Tot en met 3 juni 2018
Rijksmuseum
Museumstraat 1
Amsterdam

My name is Prince – The official exhibition. Beurs van Berlage

Als Prince Rogers Nelson op 21 april 2016 op 57-jarige leeftijd overlijdt laat hij een indrukwekkende erfenis achter. Wat mij betreft in de eerste plaats in de vorm van vele tientallen uren muziek, maar ook de vele concertkaartjes, foto’s en artikelen uit de krant zal ik waarschijnlijk mijn leven lang zorgvuldig bewaren. Dat een verzameling Prince-artefacten vele malen indrukwekkender kan zijn dan mijn bescheiden collectie bewijst de tentoonstelling My name is Prince die na een editie in de O2 te Londen de de Beurs van Berlage in Amsterdam aandoet.  

Nooit meer zal ik mij verheugen op een Prince-concert. Ik bezocht er in vijfentwintig jaar velen: soms in de buurt, maar ook in België en Londen. De voorpret was bijna net zo heerlijk als de concerten zelf. Tijdens mijn eerste concert in de Rotterdamse Kuip regende ik tot op mijn onderbroek nat, tijdens mijn laatste concert in de Ziggo Dome zat ik snakkend naar adem op een trapje achterin de zaal – ik had een zware longontsteking – maar dat alles mocht de pret niet drukken. Ik was een echte Prince-fan. Ik bén een echte Prince-fan. Ooit hoop ik een bezoek te kunnen brengen aan Paisley Park: het voormalige studiocomplex van Prince, nu museum en bedevaartsoord. Dit 65.000 m2 grote complex herbergt naast een aantal studio’s, een nachtclub en een immens podium. Sinds 2016 is Paisley Park toegankelijk voor publiek, maar helaas niet om de hoek gelegen. Het materiaal dat op de tentoonstelling My Name is Prince wordt getoond is rechtstreeks afkomstig uit het complex. Uiteraard keek ik hier al tijden naar uit.   

Bij binnenkomst ontvangt de bezoeker een audiotour, wat in dit geval geen gedoe met het intoetsen van de juiste nummertjes betekent: terwijl je je door de tentoonstellingsruimte beweegt synchroniseert de audio op het apparaatje automatisch met het object waarbij je je in de buurt bevindt, of zoals helemaal aan het begin van de tour: met de vertoonde filmbeelden. De introductiefilm begint met de oudste videoclip van Prince: I wanna be your lover. Het is gelukkig geen lange film: eenmaal binnen wil je namelijk maar één ding: zo snel mogelijk zien wat er allemaal wordt tentoongesteld!   

Dat valt niet tegen: voor wie enige band heeft met de Minneapolis Genius (en/of de geschiedenis van de popmuziek) is het één groot feest der herkenning. De paarse trenchcoat die in de film Purple Rain door Prince werd gedragen: gewoon vlak voor je neus! Het wolkjeskostuum uit de videoclip Raspberry Beret: je zou het kunnen aanraken (wat uiteraard niet is toegestaan)! En daar houdt het wat betreft kostuums niet mee op: Prince beschikte over een zeer uitgebreide garderobe van voor en door hem persoonlijk ontworpen kledingstukken. Angie Marchese, hoofd archieven van Paisley Park en curator van deze tentoonstelling: “Na het overlijden van Prince zijn er op Paisley Park ongeveer 8000 kledingstukken gevonden.”  

Na zijn beginperiode, waarin hij zich op z’n zachtst gezegd wat ordinair kleedde, ontwikkelde zijn verschijning zich tot zeer stijlvol, maar niet minder excentriek. Kenmerkend voor hem werden de highwaisted broeken in kleurige stoffen en opvallende prints, perfect op zijn smalle postuur gesneden. Ze zijn in vele varianten aanwezig. Steeds gecombineerd met enorme hakken, om zijn geringe lengte – Prince was slechts 1.58 meter lang – enigszins te compenseren. Prachtig, maar vermoedelijk de oorzaak van zijn latere heupslijtage. De grote hoeveelheid zware medicatie die hij slikte om de pijn die dit veroorzaakte te verzachten, is hem naar alle waarschijnlijkheid fataal geworden. De met diamanten ingelegde wandelstok waarop Prince leunde schittert naast een blinkend zilverkleurig jasje in één van de vitrines.   

Ik herken de zwart-wit gestippelde outfit van de Lovesexy tour en de perzikkleurige – color you peach and black – kleding van de Sign of the Times concerten.  

Maar kleding is niet het enige waaraan de bezoeker zich kan vergapen. Er zijn ontwerptekeningen voor albumhoezen, er zijn documenten zoals het handgeschreven script voor Purple Rain en krabbels op de songtekst van het nummer Delirious, er zijn tamboerijnen, een microfoonstandaard, gewonnen awards en er zijn natuurlijk gitaren! We weten natuurlijk allemaal dat Prince van niets zoveel hield like he loved his guitar. Het is maar moeilijk te bevatten dat de getoonde Gibson L65 gitaar echt de gitaar is die Prince bespeelde tijdens de tours rondom zijn eerste album en waarmee hij in 1980 zijn tv-debuut maakte. Wie een VIP-ticket koopt mag ook het speciale gedeelte bezoeken dat is ingericht als backstage ruimte vol flightcases en een zeer indrukwekkend mengpaneel. En als kers op de taart mag de VIP één van de Prince-gitaren vasthouden!  

My name is Prince is vergelijkbaar met de tentoonstelling David Bowie is, die in 2016 in het Groninger Museum was te zien, al had ik in Groningen iets meer het gevoel dat de hoofdrolspeler tot leven werd gewekt. Dit vooral vanwege de concert-experience waar je als bezoeker volledig in op kon gaan. Naar ik heb begrepen hadden de organisatoren aan deze tentoonstelling graag een soortgelijke ervaring toegevoegd, maar werden zij toch enigszins beperkt door de familie Nelson opgelegde restricties. Verder had ik het interessant gevonden behalve te te gekke kostuums en voorwerpen wat meer verhalen uit het persoonlijke leven van Prince te horen: over zijn keuzes op het gebied van religie bijvoorbeeld. En wat dat voor zijn creatieve uitingen betekende. Persoonlijk vind ik het arsenaal aan artiesten waarmee Prince heeft samengewerkt erg indrukwekkend. Dit komt echter nauwelijks aan bod. Ik moet hier een slag om de arm houden: op het moment van de persbezichtiging was de audiotour nog niet beschikbaar, waardoor ik informatie gemist kan hebben.   

De tentoonstelling sluit met een hek, een replica van de Memorial Fence bij Paisley Park waarbij rouwende fans na het overlijden van Prince bloemen, berichtjes en hun eigen creatieve uitingen achterlieten. Voel je vooral vrij hetzelfde te doen bij deze kopie.   Natuurlijk ga je niet met lege handen naar huis. Een winkeltje biedt volop merchandise in de vorm van mokken, pins, mutsen en t-shirts. Toch een beetje het concertgevoel.   Na mijn bezoek kan ik zeggen: als Prince-fan moet je je met spoed naar de Beurs van Berlage begeven! Je zult diep onder de indruk zijn. Dichter bij de ervaring van de Paisley Park bezoeker zul je op Nederlands grondgebied niet komen. En wie Prince nooit in levende lijve mocht aanschouwen: ontzettend jammer, maar hier kun je het gemis een klein beetje goedmaken.

My name is Prince – The official exhibition
Tot en met 8 juni 2018
Beurs van Berlage Amsterdam  

 
Als Prince Rogers Nelson op 21 april 2016 op 57-jarige leeftijd overlijdt laat hij een indrukwekkende erfenis achter. Wat mij betreft in de eerste plaats in de vorm van vele tientallen uren muziek, maar ook de vele concertkaartjes, foto’s en artikelen uit de krant zal ik waarschijnlijk mijn leven lang zorgvuldig bewaren. Dat een verzameling Prince-artefacten vele malen indrukwekkender kan zijn dan mijn bescheiden collectie bewijst de tentoonstelling My name is Prince die na een editie in de O2 te Londen de de Beurs van Berlage in Amsterdam aandoet.
 
 
Nooit meer zal ik mij verheugen op een Prince-concert. Ik bezocht er in vijfentwintig jaar velen: soms in de buurt, maar ook in België en Londen. De voorpret was bijna net zo heerlijk als de concerten zelf. Tijdens mijn eerste concert in de Rotterdamse Kuip regende ik tot op mijn onderbroek nat, tijdens mijn laatste concert in de Ziggo Dome zat ik snakkend naar adem op een trapje achterin de zaal – ik had een zware longontsteking – maar dat alles mocht de pret niet drukken. Ik was een echte Prince-fan. Ik bén een echte Prince-fan. Ooit hoop ik een bezoek te kunnen brengen aan Paisley Park: het voormalige studiocomplex van Prince, nu museum en bedevaartsoord. Dit 65.000 m2 grote complex herbergt naast een aantal studio’s, een nachtclub en een immens podium. Sinds 2016 is Paisley Park toegankelijk voor publiek, maar helaas niet om de hoek gelegen. Het materiaal dat op de tentoonstelling My Name is Prince wordt getoond is rechtstreeks afkomstig uit het complex. Uiteraard keek ik hier al tijden naar uit. 
 
 
Bij binnenkomst ontvangt de bezoeker een audiotour, wat in dit geval geen gedoe met het intoetsen van de juiste nummertjes betekent: terwijl je je door de tentoonstellingsruimte beweegt synchroniseert de audio op het apparaatje automatisch met het object waarbij je je in de buurt bevindt, of zoals helemaal aan het begin van de tour: met de vertoonde filmbeelden. De introductiefilm begint met de oudste videoclip van Prince: I wanna be your lover. Het is gelukkig geen lange film: eenmaal binnen wil je namelijk maar één ding: zo snel mogelijk zien wat er allemaal wordt tentoongesteld! 
 
 
Dat valt niet tegen: voor wie enige band heeft met de Minneapolis Genius (en/of de geschiedenis van de popmuziek) is het één groot feest der herkenning. De paarse trenchcoat die in de film Purple Rain door Prince werd gedragen: gewoon vlak voor je neus! Het wolkjeskostuum uit de videoclip Raspberry Beret: je zou het kunnen aanraken (wat uiteraard niet is toegestaan)! En daar houdt het wat betreft kostuums niet mee op: Prince beschikte over een zeer uitgebreide garderobe van voor en door hem persoonlijk ontworpen kledingstukken. Angie Marchese, hoofd archieven van Paisley Park en curator van deze tentoonstelling: “Na het overlijden van Prince zijn er op Paisley Park ongeveer 8000 kledingstukken gevonden.”
 
 
Na zijn beginperiode, waarin hij zich op z’n zachtst gezegd wat ordinair kleedde, ontwikkelde zijn verschijning zich tot zeer stijlvol, maar niet minder excentriek. Kenmerkend voor hem werden de highwaisted broeken in kleurige stoffen en opvallende prints, perfect op zijn smalle postuur gesneden. Ze zijn in vele varianten aanwezig. Steeds gecombineerd met enorme hakken, om zijn geringe lengte – Prince was slechts 1.58 meter lang – enigszins te compenseren. Prachtig, maar vermoedelijk de oorzaak van zijn latere heupslijtage. De grote hoeveelheid zware medicatie die hij slikte om de pijn die dit veroorzaakte te verzachten, is hem naar alle waarschijnlijkheid fataal geworden. De met diamanten ingelegde wandelstok waarop Prince leunde schittert naast een blinkend zilverkleurig jasje in één van de vitrines. 
 
 
Ik herken de zwart-wit gestippelde outfit van de Lovesexy tour en de perzikkleurige – color you peach and black – kleding van de Sign of the Times concerten.
 
 
Maar kleding is niet het enige waaraan de bezoeker zich kan vergapen. Er zijn ontwerptekeningen voor albumhoezen, er zijn documenten zoals het handgeschreven script voor Purple Rain en krabbels op de songtekst van het nummer Delirious, er zijn tamboerijnen, een microfoonstandaard, gewonnen awards en er zijn natuurlijk gitaren! We weten natuurlijk allemaal dat Prince van niets zoveel hield like he loved his guitar. Het is maar moeilijk te bevatten dat de getoonde Gibson L65 gitaar echt de gitaar is die Prince bespeelde tijdens de tours rondom zijn eerste album en waarmee hij in 1980 zijn tv-debuut maakte. Wie een VIP-ticket koopt mag ook het speciale gedeelte bezoeken dat is ingericht als backstage ruimte vol flightcases en een zeer indrukwekkend mengpaneel. En als kers op de taart mag de VIP één van de Prince-gitaren vasthouden!
 
 
My name is Prince is vergelijkbaar met de tentoonstelling David Bowie is, die in 2016 in het Groninger Museum was te zien, al had ik in Groningen iets meer het gevoel dat de hoofdrolspeler tot leven werd gewekt. Dit vooral vanwege de concert-experience waar je als bezoeker volledig in op kon gaan. Naar ik heb begrepen hadden de organisatoren aan deze tentoonstelling graag een soortgelijke ervaring toegevoegd, maar werden zij toch enigszins beperkt door de familie Nelson opgelegde restricties. Verder had ik het interessant gevonden behalve te te gekke kostuums en voorwerpen wat meer verhalen uit het persoonlijke leven van Prince te horen: over zijn keuzes op het gebied van religie bijvoorbeeld. En wat dat voor zijn creatieve uitingen betekende. Persoonlijk vind ik het arsenaal aan artiesten waarmee Prince heeft samengewerkt erg indrukwekkend. Dit komt echter nauwelijks aan bod. Ik moet hier een slag om de arm houden: op het moment van de persbezichtiging was de audiotour nog niet beschikbaar, waardoor ik informatie gemist kan hebben. 
 
 
De tentoonstelling sluit met een hek, een replica van de Memorial Fence bij Paisley Park waarbij rouwende fans na het overlijden van Prince bloemen, berichtjes en hun eigen creatieve uitingen achterlieten. Voel je vooral vrij hetzelfde te doen bij deze kopie.
 
Natuurlijk ga je niet met lege handen naar huis. Een winkeltje biedt volop merchandise in de vorm van mokken, pins, mutsen en t-shirts. Toch een beetje het concertgevoel.
 
Na mijn bezoek kan ik zeggen: als Prince-fan moet je je met spoed naar de Beurs van Berlage begeven! Je zult diep onder de indruk zijn. Dichter bij de ervaring van de Paisley Park bezoeker zul je op Nederlands grondgebied niet komen. En wie Prince nooit in levende lijve mocht aanschouwen: ontzettend jammer, maar hier kun je het gemis een klein beetje goed maken. 
 
My name is Prince – The official exhibition
Tot en met 8 juni 2018
Beurs van Berlage
Amsterdam

 

 

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.

Op 23 maart begint in Het Van Gogh Museum in Amsterdam de tentoonstelling Van Gogh en Japan. Tegelijkertijd loopt in De Mesdag Collectie de tentoonstelling  Mesdag en Japan. Het verre Oosten verzameld.    In de negentiende eeuw sprak Japan tot de verbeelding van van veel Nederlandse kunstenaars. Het exotische, onbekende, niet door technologische ontwikkelingen aangetaste leven prikkelde hun fantasie en inspireerde hen tot het creëren van iets nieuws.   De meest bekende Nederlandse kunstenaar die zich door Japan liet beïnvloeden is ongetwijfeld Vincent van Gogh. Ook al heeft hij het land nooit bezocht: er was genoeg voor handen om inspiratie uit te putten. Vanaf de zeventiende eeuw had Nederland een unieke handelspositie met Japan. Als gevolg hiervan kwamen Japanse prenten en gebruiksvoorwerpen onze kant op, tot genoegen van de Japan-liefhebbende kunstenaars: de Japonisten.     

Video-impressie van de tentoonstelling   Ook kunstenaar Hendrik Willem Mesdag was gek op Japanse spulletjes. In zijn werk liet hij zich niet zichtbaar inspireren, maar in de loop der jaren legde hij een fantastische verzameling aan en opende een museum. In de jaren rond de opening van zijn museum kocht hij meer dan 140 Japanse objecten, variërend van keramiek tot samoeraizwaarden. In de tentoonstelling Mesdag en Japan wordt voor het eerst uitgebreid aandacht besteed aan deze unieke verzameling.    De voorwerpen staan thematisch opgesteld in drie zalen. In de eerste zaal staat de vroege bewondering voor de Japanse kunst centraal. De eerste Japanse voorwerpen die naar ons land kwamen waren verschrikkelijk duur en alleen voor de allerrijksten bereikbaar.   

  In deze zaal zien we onder andere een prachtig samoeraizwaard, afkomstig uit één van de beste smederijen van Japan. Het heft van het zwaard is versierd met vlechtwerk. Tussen het vlechtwerk is een krabbetje te zien. Volgens een oude legende zouden krijgers van een oude clan ooit zijn omgekomen bij een zeeslag, maar geïncarneerd tot krabbetjes weer aan land zijn gekomen.    De import van Japanse objecten kreeg een boost nadat in 1868 een keizer ging regeren die het shintoïsme met zich meebracht. Er volgde een soort beeldenstorm: tempels moesten afstand doen van hun boeddhistische beelden en altaarvazen, die veelal in het Westen terechtkwamen.   

Een bronzen offervaas met een bijzonder gedetailleerd gevormde drakenkop, afkomstig uit zo’n tempel, kan hier worden bewonderd. De vaas heeft onlangs een behoorlijke upgrade gekregen: heel lang stond hij in de collectie bekend als kwispedoor, een ouderwetse spuugbak!   De tweede zaal  toont ons hoe populair de Japanse objecten waren bij Mesdag en zijn omgeving. Blikvanger in deze ruimte zijn twee meer dan manshoge koperen kraanvogels, die voor het raam zijn geplaatst. Mesdag betaalde in 1889 een bedrag van 500 gulden voor de vogels. In die tijd een fors bedrag! Voor een schilderij van de zeer gewaardeerde schilder Jean Baptiste Corot legde in deze periode hetzelfde bedrag neer.  

Zoals de Chinese restauranteigenaar zijn gerechten vaak aanpast aan de Nederlandse smaak om ze toegankelijker te maken, pasten Japanners de vormgeving van hun objecten op een gegeven moment ook aan de westerse smaak aan. In antieke helmen werden draken waren gegraveerd en keramiek werd gedecoreerd met exotische vogels en bloemen. De collectie van Mesdag bestaat voor een groot deel uit deze exportkunst.    Veel Nederlandse kunstenaars waren uitermate geïnteresseerd in Japanse prenten. Deze waren ook relatief goedkoop. Mesdag voegde geen prenten toe aan zijn verzameling, maar wel een vaas waarop een Hokusai-prent was gekopieerd. De prent vertelt het verhaal van Endo Morito. Hij is verliefd op zijn nicht. Zij is echter al is getrouwd. Hij besluit daarop haar echtgenoot te vermoorden, maar vermoordt echter per ongeluk zijn nichtje. Hierop besluit hij monnik te worden. Hij legt zichzelf een aantal beproevingen op, waaronder een verblijf van drie weken onder een ijskoude waterval.   

De oorspronkelijke prent is is thans in het bezit van het Rijksmuseum en wordt tijdelijk naast de vaas tentoongesteld in De Mesdag Collectie.  De trots, de Nachtwacht van de tentoonstelling is een blauw-witte schaal, waarop als een soort stripverhaal het productieproces in de porseleinfabriek staat afgebeeld. Naar bekend bestaan er slechts drie andere soortgelijke schalen.   

In de laatste zaal wordt de Invloed van de Japanse kunst op de Nederlandse kunst, en dan met name de Haagse keramiek belicht. Zo is daar de Dekselpot, rond 1890 gemaakt door keramist Samuel Schellink. De vorm van de pot doet Japans aan, alsmede de leeuwhond, waarmee hij het deksel versierde. De pot is afkomstig uit een particuliere collectie en behoorlijk uniek. Conservator Bram Donders straalt als hij vertelt over het moment waarop hij het object mocht uitpakken.   

De leeuwhond op de Dekselpot staat in Japan symbool voor moed en kracht en ook andere dieren hebben een symbolische betekenis. Een aantal van deze symbolen wordt op banieren in deze zaal uitgelegd.   

De gele vissenkom, aan de buitenkant gedecoreerd met karpers en aan de binnenkant met een draak, is ook duidelijk geïnspireerd op de Japanse vormentaal en doet denken aan een traditionele prent.  

Besteed in deze zaal ook even aandacht aan het decoratieve tapijt naar een ontwerp van Theo Colenbrander.   

De tentoonstelling wordt besloten met een aantal grote foto’s uit de tijd van Hendrik Willem Mesdag. Hierop is onder andere de overvolle inrichting van zijn woning te zien. Wie goed kijkt naar de foto van zijn atelier ziet dat hij de Japanse vazen ook gebruikte om zijn penselen in op te bergen…

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.
Tot en met 17 maart 2018
De Mesdag Collectie Laan van Meerdervoort 7-F 2517 AB Den Haag

Bij deze tentoonstelling is een publicatie verschenen, geschreven door Renske Suijver. Te koop bij De Mesdag Collectie en in de boekhandel voor 14,90. ISBN: 9789079310906

Het Meisje in de schijnwerper

Johannes Vermeer
Meisje met de parel, c. 1665
Mauritshuis, Den Haag

Rond 1665-1667 schilderde Johannes Vermeer het Meisje met de parel. Het zou zijn bekendste schilderij worden, vanwege de mysteries die het met zich meedraagt ook wel de Mona Lisa van het Noorden genoemd.   Men heeft nooit kunnen achterhalen wie het Meisje met de parel is, al wordt in de film Girl with a Pearl Earring (Peter Webber, 2003) gesuggereerd dat het om het dienstmeisje van Vermeer gaat.

Het schilderij is een tronie, een oefening in het schilderen van een opvallend gezicht, een gelaatsuitdrukking of karakter. Dit genre werd in de 17e eeuw erg populair en uiteindelijk veelvuldig voor vrije verkoop geproduceerd. Degenen die erop werden afgebeeld waren doorgaans anoniem.

Sinds 1902 hangt het Meisje met de parel in het Mauritshuis in Den Haag. Op de website van het museum kun je het door in te zoomen van heel dichtbij bekijken.   

Je kunt dan heel goed de streken van de kwast zien, en je ziet hoe het schilderij in lagen is opgebouwd: het blauw van de tulband schijnt door de gele, omlaag hangende doek heen.

Ook goed zichtbaar is hoe hij de parel bijna transparant heeft geschilderd, en daarna aandacht heeft besteed aan de weerspiegeling van haar witte kraag in de parel, en tot slot als een soort komma het witte glimlicht heeft geplaatst.

Het lijkt erop dat Vermeer heeft moeten zoeken naar de contour van haar gezicht. De donkere achtergrondkleur lijkt vlak naast haar gezicht iets dikker te zijn aangebracht. Haar rode lippen krijgen een prachtige glans door een paar slim geplaatste witte vlekjes.

Tot zover de oppervlakte van het schilderij: een aantal dingen is duidelijk, naar andere is het gissen. Zou het niet spannend zijn om meer te weten te komen over de manier waarop Johannes Vermeer te werk is gegaan?

Dat dachten ze bij het Mauritshuis ook, en ook al was het schilderij bij de laatste restauratie in 1994 al zeer goed bekeken: er resteerden nog genoeg vragen. We zijn inmiddels bijna een kwart eeuw verder en de technologie heeft niet stilgestaan. Tijd om het Meisje weer eens onder de loep te nemen.

Er werd een nieuw onderzoek gepland, dat op dit moment plaatsvindt. En het bijzondere is: het publiek mag meekijken!  

In het Mauritshuis, in de Gouden Zaal, is een soort aquarium gebouwd, waarin de onderzoeksmedewerkers hun activiteiten uitvoeren.    Emilie Gordenker, directeur van het Mauritshuis vertelde er onlangs over in RTL Late Night:    “Er valt nog heel veel te onderzoeken. Hoe bouwde hij zijn doek op? Hoe ging hij precies te werk? Waar kwam zijn verf vandaan? Waren het zeldzame pigmenten? Zelfs experts komen er niet uit door alleen maar gewoon naar de oppervlakte te kijken, daar is echt meer voor nodig.”

Een groot voordeel is dat men vandaag de dag heel veel te weten kan komen over een schilderij, zonder dat er sprake is van invasie onderzoek: je kunt heel diep gaan zonder het werk aan te tasten.    Gordenker: “vroeger moest je echt een klein stukje verf uit het schilderij halen om het te kunnen onderzoeken. Dat is nu niet meer nodig.”   Onderzoeksleidster Abbie Vandivere bij RTL Late Night: “We beschikken nu bijvoorbeeld over een microscoop die 7000 keer vergroot, tot op het niveau van de pigmentkorrels. Ook hebben we een zogenaamde macro XRF-scanner, waarmee het werk millimeter voor millimeter wordt gescand. Zo kan de samenstelling van de pigmenten worden bepaald.”   Op de dag dat ik het Mauritshuis bezoek is men bezig met infrarood- en OCT-onderzoek. Met infrarood onderzoek worden pigmenten zichtbaar gemaakt die niet met het blote oog te zien zijn. Zo kan bijvoorbeeld een ondertekening in houtskool zichtbaar worden gemaakt. Met OCT kan een virtuele hap uit de bovenste transparante lagen worden genomen, waarna aan een dwarsdoorsnede kan worden afgelezen hoe deze lagen zijn opgebouwd.

Het is een bijzondere ervaring om dit schouwspel bij te wonen. De medewerkers zitten weliswaar achter een glazen wand, toch oogt het Meisje met de Parel dichterbij dan ooit. Zo op een paar meter afstand, zonder glasplaat, zonder lijst. Bijna naakt…   Ook onderzoeker Vandivere heeft zit zo ervaren: “Op het moment dat je het werk uit de lijst haalt voel je dat het werk meer is dan een plaatje. Een werk met een achterkant, geschilderd op een doek, met meerdere lagen verf.”

De onderzoekers zijn nog tot en met 11 maart aan het werk te zien in het Mauritshuis. Daarna hangt het Meisje weer op haar vertrouwde plek.    Tijdens het onderzoek vertelt restaurator Abbie Vandivere in een blog wat er gaande is in het onderzoeksatelier. Interessant!

Het Meisje in de schijnwerper.
Tot en met 11 maart 2018.
Mauritshuis,  Plein 29, 2511 CS Den Haag