Gaudí en de Amsterdamse School

In 1988, tijdens de Barcelona-reis met VWO 4, bezocht ik de Sagrada Familia voor het eerst. Een vreemde gewaarwording. De plek waar later het middenschip van de basiliek zou komen was nog onoverdekt en er stond een joekel van een hijskraan, terwijl één van de slakkenhuisvormige torens al beklommen kon worden!

Bijna dertig jaar later was ik er weer. Het gebouw was nog niet helemaal voltooid, maar inmiddels wel overdekt en indrukwekkend mooi gedecoreerd.

Antoni Gaudí (1852-1926) kreeg in 1883 de opdracht om de bouw van een basiliek die toen reeds onder prille constructie was, voort te zetten. Francisco de Paula del Villar die de bouw was begonnen had ruzie gekregen met de opdrachtgever, waarna hun wegen zich scheidden. Na het voltooien van de crypte, in neo-gotische stijl, besloot Gaudí het helemaal anders te gaan doen. Geïnspireerd door vormen uit de natuur en niet verstoken van ambitie ontwikkelde hij een aantal maquettes die uitgangspunt moesten zijn voor zijn levenswerk: een enorm bouwwerk, opgedragen aan de ‘Heilige Familie’: de Sagrada Familia. Hij hoopte deze kerk aanvankelijk binnen tien jaar af te hebben.

Naast de Sagrada Familia ontwierp Gaudí andere opvallende bouwwerken in Barcelona, zoals de Casa Mila, de Casa Batlló en Park Güell. De stijl waarin hij werkte werd Catalaans Modernisme genoemd.

In Museum Het Schip is momenteel een tentoonstelling te zien waarin Antoni Gaudí de hoofdrol speelt. Niet omdat de architecten van de Amsterdamse School nauw met hem hebben samengewerkt of omdat zij zich door elkaar lieten inspireren, maar omdat zij tegelijkertijd hard werkten om hun stad mooier te maken. Zowel de architecten van de Amsterdamse School als Gaudí lieten zich daarbij inspireren door ambachtelijkheid en de natuur, maar maakten ook graag gebruik van de nieuwste technologie. Ze deelden onafhankelijk van elkaar op hetzelfde moment hetzelfde gedachtengoed! Gaudí mag vooral bekend zijn vanwege zijn fraaie woningen voor de meer welgestelden, één van zijn eerste grote projecten betrof een samenwerking met de arbeiderscooperatie La Obrera Mataronense in Mataro, een industriestad vlakbij Barcelona. Hij voelde zich zeer betrokken bij dit project waarbinnen onder andere woonhuizen, een bibliotheek en een schoolgebouw gerealiseerd zouden worden. Helaas zorgde een crisis in de textielsector ervoor dat het project voortijdig gestaakt diende te worden. Zijn aandacht voor de maatschappelijke situatie van de arbeidersklasse vormen een ander belangrijke overeenkomst met de idealistische architecten van de Amsterdamse School, die net als Gaudí betere leefomstandigheden voor de arbeidersklasse wilden realiseren.

Op de bovenste etage van ‘Het Schip’ is het Barcelonese erfgoed te bewonderen. Het meest in het oog springen de schitterende witte maquettes. Als eerste het sprookjesachtige Casa Batlló, waaraan werkelijk alles golvend lijkt te zijn. De voorgevel van dit huizencomplex is bekleed met indrukwekkend mozaïekwerk en doet denken aan schubben. De zuilen lijken op de poten van een dinosaurus en het dakterras heeft de vorm van de rug van een draak, gemaakt met kleurige stenen. Het centrale thema van het gebouw is dan ook het verhaal van de drakendoder Sint-Joris.

Indrukwekkend is ook de maquette van het als zomerhuis bestemde Casa Vicens, tussen 1883 en 1889 gebouwd in opdracht van een welgestelde tegelfabrikant. Gaudí liet zich bij het ontwerpen zichtbaar inspireren door Moorse bouwwerken, wat onder andere zichtbaar wordt in de bogengalerij en de ranke torentjes.

Leuk detail aan de Casa Vicens zijn de tegels waarmee de facade van de eerste twee verdiepingen bekleed is. Hierop prijken gele bloemen – afrikaantjes – waarmee het bouwterrein voor aanvang van het bouwen bezaaid waren. Deze moesten wijken voor het huis, maar werden als eerbetoon aan de verdwenen natuur verwerkt in de decoratie. Een aantal van deze tegels is in de tentoonstelling aanwezig, evenals een ijzeren palmblad, onderdeel van het hek van Casa Vicens.

Geglazuurde dakpannen, deuren met schitterend houtsnijwerk, prachtig vormgegeven luchtschachten en schoorstenen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is in deze tentoonstelling aanwezig. En natuurlijk ontbreekt een maquette van de Sagrada Familia niet.Op de muren prijken quotes van Antoni Gaudí: ‘Wie de wetten van de natuur gebruikt om zijn gebouwen te ondersteunen, werkt samen met de schepper.’ en ‘Niets is kunst dat niet uit de natuur komt’.

Echt duidelijk wordt het vergelijk met architectuur van de Amsterdamse School pas als je ook de vaste tentoonstelling op de eerste etage bezoekt: ook voor wie bekend is met deze bouwstijl is het heel aardig de geschiedenis – rijk geïllustreerd door objecten, foto’s, affiches en filmpjes – nog eens door te nemen. Bovendien wordt er van dinsdag tot en met zondag op ieder heel uur een rondleiding gegeven (inbegrepen in de toegangsprijs), die het publiek ook op plekken laat komen die anders niet toegankelijk zijn. Denk aan het oude postkantoor en de modelwoning, volledig vormgegeven en ingericht in de stijl van de Amsterdamse School.Bezoek je de tentoonstelling Gaudí en de Amsterdamse School met kinderen? Sla dan vooral de spannende animatie niet over waarin de draak, verscholen in Casa Battló, tot leven komt en bezoek ook de ruimte waarin je je met magnetische gekleurde steentjes je eigen mozaïek kunt maken (deze volwassene was er ook niet weg te slaan!).De bouw van de Sagrada Familia zal naar verluid nog nu nog acht jaar in beslag nemen. Als alles volgens de huidige planning verloopt, zal het in 2026 – precies honderd jaar na het overlijden van Gaudí – eindelijk voltooid zijn.

De tentoonstelling in Museum Het Schip duurt tot en met 31 maart 2019.Amsterdamse School Museum Het Schip
Oostzaanstraat 45
1013 WG Amsterdam

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.

Op 23 maart begint in Het Van Gogh Museum in Amsterdam de tentoonstelling Van Gogh en Japan. Tegelijkertijd loopt in De Mesdag Collectie de tentoonstelling  Mesdag en Japan. Het verre Oosten verzameld.    In de negentiende eeuw sprak Japan tot de verbeelding van van veel Nederlandse kunstenaars. Het exotische, onbekende, niet door technologische ontwikkelingen aangetaste leven prikkelde hun fantasie en inspireerde hen tot het creëren van iets nieuws.   De meest bekende Nederlandse kunstenaar die zich door Japan liet beïnvloeden is ongetwijfeld Vincent van Gogh. Ook al heeft hij het land nooit bezocht: er was genoeg voor handen om inspiratie uit te putten. Vanaf de zeventiende eeuw had Nederland een unieke handelspositie met Japan. Als gevolg hiervan kwamen Japanse prenten en gebruiksvoorwerpen onze kant op, tot genoegen van de Japan-liefhebbende kunstenaars: de Japonisten.     

Video-impressie van de tentoonstelling   Ook kunstenaar Hendrik Willem Mesdag was gek op Japanse spulletjes. In zijn werk liet hij zich niet zichtbaar inspireren, maar in de loop der jaren legde hij een fantastische verzameling aan en opende een museum. In de jaren rond de opening van zijn museum kocht hij meer dan 140 Japanse objecten, variërend van keramiek tot samoeraizwaarden. In de tentoonstelling Mesdag en Japan wordt voor het eerst uitgebreid aandacht besteed aan deze unieke verzameling.    De voorwerpen staan thematisch opgesteld in drie zalen. In de eerste zaal staat de vroege bewondering voor de Japanse kunst centraal. De eerste Japanse voorwerpen die naar ons land kwamen waren verschrikkelijk duur en alleen voor de allerrijksten bereikbaar.   

  In deze zaal zien we onder andere een prachtig samoeraizwaard, afkomstig uit één van de beste smederijen van Japan. Het heft van het zwaard is versierd met vlechtwerk. Tussen het vlechtwerk is een krabbetje te zien. Volgens een oude legende zouden krijgers van een oude clan ooit zijn omgekomen bij een zeeslag, maar geïncarneerd tot krabbetjes weer aan land zijn gekomen.    De import van Japanse objecten kreeg een boost nadat in 1868 een keizer ging regeren die het shintoïsme met zich meebracht. Er volgde een soort beeldenstorm: tempels moesten afstand doen van hun boeddhistische beelden en altaarvazen, die veelal in het Westen terechtkwamen.   

Een bronzen offervaas met een bijzonder gedetailleerd gevormde drakenkop, afkomstig uit zo’n tempel, kan hier worden bewonderd. De vaas heeft onlangs een behoorlijke upgrade gekregen: heel lang stond hij in de collectie bekend als kwispedoor, een ouderwetse spuugbak!   De tweede zaal  toont ons hoe populair de Japanse objecten waren bij Mesdag en zijn omgeving. Blikvanger in deze ruimte zijn twee meer dan manshoge koperen kraanvogels, die voor het raam zijn geplaatst. Mesdag betaalde in 1889 een bedrag van 500 gulden voor de vogels. In die tijd een fors bedrag! Voor een schilderij van de zeer gewaardeerde schilder Jean Baptiste Corot legde in deze periode hetzelfde bedrag neer.  

Zoals de Chinese restauranteigenaar zijn gerechten vaak aanpast aan de Nederlandse smaak om ze toegankelijker te maken, pasten Japanners de vormgeving van hun objecten op een gegeven moment ook aan de westerse smaak aan. In antieke helmen werden draken waren gegraveerd en keramiek werd gedecoreerd met exotische vogels en bloemen. De collectie van Mesdag bestaat voor een groot deel uit deze exportkunst.    Veel Nederlandse kunstenaars waren uitermate geïnteresseerd in Japanse prenten. Deze waren ook relatief goedkoop. Mesdag voegde geen prenten toe aan zijn verzameling, maar wel een vaas waarop een Hokusai-prent was gekopieerd. De prent vertelt het verhaal van Endo Morito. Hij is verliefd op zijn nicht. Zij is echter al is getrouwd. Hij besluit daarop haar echtgenoot te vermoorden, maar vermoordt echter per ongeluk zijn nichtje. Hierop besluit hij monnik te worden. Hij legt zichzelf een aantal beproevingen op, waaronder een verblijf van drie weken onder een ijskoude waterval.   

De oorspronkelijke prent is is thans in het bezit van het Rijksmuseum en wordt tijdelijk naast de vaas tentoongesteld in De Mesdag Collectie.  De trots, de Nachtwacht van de tentoonstelling is een blauw-witte schaal, waarop als een soort stripverhaal het productieproces in de porseleinfabriek staat afgebeeld. Naar bekend bestaan er slechts drie andere soortgelijke schalen.   

In de laatste zaal wordt de Invloed van de Japanse kunst op de Nederlandse kunst, en dan met name de Haagse keramiek belicht. Zo is daar de Dekselpot, rond 1890 gemaakt door keramist Samuel Schellink. De vorm van de pot doet Japans aan, alsmede de leeuwhond, waarmee hij het deksel versierde. De pot is afkomstig uit een particuliere collectie en behoorlijk uniek. Conservator Bram Donders straalt als hij vertelt over het moment waarop hij het object mocht uitpakken.   

De leeuwhond op de Dekselpot staat in Japan symbool voor moed en kracht en ook andere dieren hebben een symbolische betekenis. Een aantal van deze symbolen wordt op banieren in deze zaal uitgelegd.   

De gele vissenkom, aan de buitenkant gedecoreerd met karpers en aan de binnenkant met een draak, is ook duidelijk geïnspireerd op de Japanse vormentaal en doet denken aan een traditionele prent.  

Besteed in deze zaal ook even aandacht aan het decoratieve tapijt naar een ontwerp van Theo Colenbrander.   

De tentoonstelling wordt besloten met een aantal grote foto’s uit de tijd van Hendrik Willem Mesdag. Hierop is onder andere de overvolle inrichting van zijn woning te zien. Wie goed kijkt naar de foto van zijn atelier ziet dat hij de Japanse vazen ook gebruikte om zijn penselen in op te bergen…

Mesdag & Japan. Het Verre Oosten verzameld.
Tot en met 17 maart 2018
De Mesdag Collectie Laan van Meerdervoort 7-F 2517 AB Den Haag

Bij deze tentoonstelling is een publicatie verschenen, geschreven door Renske Suijver. Te koop bij De Mesdag Collectie en in de boekhandel voor 14,90. ISBN: 9789079310906

Het Meisje in de schijnwerper

Johannes Vermeer
Meisje met de parel, c. 1665
Mauritshuis, Den Haag

Rond 1665-1667 schilderde Johannes Vermeer het Meisje met de parel. Het zou zijn bekendste schilderij worden, vanwege de mysteries die het met zich meedraagt ook wel de Mona Lisa van het Noorden genoemd.   Men heeft nooit kunnen achterhalen wie het Meisje met de parel is, al wordt in de film Girl with a Pearl Earring (Peter Webber, 2003) gesuggereerd dat het om het dienstmeisje van Vermeer gaat.

Het schilderij is een tronie, een oefening in het schilderen van een opvallend gezicht, een gelaatsuitdrukking of karakter. Dit genre werd in de 17e eeuw erg populair en uiteindelijk veelvuldig voor vrije verkoop geproduceerd. Degenen die erop werden afgebeeld waren doorgaans anoniem.

Sinds 1902 hangt het Meisje met de parel in het Mauritshuis in Den Haag. Op de website van het museum kun je het door in te zoomen van heel dichtbij bekijken.   

Je kunt dan heel goed de streken van de kwast zien, en je ziet hoe het schilderij in lagen is opgebouwd: het blauw van de tulband schijnt door de gele, omlaag hangende doek heen.

Ook goed zichtbaar is hoe hij de parel bijna transparant heeft geschilderd, en daarna aandacht heeft besteed aan de weerspiegeling van haar witte kraag in de parel, en tot slot als een soort komma het witte glimlicht heeft geplaatst.

Het lijkt erop dat Vermeer heeft moeten zoeken naar de contour van haar gezicht. De donkere achtergrondkleur lijkt vlak naast haar gezicht iets dikker te zijn aangebracht. Haar rode lippen krijgen een prachtige glans door een paar slim geplaatste witte vlekjes.

Tot zover de oppervlakte van het schilderij: een aantal dingen is duidelijk, naar andere is het gissen. Zou het niet spannend zijn om meer te weten te komen over de manier waarop Johannes Vermeer te werk is gegaan?

Dat dachten ze bij het Mauritshuis ook, en ook al was het schilderij bij de laatste restauratie in 1994 al zeer goed bekeken: er resteerden nog genoeg vragen. We zijn inmiddels bijna een kwart eeuw verder en de technologie heeft niet stilgestaan. Tijd om het Meisje weer eens onder de loep te nemen.

Er werd een nieuw onderzoek gepland, dat op dit moment plaatsvindt. En het bijzondere is: het publiek mag meekijken!  

In het Mauritshuis, in de Gouden Zaal, is een soort aquarium gebouwd, waarin de onderzoeksmedewerkers hun activiteiten uitvoeren.    Emilie Gordenker, directeur van het Mauritshuis vertelde er onlangs over in RTL Late Night:    “Er valt nog heel veel te onderzoeken. Hoe bouwde hij zijn doek op? Hoe ging hij precies te werk? Waar kwam zijn verf vandaan? Waren het zeldzame pigmenten? Zelfs experts komen er niet uit door alleen maar gewoon naar de oppervlakte te kijken, daar is echt meer voor nodig.”

Een groot voordeel is dat men vandaag de dag heel veel te weten kan komen over een schilderij, zonder dat er sprake is van invasie onderzoek: je kunt heel diep gaan zonder het werk aan te tasten.    Gordenker: “vroeger moest je echt een klein stukje verf uit het schilderij halen om het te kunnen onderzoeken. Dat is nu niet meer nodig.”   Onderzoeksleidster Abbie Vandivere bij RTL Late Night: “We beschikken nu bijvoorbeeld over een microscoop die 7000 keer vergroot, tot op het niveau van de pigmentkorrels. Ook hebben we een zogenaamde macro XRF-scanner, waarmee het werk millimeter voor millimeter wordt gescand. Zo kan de samenstelling van de pigmenten worden bepaald.”   Op de dag dat ik het Mauritshuis bezoek is men bezig met infrarood- en OCT-onderzoek. Met infrarood onderzoek worden pigmenten zichtbaar gemaakt die niet met het blote oog te zien zijn. Zo kan bijvoorbeeld een ondertekening in houtskool zichtbaar worden gemaakt. Met OCT kan een virtuele hap uit de bovenste transparante lagen worden genomen, waarna aan een dwarsdoorsnede kan worden afgelezen hoe deze lagen zijn opgebouwd.

Het is een bijzondere ervaring om dit schouwspel bij te wonen. De medewerkers zitten weliswaar achter een glazen wand, toch oogt het Meisje met de Parel dichterbij dan ooit. Zo op een paar meter afstand, zonder glasplaat, zonder lijst. Bijna naakt…   Ook onderzoeker Vandivere heeft zit zo ervaren: “Op het moment dat je het werk uit de lijst haalt voel je dat het werk meer is dan een plaatje. Een werk met een achterkant, geschilderd op een doek, met meerdere lagen verf.”

De onderzoekers zijn nog tot en met 11 maart aan het werk te zien in het Mauritshuis. Daarna hangt het Meisje weer op haar vertrouwde plek.    Tijdens het onderzoek vertelt restaurator Abbie Vandivere in een blog wat er gaande is in het onderzoeksatelier. Interessant!

Het Meisje in de schijnwerper.
Tot en met 11 maart 2018.
Mauritshuis,  Plein 29, 2511 CS Den Haag  

De ‘Gazing Ball’ van Jeff Koons

Het is rond het jaar 1500. Pietro Vannucci, afkomstig uit de omgeving van Perugia en daarom Pietro Perugino genoemd, is op het hoogtepunt van zijn carrière als kunstschilder. Hij krijgt de opdracht een schilderij te maken voor een kapel in de San Giovanni in Monte te Bologna. Het wordt de Madonna met kind en vier heiligen, een manshoog altaarstuk geschilderd in olieverf. Het gebruik van olieverf is op dat moment nog vrij nieuw en het werk valt dan ook op door zijn heldere kleuren. De langzame droogtijd van de verf zorgt ervoor dat Pietro uitgebreid de tijd kan nemen om de foefjes uit zijn Renaissance-trukendoos toe te passen: geleidelijke kleurovergangen, een haast tastbare anatomie en glanzende kledij die in ontelbare plooien om de lichamen valt.   

Pietro Perugino, Madonna met kind en vier heiligen, ca. 1500

Op een wolk, voor een gele Amandel troont in haar herkenbare blauwe gewaad Maria. Op haar schoot houdt zij het kindje Jezus. Onder hen, op de grond, vier heiligen. Van links naar rechts zien we: Mattheus, één van de evangelisten, herkenbaar aan zijn engelenvleugels, die in dit geval deel uit lijken te maken van zijn harnas. Naast hem staat Catharina, herkenbaar aan het wiel waarop zij uiteindelijk zou worden geradbraakt omdat zij haar leven aan God wilde wijden, in plaats van aan een verliefde Romeinse keizer. Een hevige straf: ze werd aan het wiel vastgebonden waarna haar ledematen met een ijzeren staaf kapot werden geslagen. Ze overleefde deze echter (het rad brak), waarna de keizer haar liet onthoofden. Het wondvocht uit haar hals genas de zieken uit de stad van de pest, de reden waarom Catharina later werd aangeroepen als beschermheilige tegen deze ziekte. In het geval van Pietro Perugino zou dat jaren later overigens tevergeefs blijken. Derde van links is Apollonia, in haar linkerhand een tang. Volgens sommige verhalen zouden zouden haar tanden en kiezen tijdens martelingen door een beul uit haar mond zijn geslagen, volgens andere bronnen werden ze met een tang uitgetrokken. Uiterst rechts staat evangelist Johannes, herkenbaar aan de adelaar.

De compositie van het schilderij is symmetrisch, en door de belangrijkste personen op het paneel kan een denkbeeldige driehoek worden getrokken. De Renaissance is een tijd waarin de wetenschap bloeit. Net als in de klassieke oudheid trouwens. Renaissance betekent immers ‘wedergeboorte’, en dat slaat in dit geval op ideeën uit Griekse en Romeinse tijd. De aandacht voor wiskundige nauwkeurigheid dringt ook door binnen de beeldende kunst. Behalve strak uitgemeten composities doet ook het lijnperspectief haar intrede. Op een ander beroemd werk van Perugino, Jezus overhandigt de sleutels aan Petrus, te zien in de Sixtijnse kapel in Vaticaanstad, is goed te zien dat hij dat onder de knie had.   

Pietro Perugino (1446/1450 – 1523), Overdracht van de sleutel aan Petrus, ca. 1481-82

De Renaissance is ook de tijd van het humanisme. Het leven is niet meer alleen gericht op de toekomstige tijd in het hiernamaals, ook voor het leven op aarde kan een invulling worden gevonden die de moeite waard is. Het aardse leven gaat dan ook meer en meer een rol spelen in de schilderkunst. Daar waar de achtergrond van een tafereel in de Middeleeuwen uit niet meer bestond dat een egaal blauw of gouden vlak, zien we nu vaak landschapjes.    

  De Renaissance-kunstenaar is niet langer louter en alleen maar dienstbaar aan zijn opdrachtgever maar mag trots zijn op wat hij heeft gecreëerd: het werk is dan ook ondertekend. Op het wiel van Catharina staat PETRVS PERRVSINVS PINXIT: Pietro Perugino heeft dit geschilderd.   

De moeite waard. Dat vindt ook Jeff Koons, die het werk in 2014-15 uitermate minutieus naschildert. Dat wil zeggen: hij zet zijn assistenten aan het werk. Als ik een beeldscherm met het origineel van Perugino naast het werk van Koons houd zie ik nauwelijks verschil. Het werk van Koons lijkt iets helderder van kleur, maar dat verschil kan ook aan de foto op mijn beeldscherm liggen. In de achtergrond is iets minder sprake van atmosferisch perspectief: het is wat minder ‘mistig’. Koons heeft het werk echter eigen gemaakt door er een grote spiegelende blauwe bol voor te plaatsen. Een zogenaamde Gazing Ball waarin de aanschouwer zichzelf ziet weerspiegelen. Zo zou men zich meer één met het schilderij voelen. Blijkbaar is Koons nogal tevreden met dit grapje: naast het werk van Perugino voorzag hij zo’n vijftig andere kopieën van meesterwerken van een dergelijke blauwe bol, waaronder de Mona Lisa.   

In de Nieuwe Kerk wordt ieder jaar een meesterwerk tentoongesteld. Dit keer is dat de Perugino Gazing Ball van Koons. Ik wil weleens zien wat voor effect die bal nu heeft. Ik heb regelmatig het gevoel op te gaan in een schilderij. Zou dit effect nog meer versterkt kunnen worden door die bal? Het antwoord is ‘nee’. Ik ben onder de indruk van de Perugino-kopie, maar heb het idee dat die bal in de weg staat. En ik geef het een kans hoor! Ik neem afstand, ga vlak voor de bal staan, links van de bal, rechts van de bal. Ik neem weer afstand, ga een tijdje op één van de bankjes voor het schilderij zitten, kijk door mijn wimperharen… Als ik afstand neem, zodat ik het hele schilderij goed kan zien, zie ik mezelf niet weerspiegelen in de bol, en als ik dichtbij de bol ga staan, zodat ik mezelf goed zie weerspiegelen, zie ik het schilderij niet goed. Het beste effect is te bereiken door in een positie te gaan staan waarin je zowel jezelf als het schilderij is de bol ziet weerspiegelen, maar het is wat mij betreft eerder irritant dan een amazing gazing experience. Ondertussen schiet één van de bezoekers de suppoost aan: “Meneer, dit is toch gewoon een hele grote kerstbal?” Misschien wil ik té graag, verwacht ik er teveel van…

Met een boog om De Nieuwe Kerk heen? Zou ik niet doen. Het is sowieso fijn om (op een rustig moment) in deze kerk te vertoeven, en misschien heeft de Gazing Ball op jou wel het beoogde effect. Bovendien doet de mystieke omgeving het schilderij goed. Het gebouw heeft een prachtig ‘tweede lijst effect’ op het werk van Koons. Of moet ik zeggen Perugino?

Jeff Koons – ‘Gazing Ball’ Nieuwe Kerk Dam, Amsterdam
Tot en met 8 April 2018  

Human Nature in het FOAM

De kunstschilder van de negentiende eeuw heeft het niet zo op met het burgerlijke, alledaagse leven. Hij is een gevoelsmens, avontuurlijk en wild en zoekt zijn inspiratie in alles wat niet direct voor handen is: roemrijke heldendaden uit het verleden, exotische oorden, dromen, sprookjes én de natuur. Vaak legt de Romantische kunstenaar de nadruk op grootse en overweldigende natuurkrachten. De mens is maar klein en nietig tegenover al dat oergeweld.   

De tentoonstelling ‘Human Nature’ in het FOAM omvat een fotoserie van Lucas Foglia. Geen kunstenaar uit de tijd van de Romantiek, maar een hedendaagse fotograaf. Toch werd ik direct bij het zien van de eerste foto twee eeuwen terug in de tijd geworpen: De foto Kate in an EEG Study of Cognition in the Wild, Strayer Lab, University of Utah (2017) toont een jonge vrouw, met opgetrokken benen, zittend op een bergtop. Het dal onder haar als een immense diepte, deels verdwijnend in een mist. Het apparaat waarmee de vrouw is verbonden registreert  haar hersenactiviteit, als deel van een neurowetenschappenlijk onderzoek naar de invloed van verschillende natuurlijke omgevingen op de mens.  

Kate in an EEG Study of Cognition in the Wild
De wandelaar boven de nevelen, Caspar David Friedrich in 1817.
Bron: Hamburger Kunsthalle

De foto doet mij sterk denken aan het schilderij De wandelaar boven de nevelen dat de Duitse kunstenaar Caspar David Friedrich in 1817 maakte. De figuur in zijn schilderij is op de rug afgebeeld en verzonken in de aanschouwing van het enorme gebergte, net als op de foto van Foglia in nevelen gehuld.

De natuur doet iets met de mens, daarvan is men zich al eeuwen bewust, en de Universiteit van Utah probeert het nauwkeurig in kaart te brengen. Maar de mens doet ook iets met de natuur. Dit laatste realiseerde Lucas Foglia maar al te goed toen de velden van het zelfvoorzienende boerenbedrijf van zijn familie in 2012 overstroomden. De orkaan Sandy had de oudste bomen in de naburige bossen omver geblazen. De storm werd door deskundigen geweten aan klimaatverandering, veroorzaakt door menselijk gedrag. Dit deed Foglia beseffen dat als het weer beïnvloed kan worden door de mens, er geen plek meer op aarde is die niet is beïnvloed door de mens.

Vanaf dat moment stond de natuur centraal in de fotografie van Foglia: hij fotografeerde in bossen, op boerderijen en woestijnen. Een Amerikaan brengt tegenwoordig gemiddeld 93 procent van zijn tijd binnen door, iets waarin de overheid verandering probeert te brengen door programma’s op te zetten die het contact met de natuur moeten bevorderen. Ook dit werd een geliefd onderwerp voor Foglia: ontroerend is Troy met een parelhoenkuiken in zijn hand, GreenHouse-programma, Gevangeniscomplex op Rikers Island, New York, waarop een flinke kerel, gevangene van het grootste gevangeniscomplex in New York, duidelijk geraakt wordt door een jong vogeltje. Hij treft het beestje in één van de drie biologische tuinen die bij de gevangenis zijn aangelegd. In deze moestuinen verzorgen gedetineerden bloemen, groenten en fruit. Het tuinieren verandert niets aan hun status als gevangene, toch voelt het als tijdelijke ontsnapping uit een wereld waarin rellen, noodprotocollen en eenzame opsluiting centraal staan. 

De verwoestende kracht van de natuur wordt zichtbaar in Bomen die gemarkeerd zijn om gekapt te worden na een natuurbrand, National Park Service, Californië. Het dramatische effect wordt versterkt door de opengespleten boomstam op de voorgrond, waartussen vuur smeult. Niemand zal moeite hebben hierin de opengesperde bek van een vuurspuwende draak te zien: een toevalligheidscadeautje. 

Bomen die gemarkeerd zijn om gekapt te worden na een natuurbrand, National Park Service, Californië.

Minder toevallig lijkt de gelijkenis tussen die foto waarop een jong meisje zwemt tussen een ogenschijnlijk oneindige zee van waterlelies, en de welbekende schilderijen van Monet. De voorgrond van de foto wordt uitgelicht door een laagstaande zon. Was de foto een aantal minuten eerder of later genomen, dan zou de sfeer op de foto totaal anders kunnen zijn. Exact dat was wat Impressionist Monet fascineerde bij het schilderen van zijn favoriete thema. Om de waterlelies bij alle seizoenen, op ieder moment van de dag te kunnen bestuderen, liet hij in zijn achtertuin een vijver aanleggen. Ook de foto van Foglia is dichtbij huis genomen, op een steenworp afstand van de familieboerderij.

Maddie with Invasive Water Lilies, North Carolina.
Claude Monet, Le Bassin Aux Nymphéas, 1917-1919

Zoals gezegd benadert Lucas Foglia verschillende facetten van de natuur, zolang de relatie met de mens maar centraal staat. Binnen de tentoonstelling zijn verder foto’s te zien van de prachtige verticale tuinen in de betonjungle van Singapore, die pogen het contact tussen bewoner en natuur te herstellen. Voor zover dat ooit heeft bestaan tenminste.

Er zijn foto’s van dreigende vulkaanuitbarstingen, van een stoere vent afdaalt in een smeltende gletsjer en van een koppel dat in elkaar opgaat met de wildernis als decor. Persoonlijk spreken de meer geposeerde foto’s mij wat minder aan. De personen die volledig op lijken te gaan in de natuur, onbewust van ‘indringers’, geven het beste beeld van wat de natuur bij de mens teweegbrengt en vice versa.

In totaal laat de tentoonstelling 35 foto’s zien waarin engagement en esthetiek elkaar in geen geval uitsluiten.

Bij Human Nature is een monografie verkrijgbaar, die verschenen is bij Nazraeli Press (2017)

Tot en met 15 April 2018
Foam Fotografiemuseum
Keizersgracht 609, Amsterdam