Tentoonstelling ‘Slavernij’ in Het Rijksmuseum

Als kind met Surinaamse ‘roots’ leerde ik al op jonge leeftijd een spelletje dat vergezeld gaat van een vrolijk klinkend liedje: “Faya siton no bron mi so…”. Een groep kinderen zit in een kring op de grond met de ogen dicht. Er wordt gezongen, terwijl de kinderen de steen doorgeven. Wie de steen in handen heeft als het liedje stopt is af. Het lijkt een beetje op ‘zakdoekje leggen’. Meer zag ik er aanvankelijk dan ook niet in. Ik had er geen enkel benul van dat het onschuldige spelletje een gruwelijke geschiedenisles omvatte. Letterlijk wordt er gezongen: “Hete steen brandt mij niet zo, brandt mij niet zo, alweer heeft meester Jantje een kind vermoord”. In 2019 vertelt historica Cynthia McLeod in ‘De Wereld Draait Door’: “Gelukkig is het liedje over het brandmerken door de orale traditie blijven bestaan, het is een getuige van de gruwelen die plaatsvonden ten tijde van de slavernij.”. Veel andere sporen uit de tijd van de slavernij zijn gewist na afschaffing. Voormalig tot slaaf gemaakten werd opgedragen niet meer over deze tijd te praten.

In de audiotour behorende bij de tentoonstelling ‘Slavernij’, die binnenkort in het Rijksmuseum is te bezoeken, komt dit lied ook voorbij. Het is één van de fragmenten uit de audiotour, die de tentoonstelling vergezelt. Door toevoeging van muziek en andere geluidseffecten ontstaat een soundscape waarbinnen de verhalen behorende bij de objecten uit de tentoonstelling, verteld door de ogen van tien hoofdpersonen, springlevend worden. 

Al bij de ingang van de tentoonstelling wordt het verleden zichtbaar én voelbaar. Onder de klokken die ooit aangaven wanneer de lange zware werkdag op de plantage aanving, vertelt de stem van hoofdverteller Glenn Helberg ons hoe het systeem van slavernij mensen tot object zonder enige rechten maakte. 

De geschiedenis van de koloniale slavernij wordt in Het Rijksmuseum verteld door de ogen van tien historische personen, die hierbij allemaal op hun eigen manier betrokken waren.

Eén van die personen is Wally, die te werk was gesteld op een suikerplantage in Paramaribo. Dag in dag uit verrichtte hij zware lichamelijke arbeid in de tropische hitte. Als er niet snel genoeg werd gewerkt volgde zware lijfstraffen, zoals zweepslagen.

In de zaal waarin het verhaal van Wally wordt verteld staat een oude kappa, afkomstig van een suikerplantage. Hierin werd het sap uit suikerrietstengels ingekookt tot suikermelasse. Dikwijls liepen tot slaaf gemaakten brandwonden op bij het werk aan de ketel, vooral als de vermoeidheid na veel te lange werkdagen toesloeg. We zien ook voorwerpen die bij de winti-religie horen, zoals het muziekinstrument gemaakt van een kalebas, bedekt met witte klei (pemba dotti). Van een aantal plantage-eigenaren mochten de tot slaaf gemaakten een feestje vieren, waarbij ze – vaak stiekem – de rituelen van hun religie uitvoerden. 

Nadat Wally in 1707 wegvluchtte van de plantage, werd hij in Fort Seelandia veroordeeld tot een gruwelijke doodstraf. 

De stem die het verhaal van Wally tot leven brengt is die van Kickbokser Remy Bonjasky. Zijn voorouders waren ooit werkzaam op dezelfde plantage als Wally.

Al wat oudere bekenden in Het Rijksmuseum zijn Marten en Oopjen. Deze rijkelui die zich in de 17e eeuw ten voeten uit lieten portretteren door Rembrandt van Rijn kennen we vooral als onderwerp van wereldberoemde Nederlandse schilderkunst. Tot voor kort was ik, gefascineerd door Rembrandts virtuoze penseelstreken, niet geneigd om hun beeltenis aan een zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis te koppelen. Door ze in deze tentoonstelling te plaatsen, wordt ineens een heel ander licht op deze schilderijen geworpen. 

Directeur Taco Dibbits, die destijds nauw betrokken was bij de aankoop van de schilderijen, vertelt welke plaats Marten en Oopjen innamen binnen de slavernij. De familie van Marten verdiende kapitalen over de rug van de tot de slaaf gemaakten op de suikerplantages. Zonder het onbetaalde werk dat op de plantages werd verricht zouden deze kostbare portretten waarschijnlijk nooit tot stand zijn gekomen! De tweede man van Oopjen, Maarten, verwekte met geweld een kind bij een tot slaaf gemaakte vrouw Francesca tijdens een zakenreis naar Brazilië. Uiteraard bleef hij ongestraft en naar alle waarschijnlijkheid wist Oopjen van niets.

Een ander object dat al langer in bezit is van het Rijksmuseum is een halsband. Aanvankelijk dacht men dat deze ooit gebruikt was voor een hond, maar wie op het schilderij van het poppenhuis (Jacob Appel, ca. 1710) goed kijkt naar de hals van de zwarte bediende ziet dat hij een dergelijke band om zijn nek draagt. Het zou Paulus kunnen zijn, de jonge tot slaaf gemaakte die eigendom was van Maurits graaf van Nassau La Lecq. Op latere leeftijd werkte Paulus niet meer als bediende, maar was hij in dienst van het leger als paukenist. De paukenist op het schilderij dat ook in deze zaal hangt, draagt ook een halsband.

Blijkbaar was de band – eenmaal vastgezet om de hals – niet eenvoudig meer te verwijderen. 

Overigens was het verboden om in het Nederland aan deze kant van de Atlantische Oceaan slaven in huis te hebben, maar veel welgestelden trokken zich daar weinig van aan, en gunden zichzelf zo’n pronkstuk.

Paulus is misschien geen naam die je snel zou verwachten bij iemand wiens familie recentelijk nog in Ghana of Angola woonde. Tot slaaf gemaakten mochten echter niet zelf bepalen welke naam zij of hun kinderen droegen. Vanaf het moment dat een tot slaaf gemaakte na een vreselijke overtocht voet had gezet op gekoloniseerde grond, was het dragen van een Afrikaanse naam taboe. Voortaan droeg de tot slaaf gemaakte een naam die door de meester was bedacht. Ook werd hij of zij gebrandmerkt met een brandijzer. Met de initialen van de eigenaar, en al eerder – bij verhandeling in trans-Atlantisch gebied – met het merk van de WIC. In de tentoonstelling is brandijzer te zien, dat in het verleden echt is gebruikt. Ik kan er maar moeilijk naar kijken.

Het levensverhaal van de Indonesische volksheld Surapati is al vaak beschreven. Al op jonge leeftijd werd hij door een Nederlander gekocht en meegenomen naar Batavia om als bediende te werken. Hij vluchtte met een aantal anderen en sloot zich vervolgens aan bij het VOC-leger. Op een zeker moment keerde Surapati zich in eerste instantie met succes tegen datzelfde leger. Uiteindelijk nam het leger revanche, wat hem fataal werd. 

Op een schilderij van Jacon Coeman uit 1665 is Surapati te zien als bediende van VOC-opperkoopman Pieter Cnoll met zijn familie. Op de achtergrond, uit het licht. Blijkbaar wilde Cnoll graag zijn menselijke bezittingen tonen, maar moest vooral duidelijk zijn dat die minder belangrijk waren dan hij en zijn gezinsleden.                                                                            

Naast de verhalen van Wally, Oopjen, Paulus en Surapati worden in de tentoonstelling de verhalen verteld van Joao, die in 1646 vluchtte van Portugees-Braziliaans naar Nederlands Braziliaans grondgebied, hopend op een beter leven. Ook beleven we het verhaal van de vele ‘van Bengalens’, die vanuit de bocht van Bengalen over de hele wereld werden verscheept, van ma Sapali die rijsthalmen in haar haren vlocht om een geheime voorraad op te bouwen: voor een grote groep tot slaaf gemaakten levensreddend, en er zijn de verhalen van Tula, Dirk Hogendorp en Lokhay die ieder op eigen wijze streden voor voor afschaffing van de slavernij. Laatstgenoemde ontsnapte meerdere keren van een plantage, waarna één van haar borsten als straf werd afgesneden. De ruimte waarin haar verhaal wordt verteld hangt vol blauwe kralen, waarmee tot slaaf gemaakten uitbetaald werden. Na afschaffing van de slavernij op St. Eustachius werden ze massaal in zee gegooid om symbolisch af te rekenen met het verleden.

Voor zover ik weet werd in Nederland niet eerder op een plaats als Het Rijksmuseum een dergelijke tentoonstelling georganiseerd. Door voorwerpen uit het verleden een stem te geven, onderstreept het museum het historisch belang ervan. Door kunstwerken die voorheen vooral stonden voor ‘die schitterende Gouden Eeuw’ in een ander daglicht te zetten, erkent ‘Het Rijks’ dat die periode een gruwelijke keerzijde kende. Nederland heeft veel inwoners waarvan voorouders die gruwel aan den lijve hebben ondervonden. Hoe pijnlijk ook: het is goed dat de verhalen over deze tijd niet langer in de doofpot worden gestopt. 

‘Slavernij’ is vanaf 5 juni te bezoeken, wanneer de musea eindelijk weer openen. Voor scholen is er nu al mogelijkheid tot een bezoek (na reservering), wat mij in de gelegenheid stelde om Het Rijksmuseum met een aantal leerlingen te betreden. Zij waren – net als ik – diep onder de indruk, maar ook opgelucht en blij om na lange tijd weer cultuur te mogen snuiven. Ook de medewerkers van het museum leken nóg iets enthousiaster dan anders om ons te kunnen ontvangen. In een museum hoort publiek. Zeker wanneer er zo’n bijzondere tentoonstelling is te zien!

Bekijk ook de documentaire ‘Nieuw licht: Het Rijksmuseum en de slavernij” via www.2doc.nl en de uitgebreide informatie op de website van ‘Het Rijks’: www.rijksmuseum.nl.

De tentoonstelling ‘Slavernij’ is te bezoeken van 5 juni 2021 tot en met 28 augustus 2021

Twee heethoofden met gouden handjes: Caravaggio – Bernini in Het Rijksmuseum

De kunstenaars van de Italiaanse Barok pakten flink uit. Waar hun voorgangers uit de Renaissance nadruk legden op perfecte verhoudingen van het menselijk lichaam en symmetrie, kozen zij voor wilde diagonale composities en dramatische licht-donkercontrasten, mooi gezegd het ‘chiaroscuro’. Kunst draaide om gevoel, drama en actie.  Zowel beeldhouwwerken als schilderijen lijken midden in de beweging te zijn stilgezet, alsof het tafereel zich na een simpele Tita Tovenaar-handklap weer voort kan zetten. 

De uitbundige vormgeving beperkt zich niet tot beeldhouwwerk en schilderijen, vaak ten dienste van de kerk gemaakt: ook de architectuur is uitbundig: tympaantjes en guirlandes sieren de – ook al golvende – gevels, en bij de overdadige interieurs verbleekt de gemiddelde Efteling-attractie. Geen wonder dat het publiek dat aanvankelijk van de Roomse kerk was overgelopen naar de Protestanten, in de loop van de zeventiende eeuw likkebaardend terugkeerde: een marketingstunt van jewelste!

Over twee van de allergrootsten uit deze periode is vanaf 14 februari een tentoonstelling te zien in Het Rijksmuseum. 

‘Caravaggio – Bernini’ opent met twee hoogtepunten. ‘Medusa’ en ‘Narcissus’. Beide bekende figuren uit de klassieke mythologie. 

Medusa had als kapsel een nest met kronkelende slangen. Eerder veroordeelde de godin Athena haar tot deze monsterlijke verschijning, omdat Medusa seks gehad zou hebben in haar heilige tempel. Medusa stond er vanaf dat moment om bekend eenieder die haar recht aankeek te doen verstenen. Uiteindelijk maakte de held Perseus haar een kopje kleiner nadat hij haar voorzichtig via haar weerspiegeling in zijn schild benaderde. Bernini heeft het moment vastgelegd waarop Medusa de straf van Athena ondergaat: de afschuw en verontwaardiging zijn duidelijk van haar gezicht af te lezen. 

De jonge Narcissus werd verliefd op zijn eigen spiegelbeeld, toen hij zich op een dag voorover boog bij een heldere vijver. Na wanhopige pogingen zichzelf aan te raken, kwijnde hij uiteindelijk weg. Caravaggio heeft de ongelukkige jongeman theatraal aangelicht op het doek gezet, en vangt daarmee het moment waarop Narcissus met zijn linkerhand het spiegelgladde wateroppervlak doorbreekt. 

De diagonale composities die zo ruimschoots binnen het werk van Caravaggio en Bernini zijn vertegenwoordigd, inspireerden de ontwerpers van deze tentoonstelling. De plattegrond is speels en zorgt voor fraaie doorkijkjes, al is het twijfelachtig of deze bij te verwachten aantal bezoekers volledig tot hun recht zullen komen. 

De twee meesters waren sowieso een bron van inspiratie, waarvoor ook aandacht is binnen deze tentoonstelling. Nabootsers van het werk van Caravaggio werden Caravaggisten genoemd, waaronder onze eigen Gerard van Honthorst en Hendrick ter Brugghen. In ‘Jonge vrouw die een luit stemt’ laat ter Brugghen zien hoe hij het kunstje met licht en donker van Caravaggio heeft afgekeken. Voordat hij dit schilderij maakte was hij op studiereis naar Rome geweest. 

Niet alleen de vormgevingsaspecten in het werk van Caravaggio werden nagebootst, ook de thema’s die hij behandelde werden gretig overgenomen. 

Zo is daar de ‘David met het hoofd van Goliath’, in 1599 geschilderd door Caravaggio, en in 1616 door de Fransman Valentin de Boulogne. Het exemplaar van Caravaggio is helaas niet te zien op deze tentoonstelling, maar er wordt van gezegd dat de schilder zich vereenzelvigde met de kop van de reus, die één en al ellende uitstraalt, misschien nog wel meer dan in het werk van de Boulogne. Op het moment van schilderen verkeerde Caravaggio in ballingschap, nadat hij in een straatgevecht een man had gedood. In Rome was hij niet langer welkom en hing hem zelfs de doodstraf boven het hoofd. Het moest er eens van komen. Met zijn opvliegende karakter had de schilder zichzelf al veel vaker in de nesten gewerkt en zijn reputatie was allesbehalve vriendelijk te noemen. 

Ook Bernini was niet het geduld zelve. Toen hij vermoedde dat zijn jongere broer Luigi was vreemdgegaan met zijn geliefde Costanza (die overigens al met een ander was getrouwd) bedreigde hij hem met de dood. Het mooie gezicht van Costanza liet hij door één van zijn assistenten bewerken met een scheermes. Heetgebakerd als hij kon zijn: hij haalde ergens het engelengeduld vandaan om uitermate verfijnd werk te maken. Aardig weetje is dat hij één van zijn beeldhouwwerken, te zien in de Santa Prassede in Rome, naar zeggen al vervaardigde toen hij pas tien jaar oud was. Het oogt bepaald niet als een knutselwerkje uit groep 7. We hebben hier echt met een virtuoos te maken!

Dat blijkt ook uit de andere sculpturen die zien zijn in Het Rijksmuseum, zoals het ontwerp voor de ‘Tritonfontein’ op het Piazza Navona in Roma, en een levensechte sculptuur van een gewonde Sint Sebastiaan, die hij overigens ook op jonge leeftijd maakte: hij was 19 jaar. 

Niet zozeer navolgelingen, maar wel stijlgenoten van Bernini waren onder Francesco Mochi en Alessandro Algardi, van wie een schitterend opgesteld zwart-marmeren beeld genaamd ‘Sonno’ (Slaap) te zien is. 

Veel van het werk in de tentoonstelling is Rome-gerelateerd. In de natuurlijke habitat van deze warmbloedige stad komen de verwondering (meraviglia), levendigheid (vivezza), beweging (moto), scherts (scherzo) enafschuw (terribilità) van deze kunstenaars uiteraard nóg beter tot hun recht. Bovendien is veel van het meest indrukwekkende werk niet verplaatsbaar omdat het deel uitmaakt van fonteinen en kapellen. Uiteraard met alle respect voor Het Rijksmuseum, dat met deze heerlijke tentoonstelling absoluut een bijdrage levert aan het verdrijven van de winterblues. 

‘Caravaggio – Bernini’ is te zien tot en met 7 juni in de Philipsvleugel van Het Rijksmuseum. Er is een audiotour vol mooie verhalen en verrassende eye-openers beschikbaar voor 5 euro. Deze is ook gratis te downloaden in de Rijksmuseum-app.

Het nieuwe Rembrandtjaar: 2019

Weinigen schoppen het zo ver dat alleen het noemen van hun voornaam voldoende is om te weten over wie we het hebben. Kunstschilder Rembrandt van Rijn (1606 – 1669) kreeg het voor elkaar. Over de hele wereld staat de naam ‘Rembrandt’ voor dé legende uit de Nederlandse kunstgeschiedenis.

In 2019 is het 350 jaar geleden dat Rembrandt van Rijn overleed. Reden om zijn werk en zijn invloed op de internationale schilderkunst te eren. Het hele jaar zullen in onder andere Den Haag, Leiden, Leeuwarden en Amsterdam activiteiten worden georganiseerd om het leven van Rembrandt te vieren.

In 2006 was de aanleiding van een eerder Rembrandtjaar het feit dat Rembrandt 400 jaar daarvoor werd geboren. Dat mocht gevierd worden! In het Rembrandtjaar 2019 zal de nadruk liggen op de manier waarop hij de schilderkunst veranderde en anderen inspireerde, waardoor zijn gedachtengoed tot op de dag van vandaag voortleeft.

In diverse musea zullen tentoonstellingen worden georganiseerd. En denk nou niet dat als je één van die tentoonstellingen hebt gezien dat je ze allemaal hebt gezien. Ieder museum zal zijn eigen spannende hoofdstuk uit het levensverhaal van Rembrandt vertellen. Voor het volgende kun je terecht op een andere locatie.

Er valt namelijk nogal wat over Rembrandt van Rijn te vertellen. Al vanaf het begin van zijn schilderscarrière wordt hij opgemerkt in de hogere kringen, en binnen de kortste keren is hij een van de populairste kunstenaars van zijn tijd. Medekunstenaars zijn diep onder de indruk van hem, en alle rijkelui willen zich door hem laten portretteren (de armelui waarschijnlijk ook wel, maar die kunnen het niet betalen).

Rembrandt leefde in de Gouden Eeuw. Maar wat was dat nu eigenlijk voor tijd? En wat voor mensen waren degenen die zijn werk kochten?

In het Fries Museum kun je al voordat het Rembrandtjaar echt van start gaat terecht om meer te weten te komen over Rembrandt en zijn tijd. (Vanaf 24 november tot en met 17 maart 2019) vormt Rembrandt en Saskia: Liefde in de Gouden Eeuw een prelude op het themajaar. Met Rembrandt en Saskia als uitgangspunt wordt getoond hoe het eraan toeging in een societyhuwelijk van de zeventiende eeuw. Huwelijksportretten, schetsen en persoonlijke voorwerpen laten zien hoe lief en leed werd gedeeld.

Ter gelegenheid van deze tentoonstelling keert een van de meest persoonlijke meesterwerken van Rembrandt van Rijn, Saskia en profil in kostbaar kostuum voor het eerst in ruim 250 jaar terug naar Nederland. Rembrandt voltooide dit portret kort na de dood van zijn vrouw in 1642.

Wie waren er nog meer belangrijk in het leven van Rembrandt? Bij wie kon hij terecht in tijden van nood? Wie waren zijn vrienden?

Dat ontdek je in Museum Het Rembrandthuis, tijdens de tentoonstelling Rembrandt’s Social Network (1 februari 2019 – 19 mei 2019. Hier komt uiteraard zijn jeugdvriend en medeschilder Jan Lievens voorbij, met wie hij in zijn jonge jaren een atelier deelde in Leiden. Ook is er aandacht voor zijn vriendschap met burgemeester Jan Six. En met apotheker Abraham Francen, die Rembrandt in zijn moeilijke laatste fase van zijn leven regelmatig bijstond op financiëel en juridische gebied.

Meer aandacht voor bevriende kunstenaars van Rembrandt is er in de tentoonstelling Jonge Rembrandt 1624 – 1634 (3 november 2019 – 9 februari 2020) in Museum de Lakenhal. In deze tentoonstelling worden de vroegste jaren uit de carrière van Rembrandt onder de loep genomen.

Ruim 40 schilderijen, 120 etsen en 20 tekeningen laten zien welke enorme ontwikkeling Rembrandt tijdens de eerste tien jaar van zijn kunstenaarschap doormaakte. Het is niet toevallig dat deze werken in Museum De Lakenhal te Leiden worden getoond. Nog geen kilometer verderop voltooide Rembrandt zijn eerste schilderijen. Zoals zijn Zelfportret, dat hij op 22-jarige leeftijd schilderde. Aan dit portret is goed te zien hoe Rembrandt experimenteerde met licht, dat hij langs zijn fijne krullen liet strijken. Het belangrijkste deel van het gezicht – de ogen – laat hij bijna wegvallen in het duister.

Zelfportret, Rembrandt. 1628
Zelfportret, Rembrandt. 1628. Rijksmuseum, Amsterdam

Een wel heel breed overzicht van het oeuvre van Rembrandt is van 15 februari tot en met 10 juni te zien in Het Rijksmuseum. Nooit eerder pakte dit museum uit met een tentoonstelling van alle werken van Rembrandt uit de collectie: 22 schilderijen, 60 tekeningen en 300 prenten. De tentoonstelling Alle Rembrandts moet een uitgebreid beeld geven van wat Rembrandt als kunstenaar én als mens bezighield.

Wat maakte het werk van Rembrandt nu zo anders dan anderen? Kenners beweren een echte Rembrandt met het blote oog te kunnen herkennen. Zoals we eerder dit jaar na de ontdekking van een Rembrandtportret door Jan Six (inderdaad: afstammeling van de bevriende burgemeester) hebben kunnen vernemen, kan dat een aardig zakcentje opleveren. Zouden wij zo’n meesterwerk ook kunnen herkennen?

Vind het uit in Het Mauritshuis, in de tentoonstelling Rembrandt en het Mauritshuis (31 januari 2019 – 15 september 2019). Hier zal de ontdekking van de Rembrandtschilderijen in de collectie worden besproken. Het publiek wordt uitgenodigd om zelf te kijken en te vergelijken. Het Mauritshuis organiseert in 2018 en 2019 nog twee andere tentoonstellingen rondom Rembrandt, te weten Beeldvorming over Johan Maurits (4 april 2019 – 7 juli 2019) en over één van Rembrandt’s leerlingen Nicolaesz Maes (7 oktober 2018 – 19 januari 2019).

Museum Het Rembrandthuis laat in Laboratorium Rembrandt (21 september 2019 – 16 februari 2020) zien op welke manier wetenschappers onderzoek doen naar de materialen die kunstenaars uit de tijd van Rembrandt gebruikten. De laatste jaren zijn er diverse nieuwe onderzoeksmethoden aan het licht gekomen. De onderzoekers delen middels deze tentoonstelling graag hun ervaringen.

Ook in Museum Het Rembrandthuis is van 7 juni 2019  tot en met 1 september de tentoonstelling  Inspired by Rembrandt te zien. Deze omvat een zeer diverse collectie werken van zowel lang- als kort geleden. Er is werk te zien van onder andere Edgar Degas, Pablo Picasso, Willem den Ouden en Glenn Brown.

In Het Rijksmuseum is van 11 oktober 2019 tot en met 19 januari 2020 de bijzondere tentoonstelling Rembrandt – Velásquez te zien. Schilderijen van Velázquez, Rembrandt, Murillo, Vermeer, Zurbarán, Hals en Ribera komen voor het eerst samen dankzij een samenwerking tussen het Museo del Prado in Madrid en Het Rijksmuseum. De Spaanse en Nederlandse meesterwerken zullen in paren worden gepresenteerd zodat ze met elkaar in dialoog gaan.

Zoals inmiddels duidelijk zal zijn: er is geen reden tot verveling tijdens het komende Rembrandtjaar. Ongetwijfeld zal ik nog apart op de diverse tentoonstellingen terugkomen. Die Museumjaarkaart zal zijn geld wel weer dubbel en dwars opbrengen!

Meer informatie kun je verkrijgen via deze link.

Tentoonstelling: High Society in het Rijksmuseum

Op de dag dat ik de tentoonstelling High Society aanvankelijk wil bezoeken moet het Rijksmuseum haar deuren sluiten vanwege een stroomstoring. Gelukkig woon ik in de buurt en kan ik de volgende dag een nieuwe poging wagen, maar wat een sof: op de tweede dag van zo’n grootse tentoonstelling het toegestroomde publiek moeten wegsturen!

Reeds aangeschafte kaartjes van die dag (9 maart) blijven geldig voor een later bezoek, dus reis vooral opnieuw af naar het Museumplein, ook als je vanuit de andere kant van het land moet komen. Je zult er geen spijt van krijgen!

Op de tentoonstelling zijn 39 levensgrote ‘ten voeten uit’ portretten te zien. Het schilderen van zo’n portret is niet makkelijk, en gold dan ook eeuwenlang als een belangrijke proeve van bekwaamheid voor portrettisten. 

De naam High Society slaat op degenen die op de portretten worden afgebeeld. Het betreft hier de Bobo’s van weleer: mensen met geld en status. Deze status benadrukten zij door zichzelf op deze wijze te laten afbeelden: dan stelde je écht iemand voor!

De aanwezigen die mij het meest opvielen zal ik hier aan je voorstellen. De rest ontmoet je wanneer je zelf langs gaat op het feestje van Marten en Oopjen. 

De schilderijen komen uit verschillende stijlperioden. De populariteit van de mansgrote portretten was geen oprisping: op de tentoonstelling zijn portretten daterend van 1514 tot het begin van de vorige eeuw aanwezig. Ze zijn als gasten op een feestje bijeengebracht ter ere van de terugkeer van Marten Soolmans en Oopjen Coppit, het beroemde koppel geschilderd door Rembrandt. De afgelopen anderhalf jaar verbleven zij voor onderhoud in het restauratie-atelier van het Rijksmuseum.

Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach
Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, Lucas Cranach

De twee oudste portretten zijn die van het koppel Hendrik de Vrome en Katharina van Mecklenburg, in 1514 geschilderd door Lucas Cranach I. De twee dragen peperdure huwelijkskledij. Bianca du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum in het radioprogramma Opium: “Het kostuum van Hendrik is een beetje vergelijkbaar met die enorm dure spijkerbroeken waar met opzet scheuren in zijn gemaakt. Ook in dit huwelijkskostuum zijn met behulp van een heet mes inkepingen gemaakt. Dit noemde men ‘hakkelen’ en was in die tijd uitermate populair!” Het paar is behangen met sieraden. In één van de kettingen van Catharina staan de initialen ‘HK’, van Hendrik en Katharina, aan een ketting van Hendrik hangt een hanger met twee handen ineengeslagen om een hart. Op beide portretten is een hond afgebeeld, symbool voor huwelijkse trouw. Op het lijfje van de jurk van Katharina is de letter ‘M’ herhaaldelijk, in een patroon geborduurd, vermoedelijk als verwijzing naar haar familienaam. 

De portretten werden ooit op panelen geschilderd, en hierdoor uiterst gevoelig voor de tand des tijds. Daarom zijn ze overgezet op canvas. Dat dat mogelijk is wist ik ook niet, maar dat kan dus, met behulp van een ingewikkeld en griezelig proces

Uit dezelfde periode komt het portret van de machtige Keizer Karel V (1532), door Jacob Siesenegger. Karel draagt een bijzonder kledingstuk, dat ook Matthijs van Nieuwkerk in De wereld draait door leek te fascineren

Het betreft een eivormige tok, de zogenaamde braguette. Dit was een schaamkapsel, dat was afgeleid van het ridderharnas. Dit ontstond uit praktische overwegingen: mannen droegen alleen maar losse pijpen, geen hele broek. Op deze manier konden zij hun edele delen toch aankleden. In het radioprogramma Opium vertelt Bianca du Mortier, conservator kostuum van het Rijksmuseum: “Soms zat er nog een zakje aan de buitenkant van de braguette (autocorrect maakt er steeds ‘baguette’ van). Hierin kon men zakdoekjes of versnaperingen zoals een mandarijntje bewaren.” De braguette kon versierd zijn met borduursels en edelstenen. Hoe uitbundiger, hoe vruchtbaarder, dat wilde de drager althans uitstralen.

Karel V zette met dit portret de norm voor toekomstige staatsieportretten. Vanaf dat moment werden deze allemaal ten voeten uit geschilderd of gefotografeerd. 

De kleding van de invloedrijken der aarde is in de loop der eeuwen stukken minder uitbundig geworden. Hier en daar waagt een popster zich aan extreme outfits, maar ik kan me geen hooggeplaatst persoon voorstellen dat zich zou laten afbeelden als Kapitein Thomas Lee, in 1594 geschilderd door Marcus Gheeraerts. Lee was huurling in het Engelse koloniale leger van koningin Elisabeth I in Ierland, in dienst om de Katholieken in toom te houden. Dat hij zelf ook katholiek was hield hij uiteraard verborgen.

Kapitein Thomas Lee door Marcus Gheeraerts

Het eerste wat opvalt is zijn enorme decolleté. Verder draagt hij geen broek, wat op zijn minst opmerkelijk is te noemen. Het is een eerbetoon aan de straatarme Ierse voetsoldaten die blootsvoets het gevecht moesten aangaan. In die zin valt het schilderij te interpreteren als aanklacht. De Latijnse inscriptie op de bladeren van de boom refereert aan een quote van Livius die vrij vertaald ‘Doen en moedig standhouden’ betekent. Dit slaat op een verhaal over de Romeinse soldaat Scaevola, die infiltreerde in het Etruskische leger en toen hij werd gepakt zijn hand in het vuur stak om zijn moed te tonen. De gelijkenis tussen Sceavola en Thomas Lee wordt benadrukt door Lee’s verminkte hand, die er treurig bijhangt. 

Maurits, prins van Oranje, rond 1615 geschilderd door Michiel van Mierenvelt draagt een verguld harnas. Net als veel van de andere portretten in de tentoonstelling is hier de stofuitdrukking waanzinnig. Stofuitdrukking is de manier waarop een schilder een bepaald materiaal met verf op het doek nabootst. Prins Maurits is meerdere keren door van Mierenvelt geportretteerd. Uit recent onderzoek is gebleken dat Van Mierenvelt voor portretten die vaak moesten worden herhaald, gebruik maakte van geperforeerde tekeningen van het hoofd. Door hier met een kwast met grafiet overheen te strijken, kwamen de contouren dan op het doek te staan.

Maurits, prins van Oranje door Michiel van Mierenvelt
Maurits, prins van Oranje door Michiel van Mierenvelt

Veronese en van Mielich schilderden in ongeveer dezelfde periode een koppel. Veronese schilderde graaf Iseppo da Porto met zijn zoontje en gravin Livia da Porto Thiene met haar dochter en van Mielich schilderde Hertog Albrecht V van Beieren en Anna van Oostenrijk, De koppels hangen naast elkaar in één van de zalen en laten goed het verschil in de vaardigheid van het weergeven van de anatomie weer. Niet alleen de manier waarop de menselijke anatomie is geschilderd loopt uiteen. Beide vrouwen dragen een marter met een gouden masker, in de zestiende eeuw een talisman voor zwangere vrouwen. Het beestje van Veronese blinkt uit. 

Voor de portretten van de publiekstrekkers Marten en Oopjen is het druk. Mensen drommen samen om een glimp op te vangen van het mooi gerestaureerde stel. Terecht. Het zijn wonderschone portretten die na de opknapbeurt nog beter tot hun recht komen. De verschillende nuances zwart in de kleding zijn goed zichtbaar, zo zien we duidelijk de stippen op de jurk van Oopjen. 

Bianca du Mortier: “Het is nog steeds heel bijzonder dat ze hier zijn. Tot een paar jaren geleden waren ze in privébezit van een familie in Parijs. Ze hingen in de slaapkamer.”

Luisa Casati trekt ook als geschilderde gedaante direct de aandacht, precies zoals zij ooit in levende lijve deed. Giovanni Boldini schilderde deze extravagante vrouw in 1908.

Luisa Casati door Giovanni Boldini
Luisa Casati door Giovanni Boldini

Deze markiezin leidde een zeer uitbundig leven. Ze was de meest bekende celebrity van het begin van de 20e eeuw. Ze zag zichzelf als een kunstwerk en droeg levende slangen als juwelen. Haar haren verfde ze in extreme kleuren en in haar jurken verwerkte ze pauwenveren en brandende gloeilampen. Regelmatig ging ze aan de wandel met twee aangelijnde luipaarden. Ook reed ze in een gouden koets, vergezeld door naakte dienstbodes. Ze gaf regelmatig feesten waar de drank rijkelijk vloeide en de cocaïne in all-you-can-sniff hoeveelheden aanwezig was. Ze gaf geld uit als water waardoor ze bankroet eindigde en stierf in eenzaamheid. 

Boldini heeft er alles aan gedaan om Luisa zo flamboyant mogelijk weer te geven. Zijn wilde verftoets raast als een wervelwind over het doek, in een poging haar wilde en onvoorspelbare leven in één beeld te vangen. Haar ogen zijn donker omlijnd met kohlpotlood, maar wie er goed inkijkt, ziet wat er schuil gaat achter haar uitbundigheid. 

Walther Rathenau door Edvard Munch
Walther Rathenau door Edvard Munch

Edvard Munch kennen we natuurlijk allemaal van De Schreeuw, het kronkelende landschapsschilderij waar het onheilspellende vanaf spat. Hoe anders is het portret van zakenman en politicus Walther Rathenau, dat hij in 1907 schilderde. Het is een statig portret, waarvan Munch twee versies heeft gemaakt. De kenmerkende golvende lijnen heeft Munch niet helemaal achterwege gelaten. In de achtergrond, de stropdas en een heel klein beetje in het jasje heeft hij ze subtiel een plek gegeven. Munch gebruikte voor dit schilderij maar weinig verf, Rathenau is in dunne lagen opgezet. Mooi om even te vergelijken met het pastels opgezette portret van Anna, gravin van Noailles, in 1931 geschilderd door Kees van Dongen. Ze hangt recht tegenover Rathenau. In grove verfstreken heeft van Dongen met dikke klodders verf de essentie van deze grand dame weten te vangen. Het portret stuitte aanvankelijk op weerstand, door het enorme decolleté. Het voetje dat subtiel onder de jurk van Anna uitpiept is misschien nog wel uitdagender…

Het voetje van Anna door Kees van Dongen
Het voetje van Anna door Kees van Dongen

Vergeet vooral de knappe Dokter Pozzi niet te groeten voordat je de laatste zaal met portretten verlaat. Pozzi was gynaecoloog en werd door zijn patiënten onweerstaanbaar gevonden. Hij had onder zijn clientèle dan ook meerdere minnaressen. Door één van hen, actrice Sarah Bernard, werd hij Dr. Dieu genoemd. John Singer Sargent schilderde zijn opvallende portret in 1881.

Bij High Society hoort een toegift. Deze bestaat uit High Society Uncut, een verzameling prenten waarop de guilty pleasures van de elite zijn afgebeeld. 

Kijk maar eens goed naar het Valsspelende paar bij het kaarten, waarop nogal opzichtig is te zien hoe een onnozel slachtoffer tijdens een spelletje kaarten een loer wordt gedraaid.

Prins Eugenius van Savoye,e rond 1725 door Cornelis Troost
Prins Eugenius van Savoye,e rond 1725 door Cornelis Troost

Of naar Prins Eugenius van Savoye, rond 1725 door Cornelis Troost werd vastgelegd. De prins zit rechts op een stoel en grijnst. Hij geniet zichtbaar van de halfnaakte prostituees die door een bordeel paraderen. Links in beeld is te zien hoe Madame Traese, de eigenaresse van het sjieke bordeel aan de Prinsengracht één van de prostituees helpt met het optrekken van haar jurk.

Er is een apart kabinet met – je bent gewaarschuwd – expliciete afbeeldingen, die vaak door anonieme graveurs zijn gemaakt. Ze wilden hun reputatie niet op het spel zetten. Wat er exact op deze afbeeldingen te zien is moet je zelf maar gaan bekijken!

De tentoonstelling nodigt uit om een tweede rondje te maken. Let dan eens op het verschil tussen de losjes geschilderde schilderijen uit het begin van de twintigste eeuw die je als laatste zag en de vroegste schilderijen die ik aan het begin van dit blog besprak. 

High Society spreekt tot de verbeelding van velen. Weekblad Privé wijdde een speciale editie aan de tentoonstelling almede Harper’s Bazaar. Koefnoen maakte in samenwerking met het Rijksmuseum een komisch promotiefilmpje. 

In de museumwinkel zijn de gebruikelijke ansichtkaarten en koelkastmagneten te koop, en natuurlijk ook een catalogus. En speciaal ter ere van Marten en Oopjen verschenen een Gouden Boekje en een setje Playmobil!

High Society – Vier eeuwen glamour
Tot en met 3 juni 2018
Rijksmuseum
Museumstraat 1
Amsterdam