De Gouden Koets in het Amsterdam Museum

Ergens in het begin van 2002 kwam ik uit de bus als winnaar van een onbenullig online spelletje, waarop ik op 2 februari van dat jaar werd uitgenodigd als gast van de Vroom & Dreesman. Vanuit het raam van het restaurant kon ik de gouden koets met daarin Willem Alexander en Maxima aanschouwen, die op die dag in het huwelijk traden. Het was binnen een paar tellen voorbij: het bruidspaar wuifde vriendelijk en ik zwaaide uiteraard terug. Je wilt ‘Wil en Max’ ook niet teleurstellen op de dag van hun leven. Van de details van de koets heb ik toen niet veel in mij kunnen opnemen, maar ik had hem wel gezien! 

Waarmee ik tot een minderheid behoor, blijkt uit een enquête die deel uitmaakt van het interactieve gedeelte van de tentoonstelling ‘De Gouden Koets’, die op dit moment te zien is in het Amsterdam Museum. Maar ongeveer dertig procent van de respondenten – allen bezoekers van de tentoonstelling – had de koets ooit eerder gezien. En wie hem heeft mogen aanschouwen, zal dat doorgaans net als ik, maar kort hebben gedaan. 

In de nacht van 9 op 10 juni is het gevaarte, dat maar liefst 2800 kilo weegt, met een hijskraan naar de binnenplaats van het Amsterdam Museum getakeld. Je kunt je nu – desgewenst urenlang – uitgebreid vergapen aan alle blinkende ornamenten, de geborduurde bekleding en de beschilderde zijpanelen van de koets. 

Voortekening van het veelbesproken paneel, door Nicolaas van de Waay, 1897

Over één van die panelen is de laatste jaren veel discussie ontstaan: het gaat om het paneel dat de ‘Hulde der Koloniën’ uitbeeldt, met in het midden een maagd die Nederland representeert. Aan weerszijden van de maagd zijn personen van Indische en Afrikaanse afkomst afgebeeld die voor de maagd knielen en haar handelsgoederen brengen die afkomstig zijn uit hun land. Voor velen staat deze beeltenis voor een nare periode in de Nederlandse geschiedenis: namelijk die van kolonisatie en slavernij. Zij vinden het onaanvaardbaar dat de koets nog steeds wordt ingezet bij officiële gelegenheden zoals Prinsjesdag, of bijvoorbeeld het huwelijk van een koninklijk paar. Het Amsterdam Museum geeft het onderwerp van deze discussie in de tentoonstelling aardig de ruimte: de koloniale geschiedenis én de rol van het koningshuis daarbinnen worden belicht. De vormgeving van de koets wordt in historisch perspectief gezet, waardoor duidelijk wordt wat hiervoor destijds de motivatie was. Je hoeft jezelf niet tot uitzonderlijk ‘woke’ te rekenen om vervolgens in te zien dat de koets niet meer van deze tijd is. 

Een museumstuk dus, dat na een grondige restauratie (kosten: 1,2 miljoen euro) uitstekend op zijn plaats is in het Amsterdam Museum: het was immers de Amsterdamse bevolking die de koets in 1898 aan het koningin Wilhelmina cadeau deed. Eén dag na haar inhuldiging op 6 september, want ter gelegenheid hiervan wilde zij absoluut geen cadeaus aannemen. 

Veel mensen vinden dat de koets niet meer gebruikt moet worden.

In de tentoonstelling ‘Gouden Koets’ komt niet alleen de beladen koloniale geschiedenis aan bod, maar is er ook ruimschoots aandacht voor andere historische gebeurtenissen waarmee de koets verweven is, of waarvan deze ooit getuige was. 

Zoals het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus op 10 maart 1966. Niet iedereen was het met dit huwelijk eens, omdat Claus een verleden had bij de Duitse Wehrmacht. Er werd op de huwelijksdag dan ook hevig gedemonstreerd en tijdens de rijtoer naar de Westerkerk gooide één van de demonstranten een rookbom tegen de koets. 

Ook de inhuldigingsdag van Beatrix, een kleine 15 jaar later verliep rommelig: met name jongeren demonstreerden op die dag en vroegen onder de leus: “Geen woning, geen kroning” aandacht voor de hoge woningnood in de hoofdstad. Een deel van de demonstranten – voornamelijk kraakactivisten – raakte in de loop van de dag slaags met politie en mobiele eenheid, terwijl in de Nieuwe Kerk de plechtigheden plaatsvonden.

Buiten de huwelijken en inhuldigingen werd de gouden koets natuurlijk vele malen ingezet op Prinsjesdag – in 2010 werd de rit naar het Binnenhof verstoord door de beruchte waxinelichthouder – maar bijvoorbeeld ook bij de doop van leden van het koninklijk huis. Buiten vele foto’s en filmfragmenten pronken in het Amsterdam Museum ter illustratie onder andere trouwjurk van Wilhelmina, hoedjes van Beatrix en de originele doopjurk van alle Oranje-kindertjes sinds 1880. 

Voor het maken van de gouden koets bracht men de beste vaklieden bijeen die met materialen uit zoveel mogelijk verschillende gebieden uit het koninkrijk werkten. Men haalde leer uit Noord-Brabant, vlas uit Zeeland, teakhout uit Java en het ivoor voor de handvatten uit Sumatra.

De tienduizenden steken waarmee de zijden bekleding van de koets is geborduurd zijn deels het werk van weesmeisjes uit het Burgerweeshuis (destijds gevestigd in het gebouw waarin nu het Amsterdam Museum huist). Zij deden dit werk waarschijnlijk onbetaald. De bordurende dames die wel betaald kregen kwamen er bekaaid van af: per uur ontvingen zij 10 cent, tegenover de 25 cent die de mannen die het smeed- en timmerwerk deden.

Bordurende weesmeisjes.

De gouden koets is tot en met eind februari in het Amsterdam Museum te zien. Of de koning zich daarna weer in zijn bolide zal laten rondrijden valt nog te bezien. Hij heeft er in ieder geval voor gekozen om de koets dusdanig te laten restaureren dat deze weer de straat op kan. 

Wellicht kan de publieke opinie enige invloed uitoefenen op de beslissing die Willem-Alexander hierover zal nemen. Museumbezoekers kunnen hun mening hierover in ieder geval achterlaten in een speciaal daarvoor ingericht gedeelte van de tentoonstelling.

De Gouden Koets. Tot en met 27/2/2022 te zien in het Amsterdam Museum.

Je moet een widget, rij of vooraf gebouwde lay-out toevoegen voordat je hier iets ziet. 🙂

Najib Amhali maakt sterke comeback met ‘Waar was ik?’

Het is een bijzondere premièreavond voor Najib Amhali. Nadat hij zijn vorige show – 120 voorstellingen – heeft moeten annuleren, staat hij er weer. Zijn beste vrienden, zijn moeder, zijn vrouw en kinderen zitten in de zaal. Vanaf rij vijf kan ik, vlak na opkomst, zijn ogen zien glinsteren.    “Waar was ik?” Het is de rode draad door de voorstelling. Ondanks het heftige onderwerp, Najib was zes jaar lang verslaafd aan drank en drugs, wordt het maar een aantal momenten echt zwaar. “Er mag gewoon gelachen worden jongens, het is ook jullie avond”    Najib draait nergens omheen: het was een kutperiode. Als zijn kinderen hem vragen op zondag mee naar Artis te gaan stelt hij het moment van vertrek steeds uit, nog even een uurtje slapen, en dan gaan ze uiteindelijk maar weer zonder hem. Wanneer hij op school moet komen om een blauwe plek op het been van zijn zoontje te verklaren, vraagt de juf of het wel goed gaat thuis. “Nee, het gaat niet goed”   Decor is het flatgebouw in Krommenie, waar hij tijdens zijn jeugd woonde. De verschillende buren die een rol spelen in de show, zien we eerst als projectie over de galerij lopen en met de lift naar beneden zakken, terwijl Najib buiten beeld zijn karakterwissels doet. Slimme vondst. Hij zet de Marokkaanse buurman van de zesde etage ijzersterk neer. Met bijna onnavolgbaar rappe tong wordt uiteengezet hoe de Nederlanders  eigenlijk alles wat goed gaat in dit langs heeft te danken aan de Marokkanen. Met de Indonesische dementerende Lonny, die steeds vergeet dat hij iets al eerder vertelde, slaat Najib karikaturaal een beetje door.    Alles verandert. Tegenwoordig wordt de flat bewoond door Bulgaren en Roemenen. Ze hangen in groepjes op straat met grote blikken Lidl-bier. Als fatsoenlijke Marokkaan loop je daar met een boog omheen.    Najib is er weer. Met een voorstelling waar je soms stil van wordt, maar vooral een hele vrolijke avond aan kunt beleven!  

De ‘Ways of Being’ van Maria Lassnig in het Stedelijk Museum

Als ik de tentoonstelling ‘Ways of Being’ binnenloop, sta ik oog in oog met Maria Lassnig zelf, de kunstenares waar het allemaal om draait. De dame op leeftijd zit er tamelijk onbeschaamd bij, ze is naakt en zit met haar benen wijd. Maar dat is niet wat mij schokt: het feit dat ze in haar ene hand een pistool heeft dat op mij gericht is, en in haar andere hand een pistool dat ze tegen haar slaap houdt, zorgt ervoor dat mijn adem even stokt. Wat wil Lassnig hiermee zeggen? Ben ik überhaupt wel welkom? Ze schilderde dit zelfportret – ‘Jij of ik’ – op 85-jarige leeftijd, in 2005.    Ik besluit de loop van het pistool maar even te negeren en het schilderij nader te bekijken. Het is geschilderd in de voor Maria Lassnig typische heldere tinten roze en blauw, en allesbehalve geïdealiseerd: haar borsten zijn tachtig-plus borsten – de zwaartekracht heeft er enige grip op gekregen – en het oude vel zit niet zo strak om het lijf. Heel wat anders dan de mooie plaatjes die we dagelijks via diverse media onder ogen krijgen.    Denk niet dat Lassnig geen ijdelheid kende. Ze vond het verschrikkelijk te moeten constateren hoe haar lichaam meer en meer in verval raakte, maar het was zoals het was, en zelfmedelijden vond ze niet op zijn plaats. Zoals ze al vanaf het begin van haar carrière deed, benaderde ze het zelfportret niet als iets dat van buitenaf wordt waargenomen. Wat zij wilde weergeven was de manier waarop het lichaam van binnenuit wordt waargenomen. Zo ontstonden haar zogenaamde ‘body-awareness’ schilderijen. En die kunnen door ons brein, dat gewend is aan ‘normale’ portretten, op zijn zachtst gezegd als ‘weird’ worden ervaren.  

Lassnig laat binnen haar zelfportretten doorgaans alleen ruimte voor de delen van haar lichaam die zij op dat moment echt voelt. Zo bestaat het schilderij ‘De bekwetterde’ (2000) vooral uit een enorme mond. Je kunt je nu ongetwijfeld ook een voorstelling maken van het schilderij ‘Gynaecologie’ (1963). De meeste portretten zijn kaal. Haar is namelijk niet iets dat van binnenuit voelbaar is. Vaak ontbreekt het gedeelte van het hoofd waarin het brein zich bevindt. Een enkele keer bevindt het brein zich buiten het hoofd.   Lassnig had lang niet alleen belangstelling voor haar eigen lichaam. Ook geëngageerde thema’s als emancipatie en oorlog hadden ruimschoots haar aandacht.   Door zichzelf af te beelden als succesvolle voetballer, bekritiseert Maria Lassnig het feit dat vrouwelijke kunstenaars nog altijd minder meetellen dan hun mannelijke collega’s. Zelfs in deze tijd wordt slechts dertig procent van kunst die meetelt door gemaakt door vrouwen. Een fenomeen dat in de voetbalwereld natuurlijk ook geldt.  

Met haar “penseel als enige wapen tegen oorlog en geweld” toont Lassnig haar weerzin tegen oorlog en geweld, in onder andere ‘Raketbasis: missies I en II’. Sporen van penselen die zij tegen het doek plakte en vervolgens weer verwijderde wekken de suggestie van opgestelde atoomraketten: klaar om te worden afgeschoten.   

Speciale fascinatie had Maria Lassnig voor Science Fiction. Het Amerika van de jaren zestig bood met een ruim aanbod aan populaire verhalen op dat gebied ruimschoots inspiratie voor schilderijen als ‘Ontbijt met ei’, een antwoord op Manet’s ‘Dejeuner sur l’herbe’. In plaats van de mannen en vrouwen uit het werk van de beroemde Franse schilder, heeft Lassnig een nogal vreemd aandoende groep buitenaardse wezens rond het picknickkleed laten plaatsnemen.   

In ‘Ways of Being’, de grootste overzichtstentoonstelling over Maria Lassnig ooit in Nederland gehouden, zijn niet alleen schilderijen en tekeningen te zien. Creatief als Lassnig was, experimenteerde zij ook jarenlang met bewegend beeld en maakte zo een aantal intrigerende animatiefilms. Een daarvan is ‘Chairs’, waarin mensen eigenschappen van stoelen overnemen en vice versa.    Voor ik vertrek loop ik nog een keer langs ‘Jij of ik’. Ook op dit portret is Lassnig kaal. En ze heeft geen oren. Blijkbaar was er op moment van schilderen niets te horen. Niets interessants althans. Maar waarom nou toch die pistolen? Lassnig eigent zich hiermee een beeld toe, dat we vooral kennen van stoere kerels. Ze biedt zichzelf, net als de voetbal-schilderijen, bestaansrecht in een wereld die wordt gedomineerd door mannen. Bovenal laat ze zien wat er op het spel staat: ‘Kijk of ik schiet!’, en dan ontneem jij jezelf de kans om mijn kunst toe te laten in jouw leven. ‘Kijk of ik schiet op mezelf!’, en dan ontneem jij mij de kans op erkenning als kunstenaar.   Kijken is bepaald geen straf binnen deze tentoonstelling. Het werk van Maria Lassnig is historisch, kleurrijk, ontroerend, actueel, expressief en ongewoon ongemakkelijk. Volop ingrediënten voor een interessant museumbezoek!

Maria Lassnig – Ways of being Tot en met 11 augustus 2019 Stedelijk Museum, Amsterdam  

Een meesterwerk in De Nieuwe Kerk Amsterdam: Aartsengel Michaël van Luca Giordano

Een blonde jongeman balanceert op zijn rechterbeen, alsof hij een sierlijke danspas maakt. Zijn blik is gefocust omlaag gericht, maar zijn verfijnde gezicht is ontspannen. Hij heeft een gezonde blos op zijn wangen en zijn glanzende lange krullen wippen speels omhoog. De blauwe tuniek dat hij draagt zit strak om zijn torso gespannen, zodat we goed kunnen zien hoe gespierd hij is. Zijn wimpers zijn lang en – niet onbelangrijk – hij heeft twee vleugels op zijn rug. Het gaat hier om de aartsengel Michaël, die bezig is een ferme daad te verrichten. Het punt waar hij zo geconcentreerd naar kijkt is de borst van zijn tegenstander, waarin hij zojuist een speer heeft gepriemd. Het slachtoffer, een gevallen engel, schreeuwt het uit. Op ooghoogte van de aanschouwer bevindt zich zijn wijd opengesperde mond. Niet te missen.  Even daarnaast zien we, mooi uitgelicht, hoe de punt van de speer zijn huid doorboort: het bloed spuit eruit! Deze gespietste engel is niet de enige die het zwaar heeft. Links van hem steekt een man wanhopig zijn arm omhoog. Een slang kronkelt zich eromheen en laat dreigend zijn tanden zien. Tegen de achtergrond, een gloeiend hellevuur, zien we een derde persoon wanhopig een arm heffen. Van een vierde persoon, rechts in beeld, zien we alleen een been en een voet met viezige lange nagels. Of de ellende nog niet groot genoeg is verschijnt er een hongerige hellehond met bloeddoorlopen ogen ten tonele.  

Het is de heren hun verdiende loon. Althans, volgens de opdrachtgever van dit schilderij – Aartsengel Michael – dat rond 1663 door de Napolitaanse schilder Luca Giordano werd vervaardigd. Het is dan de tijd van de Contrareformatie. Een periode waarbinnen de Rooms-Katholieke-Kerk naarstig haar best doet de zieltjes die zij ten tijde van de sobere Reformatie is kwijtgeraakt terug te winnen. Zij slaagt daarin door kerkinterieurs voor het publiek zo aantrekkelijk mogelijk te maken, door middel van dramatisch beeldhouwwerk, overvolle plafondfresco’s en meeslepende altaarstukken als dat van Giordano. De uitbundige stijl waarin dit alles plaatsvindt noemen we de Barok.   

Luca Giordano schilderde zo’n altaarstuk naar gezegd binnen 24 uur. Waanzinnig snel! Zijn bijnaam was dan ook ‘Luca-Fa-Presto’: Luca-gaat-snel. Voor een plafondschildering nam hij iets langer de tijd, namelijk twee dagen. Hij was een echte Barok-schilder, en de ‘Aartsengel Michaël’ is een typisch Barok-schilderij: de nadrukkelijke diagonalen en luchtige kwaststreken geven het werk de suggestie van beweging. Het theatrale licht-donkercontrast, de hevige gebaren en de extreme gezichtsuitdrukking van de gevallen engelen maken het werk dramatisch. Inspiratie voor dit altaarstuk deed hij op in het werk van collega Guido Reni, die hetzelfde thema al eens op vergelijkbare wijze verbeeldde. In meer algemene zin deed Giordano onder andere inspiratie op bij Titiaan – van hem leerde hoe hij een verhalenverteller moest zijn, bij Caravaggio – de koning van het licht/donkercontrast en bij Rembrandt – van wie hij de kunst van de luchtige kwaststreken en het uitbeelden van religieuze verhalen afkeek.  

De vingervlugge Giordano had zeker niet alleen opdrachtgevers binnen de kerk. Ook de Spaanse koning behoorde tot zijn clientèle. Voor een minder elitair publiek haalde hij zijn neus ook niet op. Aan zijn werk hing hij in dat geval een ander prijskaartje. Zoals hij zelf zei: “Ik schilder met een gouden, zilveren en bronzen kwast.” Zijn veelzijdigheid legde hem geen windeieren, maar vakgenoten vonden hem vaak te commercieel.    Het is in zekere zin opmerkelijk dat dit schilderij uit de Contrareformatie wordt getoond in De Nieuwe Kerk, een kerk die vanaf de zestiende eeuw juist Protestants is. Aartsengel Michaël is het is het achtste meesterwerk dat op deze plek valt te bewonderen. Eerder werd hier onder andere werk van Francis Bacon, Andy Warhol, Bill Viola en Jeff Koons getoond. Over laatstgenoemde, extra bijzonder omdat zijn werk op de laatste dag van de expositie sneuvelde, schreef ik vorig jaar een blog.  

De Nieuwe Kerk heeft er dit keer voor gekozen om het gehele gebouw bij de tentoonstelling te betrekken. Nadat het meesterwerk is bekeken, kan men met behulp van een audiotour op zoek naar de tientallen engelen die de kerk al eeuwen bewonen. Erg leuk voor de jongsten onder ons, maar ook voor volwassenen!   Ontvlucht voor een half uurtje de hectiek van de binnenstad, zet de audiotour aan, en schrijd onder begeleiding van heroïsche muziek over de purperen loper (onderdeel van een prachtig theatraal ontwerp van Tatyana van Walsum) naar het altaar.   

Het meesterwerk ‘Aartsengel Michaël’ is tot en met 7 april te zien in De Nieuwe Kerk Amsterdam
Tijdens de tentoonstelling vindt een aantal bijbehorende activiteiten plaats, zoals lezingen en orgelconcerten. Het programma is te vinden op de website van De Nieuwe Kerk.

Het Rembrandtjaar 2019: ‘Alle Rembrandts’ in Het Rijksmuseum.

Een Instagrammer avant la lettre, zo wordt Rembrandt van Rijn getypeerd door kunsthistoricus Erik Hinterding, één van de makers van de nieuwste tentoonstelling van het Rijksmuseum. “Rembrandt liet heel veel van zichzelf zien. Hij maakte niet alleen tientallen selfies, als oefening om het portretschilderen en -etsen goed in de vingers te krijgen, maar gebruikte ook zijn omgeving als slachtoffer. Vrienden, buren, zijn ouders… maar ook zijn echtgenote Saskia in de slaapkamer”. Rembrandt kende weinig gêne en was niet te stoppen. Van het omvangrijke oeuvre dat hij bij elkaar etste, tekende en schilderde bezit het Rijksmuseum er het meest. En voor het eerst in de geschiedenis toont het al deze schatten aan het publiek in de tentoonstelling Alle Rembrandts.   

Rembrandt was anders dan zijn tijdgenoten. Zijn waanzinnig verfijnde techniek zette hij niet in om gelikte plaatjes te schilderen, maar om de rauwe werkelijkheid op doek of papier te vangen. Echte mensen: soms vol vreugde, een andere keer verdrietig, en altijd inclusief hun imperfecties.   

De carrière van Rembrandt ging van start in zijn geboorteplaats Leiden, waar hij in 1612 op vijftienjarige leeftijd voor drie jaar in de leer ging bij schilder Jacob Isaacz van Swanenburg. Na nog een half jaar de kunst te hebben afgekeken bij Pieter Lastman, richtte hij zijn eigen werkplaats op. Zoals gebruikelijk was in de zeventiende eeuw, waren in de vroege werken van Rembrandt zeker elementen van zijn leermeester te ontdekken. Maar al snel werd duidelijk dat hij ervoor koos vooral zijn eigen koers te varen.   

De man op het schilderij ‘Buste van een man in Oosterse kleding’ (1635) is waarschijnlijk de vader van Rembrandt

In het eerste deel van de tentoonstelling Alle Rembrandts is te zien hoe goed Rembrandt kon observeren. Talloze pentekeningen, etsjes en schilderijtjes tonen gedetailleerde gezichtsuitdrukkingen en lichaamshoudingen van Rembrandt zelf, zijn familieleden, en mensen op straat. Veel van de expressieve koppen zijn in latere monumentale  schilderijen van Rembrandt terug te herkennen. Zo is de Buste van een man in Oosterse kleding (1635) naar alle waarschijnlijkheid gebaseerd op een studie van zijn vader. Erg vermakelijk zijn de portretjes waarvoor Rembrandt in de spiegel poseerde: lachend, fronsend, met opengesperde ogen en met open mond. 

‘Jonge vrouw, zittend bij een raam’, 1638

Zijn verhalende schilderijen, vaak met een Bijbels thema, komen in het tweede gedeelte van de tentoonstelling aan bod. Zoals in het aandoenlijke Tobit en Anna met het bokje (1626), dat gezien wordt als het eerste meesterwerk van Rembrandt. Anna, die de kost verdient, krijgt op een dag als bonus een bokje mee naar huis. Haar blinde echtgenoot, de vrome Israëliet Tobit denkt aanvankelijk dat Anna het dier gestolen heeft, waarop hij haar vals beschuldigt. Het moment waarop hij inziet dat hij fout zit, heeft Rembrandt in dit schilderij weten te vangen. Als aanschouwer hoeven we ons niet af te vragen hoe het echtpaar zich voelt: de spijt van Tobit en de verontwaardiging van Anna spatten van het doek. Maar er is meer: het gebroken ruitje en het bladderende pleisterwerk op de achtergrond verraden dat Tobit en Anna het niet breed hebben. Ooit was dat wel het geval: we kunnen dat zien aan de mantel van Tobit: deze is vies, maar wél van bont. Het contrast tussen licht en donker benadrukken het dramatische, zoals we dat ook uit het theater kennen.  

Detail van ‘Tobit en Anna met het bokje’, ca. 1626

Drama treffen we ook in de ets De Engel verschijnt aan de herders (1634).  Rembrandt snapte dat het lied ‘De herdertjes lagen bij nacht in het veld en daar hoorden ze engelen zingen’ een toch wat al te ingetogen vertolking was van wat de herders rond de geboorte van het kindeke Jezus overkwam. Want hoe reageer je als de hemel opensplijt en een aantal helverlichte vreemde figuren je van bovenaf begint toe te spreken? Juist: je schrikt je een ongeluk! De herders in de ets van Rembrandt deinzen dan ook geschrokken achteruit, tuimelen omver of rennen weg. De koeien en schapen doen hetzelfde.   

Detail van ‘De engel verschijnt aan de herders’, 1634

Om deze tentoonstelling goed te kunnen beleven, moet je echt de tijd nemen. Even snel afvinken is er bij Alle Rembrandts niet bij. Vanwege de omvang, maar vooral vanwege de minutieuze etsjes, die het verdienen om er met je neus op te staan en heel goed te kijken!    Een suppoost verzucht: “Het is razend knap wat die Rembrandt heeft geflikt, maar voor ons wordt het de komende tijd opletten geblazen”.    Alle Rembrandts is alweer de vijfde tentoonstelling in Nederland die in het teken staat van het Rembrandtjaar 2019. Er zullen er nog zeven volgen. Krijgen we dan nooit genoeg van Rembrandt? Directeur Taco Dibbits haalt een citaat van kunsthistoricus Simon Schama aan: “Is it possible to have too much Rembrandt? Can you have too much love, wisdom, fine weather? No, you can’t.”

Tickets voor de tentoonstelling zijn te koop via de website van het Rijksmuseum en worden per tijdblok verkocht. En heel fijn: er geldt geen toeslag op de reguliere prijs voor een museumticket, ook niet voor houders van de Museumjaarkaart

Er is een publicatie bij ‘Alle Rembrandts’ verschenen in de vorm van een meeslepende biografie. Deze kost € 25.
ISBN 978-94-6208-474-2

About Art Onderwijs: beschrijving 2 eindexamenthema ‘Voorbeeldig’. Tehatex 2019

Leerlingen met de kunstvakken tekenen, handvaardigheid of textiele werkvormen in het eindexamenprofiel, doen een uitgebreid praktijkexamen. Ook doen zij examen in het deelvak kunstgeschiedenis. Naast algemene kennis van de kunsthistorie dienen zij zich te verdiepen in een thema, dat voor het komend examenjaar ‘Voorbeeldig’ is. Leerlingen bestuderen op waar de kunstenaar vanaf 1500 tot vandaag de dag zijn/haar voorbeeld vandaag heeft gehaald. In vier tijdvakken, binnen de invalshoeken ‘imitatio’, ‘variatio’ en ‘emulatio’ worden de kunstenaars en hun creaties onder de loep genomen.

Hieronder een lesje over ‘Beschrijving 2’ uit de examensyllabus. Het tijdvak 1500 – 1750 komt hierbinnen aan bod. We bekijken op welke manier de kunstenaars hebben gevarieerd op hun inspiratiebron(nen). Ook voor niet-leerlingen die iets van deze materie willen opsteken is het mogelijk een interessant filmpje. Mijn lessen in de klas klinken overigens iets minder docu-achtig en zijn uiteraard interactiever. Als je vragen hebt: stel ze gerust in de comments!

Cool Japan in het Tropenmuseum

Al sinds het begin van de 17e eeuw is er in de westerse samenleving grote belangstelling voor de Japanse beeldcultuur. Als Nederland vanaf 1639 een alleenrecht verwerft op handel met Japan, wordt het voor importartikelen uit het Aziatische land de toegangspoort tot Europa.    Vanaf halverwege de 19e eeuw stelt Japan zich langzaamaan open voor handel met andere landen. Binnen de kortste keren ontstaat een wereldwijde fascinatie voor alles wat Japans is. De ukiyo-e prenten zijn niet aan te slepen en westerse kunstenaars zoals Van Gogh en Breitner laten zich maar al te graag inspireren door deze oosterse kunststukjes. Ik schreef hier eerder over bij de tentoonstelling Van Gogh en Japan in het Van Goghmuseum en Mesdag en Japan in Panorama Mesdag.  

Ook de van Japanse origine Mangastrips zoals vandaag de dag bekend, zijn bepaald niet van gisteren. Al in de 12e eeuw zijn op rolschilderingen de eerste beginselen van deze stijl zichtbaar in de vorm van dieren die zich kleden en gedragen als mensen.

Via de Kibyõshi, (eind 18e eeuw) geïllustreerde boekjes met een gele kaft, en een serie met terugkerende karakters in de krant, ontwikkelt de stijl zich door tot de moderne Manga met karakters met de typerende grote ogen. Katalysator van de Manga van nu is Tezuka Osamu, ook wel De God van de Manga genoemd die tussen 1946 en 1989 uitermate productief is. Tijdens zijn carrière groeit de groep liefhebbers van nationaal naar wereldwijd.   

In het begin van de 20eeeuw wordt de Mangastijl overgenomen door filmmakers. Zo ontstaat – aanvankelijk in zwart-wit – de Anime-stijl. In latere instantie breekt Manga ook door binnen de game-industrie.    Vanaf de jaren 2000 wordt de Japanse popcultuur door journalisten en academici omgedoopt tot Gross National Cool, later vereenvoudigd tot Cool Japan.

De tentoonstelling Cool Japan zet deze cultuur mooi uiteen. Naast het bespreken van de oorsprong, is er onder andere aandacht voor veelvoorkomende karakters binnen de manga- en animeverhalen. De traditioneel binnen de Japanse beeldcultuur voorkomende draken en leeuwen transformeren binnen animatiefilms en games in angstaanjagende monsters. De traditionele samoerai-krijger wordt geavanceerde robot. Vaak mét zwaard. Wist je dat het ook de samoeraikrijger was die model stond voor Darth Vader uit Star Wars?  

Wie zelf weleens een poging heeft gedaan tot het tekenen van mangafiguren zal hebben gemerkt dat dit een specifieke manier van vormgeven vraagt. In de tentoonstelling wordt besproken hoe de Manga-tekenaar omgaat met lijnvoering, vlakverdeling en perspectief, ook weer gebaseerd op de traditionele Japanse ‘platte’ prentenbeeldtaal.  

Ruimschoots aandacht is er voor de fancultuur. Over het algemeen zijn aanhangers van Cool Japan niet de meest mainstream personen. Veelal expressief uitgedost bezoeken zij in groten getale conventies en festivals gewijd aan Manga en Anime. Een aantal doet zeer fanatiek mee aan cosplays, afgeleid van costume play. Op deze bijeenkomsten verkleedt men zich als een favoriet karakter uit de Japanse popcultuur. Het eerste het beste verkleedpakje uit de feestwinkel volstaat beslist niet: online leert men van elkaar een zo realistisch mogelijke outfit zelf in elkaar te zetten!  

In de Cool Japan tentoonstelling is een aantal van dit soort indrukwekkende outfits te tentoongesteld.  In dezelfde ruimte kunnen anime-videogames worden gespeeld.   

Als tegenhanger voor de gruwelijke monsters en onverslaanbare superhero’s nemen schattigheid en sexyness een aanzienlijke plaats in binnen Cool Japan. Uitermate populair – vooral bij meisjes – zijn de zogenaamde Kawaii, wat schattig of lieflijk betekent: lieve figuurtjes met een hoge aaibaarheidsfactor. 

Op een andere manier aaibaar zijn geseksualiseerde personages, medeverantwoordelijk voor de populariteit van manga en anime. Getekende beelden maken fantaseren laagdrempelig. Als merchandise worden lichaamsgrote kussens met daarop een dergelijk personage geprint uitermate goed verkocht. 

In het laatste gedeelte van de tentoonstelling is aandacht voor robots. Die overigens hun oorsprong al hebben in het 17eeeuwse Japan!   Cool Japan is een leerzame en visueel zeer aantrekkelijke tentoonstelling. In andere beschrijvingen viel het woord Instagrammable al. Fotoverslagen zullen het op social media goed doen.    Voor degene die niet erg bekend is met de hedendaagse Japanse beeldcultuur is Cool Japan een heel interessant inkijkje. Voor de ware fan is het ongetwijfeld smullen geblazen!

Cool Japan Tot en met 1 september 2019
Tropenmuseum
Linnaeusstraat 2 Amsterdam

Het Amsterdam Museum: 1001 vrouwen uit de 20e eeuw.

Op 3 oktober 2018 presenteerde historica Els Kloek haar boek 1001 vrouwen in de 20e eeuw. Hierin vertelt zij verhalen over 1001 overleden vrouwen die leefden in de twintigste eeuw.    Het Amsterdam Museum heeft uit dit boek een selectie van zo’n 125 vrouwen gemaakt. Deze groep vrouwen wordt vergezeld door anekdotes, fotomateriaal, documenten en bijzondere voorwerpen gepresenteerd in de tentoonstelling 1001 vrouwen.   De tentoonstelling is opgedeeld in vijf tijdvakken. Hierbinnen zijn de vrouwen gerangschikt op geboortedatum. In een gratis beschikbaar gestelde audiotour vertellen bekende Nederlanders hoe zij inspiratie halen uit deze bijzondere vrouwen uit de geschiedenis.

Voor wie vrouwen per definitie als lieflijk en engelachtig ziet zou deze tentoonstelling een deceptie kunnen zijn: ook foute, gemene en/of agressieve dames komen binnen deze tentoonstelling aan bod, hetzij in minder grote getale dan de heldinnen, doordouwers en toptalenten.   Uiteraard kan ik niet alle vrouwen binnen dit stuk aan de orde laten komen, daarvoor moet je toch echt naar het Amsterdam Museum. Ik bespreek per tijdvak één of twee vrouwen die mij in het bijzonder opvielen.

Tijdvak 1: Vrouwen geboren voor 1870

De eerste vrouw die in deze tentoonstelling wordt genoemd is vanwege het tijdvak Aletta Jacobs. Maar ook zonder indeling in tijdvakken zou deze prominente plek, als eerste vrouwelijke geneeskundestudent en uiteindelijk succesvol strijdster voor het vrouwenkiesrecht, niet meer dan terecht zijn.  

Bad-ass woman van het eerste uur is dienstbode Neeltje Lokerse. Wanneer zij zwanger raakt van haar werkgever. Wanneer hij weigert het kind te erkennen bedreigt Neeltje hem met een pistool. Ze haalt de landelijke pers en wordt vervolgens onder druk van de publieke opinie vrijgesproken. Vervolgens zet zij zich in voor ‘de wet op onderzoek naar het vaderschap’.

Tijdvak 2: Vrouwen geboren tussen 1870 en 1889

Als kroonprinses Wilhelmina 10 jaar oud is overlijdt haar vader, koning Willem III. Omdat zij dan nog te jong is om de troon op te volgen neemt haar moeder Emma tijdelijk het koningschap waar. Ondertussen wordt Wilhelmina via privéonderwijs klaargestoomd voor het ambt.  

Op dit schilderij, gemaakt door Christoffel Bisschop, is Wilhelmina 11 jaar oud. In het opengeslagen boek aan de rechterzijde staat een gravure van Willem van Oranje afgebeeld. Het 17e eeuwse Amalia van Somskostuum dat Wilhelmina op het schilderij draagt is bewaard gebleven en ook te zien binnen de tentoonstelling.  

Minder bekend is verpleegster Rosa Vecht, die tijdens de Eerste Wereldoorlog dapperheid toont door herhaaldelijk naar het front te trekken om gewonde militairen te verzorgen. Aan haar jonge leven komt in 1915 tragisch een eind, waarna zij getroffen wordt door een bom uit een Duits vliegtuig. Rosa Vecht is dan 23 jaar.   

Tijdvak 3: Vrouwen geboren tussen 1890 en 1909

Vrouwen geboren binnen dit tijdvak krijgen te maken met de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog, die de strijd om vrouwenrechten tijdelijk naar de achtergrond duwt. Dit betekent overigens niet dat vrouwen geheel stil zitten. Zo wordt Olga de Ruiter op verzoek van NSB-voorman Anton Mussert in 1941 leidster van de Nationaal-Socialistische Vrouwenorganisatie. Na de Duitse inval van de Sovjet-Unie organiseert zij een collecte voor het Duitse Rode Kruis. In 1943 zegt De Ruiter haar lidmaatschap van de NSB op omdat zij zich niet langer kan vinden in de koers van Mussert.  

Het verhaal van de legendarische Bet van Beeren, geboren in 1902 speelt zich voor de oorlog af. Bet neemt in 1927 een café aan de Zeedijk over. Ze is dan 25 jaar. Zij zorgt er dan al voor dat de gasten in haar kroeg openlijk kunnen uitkomen voor hun homoseksuele geaardheid. Wie gehecht is aan zijn stropdas moet deze niet dragen wanneer ’t Mandje wordt aangedaan. Bet knipt deze vaak bij haar mannelijke bezoekers af, waarna deze als souvenir in het café wordt opgehangen. Café ’t Mandje bestaat vandaag de dag nog steeds, of eigenlijk wéér. Het staat in de Canon van Amsterdam als symbool door de eeuwen heen. Meer over de geschiedenis van dit café kun je hier lezen. Een replica van het café is – buiten deze tentoonstelling – te zien in het Amsterdam Museum.   

Tijdvak 4: Vrouwen geboren tussen 1910 en 1929

Ook vrouwen geboren in dit tijdvak krijgen allen bewust te maken met de Tweede Wereldoorlog. Deze periode, maar ook de door kleinburgerlijkheid doorspekte jaren erna, zijn zeer bepalend voor de positie van deze vrouwen. Met de leus volksherstel is gezinsherstel wordt een dringend beroep op moederlijke plichten gedaan. Een toenemend aantal vrouwen weet zich (ten dele) aan dit keurslijf te ontworstelen en ontwikkelt zich ook op ander vlak. Zo ook Annie M.G. Schmidt. Zowel mijn ouders als mijn kinderen groeiden met haar werk op. Met een dikke vette knipoog wist deze heldin in haar boeken, radio- en tv-series, musicals, columns en liedteksten de wereld om haar heen te beschrijven.

Tijdvak 5: Vrouwen geboren na 1930

Wie is er niet geschokt wanneer in 2014 duidelijk wordt dat voormalig politica en hoogleraar Els Borst niet alleen overleden, maar om het leven gebracht blijkt te zijn? Als minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in de kabinetten Kok I en Kok II strijdt zij voor een groot aantal medisch-ethische kwesties zoals euthanasie zodat deze niet meer strafbaar gesteld wordt. Ook realiseert zij een wijziging van de tabakswet waardoor het verboden wordt voor kinderen onder de 16 jaar om tabak te kopen.  

Aan de tijdvakken in het Amsterdam Museum zou ik persoonlijk nog een tijdvak willen toevoegen waarin vrouwen aan bod komen die op dit moment leven en geschiedenis zullen gaan schrijven of dit al hebben gedaan. Denk aan Ellie Lust: voormalig politiewoordvoerder en voorzitster van het initiatief ‘Roze in Blauw’, een netwerk binnen de Nederlandse nationale politie dat zich speciaal bezighoudt met de bestrijding van antihomoseksueel geweld. Ook kritisch en sociaal bewogen presentatrice Sonja Barend, en de eerste vrouwelijke burgemeester van onze hoofdstad: Femke Halsema, zouden binnen het ‘nu’ niet misstaan.   

Ik denk dat een dergelijk tijdvak in Het Amsterdam Museum welkom zou zijn. Een connectie met het hedendaagse zou deze interessante tentoonstelling toegankelijk kunnen maken voor een jonger publiek, waar het nu vooral een trip down memory lane voor de wat oudere generatie is. Het museum biedt overigens wel gelegenheid om voor jou belangrijke vrouwen – uit heden en verleden – toe te voegen aan een muur vol met vrouwennamen.

1001 vrouwen in de 20ste eeuw Tot en met 10 maart 2019
Amsterdam Museum
Kalverstraat 92 Amsterdam

The Aalto Natives in het Cobra Museum

In het Cobra Museum in Amstelveen is sinds 15 december ‘The Aalto Natives’ door kunstenaars Nathaniel Mellors en Erkka Nissinen te zien. Eerder kon deze bizarre installatie worden aanschouwd in het Finland paviljoen op de Biënnale van Venetië. Het gooide daar hoge ogen. 

 Al voordat ik de installatie binnenloop rijst het vermoeden dat ik iets tamelijk absurds zal gaat aanschouwen. Aan de muur voor de ingang hangt een aantal bizarre poppen, de één in net pak met een ei-hoofd, twee anderen bestaand uit lapjes, weer een ander zonder benen en één zonder hoofd, maar mét een enorme stoffen penis uit zijn broek. Een arm van minstens twaalf meter lang kronkelt om de poppen heen. 

Bij de ingang hangt een bordje: “Sommige scenes in dit werk kunnen minder geschikt zijn voor kinderen”.

In de donkere niet al te grote ruimte staat een enorm bewegend ei met de naam Geb. Hij is de Schepper, de God van Finland en voert een dialoog met zijn zoon Atum, in dezelfde ruimte aanwezig. Atum is de uitverkorene om de beschaving – the timewave – te herstarten. Dit vanuit Fins perspectief, want dat is blijkbaar het enige juiste. Hij heeft de gestalte aangenomen van een bewegende kartonnen doos, die daarmee ‘a box with someone elses DNA’ is. Bovenop op ei en doos staan projectoren, die dus ook vrijwel constant in beweging zijn. Verder maken nog een vaste projector, een uitgebreide lichtinstallatie en geluidsboxen deel uit van de opstelling. Het resultaat is een zeer dynamische, haast theatrale ervaring.

Uit verschillende recensies had ik al gelezen dat je deze installatie niet moet willen uitleggen, maar ik vind de neiging daartoe moeilijk te onderdrukken. Mijn brein doet zijn uiterste best houvast te vinden in de chaos van lichtflitsen, geluidseffecten en de diversiteit van beelden die aan alle kanten over de muren bewegen. Het blijkt tevergeefs. Binnen drie minuten weet ik niet meer waar ik kijken moet en waar ik naar kijk. De mogelijkheid om op ieder moment in- en uit te kunnen stappen maakt het geheel niet samenhangender. Zo liep ik binnen op het moment dat de ene Muppet-achtige handpop een andere Muppet-achtige handpop op een bureau was aan het verkrachten. Een heftige scene (ik begreep direct het bordje bij de ingang), inclusief close ups van de coïtus. Verwacht geen logica, maar om nog enigszins het gevoel te hebben van een verhaallijn is het aan te raden om de installatie vanaf het begin te bekijken. 

Je ziet dan een Neanderthaler, cocktail in de hand, in een rubberboot op de oceaan drijven. Door een verrekijker ziet hij een eend zand verzamelen om land te vormen, waarop hij zegt “I fucking hate land”. Atum (de doos) vraagt de eend het zand wat meer ‘Finlandvormig’ te maken, waarop de Neanderthaler verklaart dat land het begin van het einde is. 

Vervolgens volgt een aaneenschakeling van surrealistische filmfragmenten, bestaande uit handgeschilderde cartoons, life action acteurs in weirde kostuums, klei-animatie, 3D-animatie en dus die poppen, die de absurditeit onderschrijven.

Zoals de pop met een hoedje op het hoofd (met kruisje) en een christelijk kruis in de hand. Wanneer ze geconfronteerd wordt met een ei, spreekt ze: “I hate God, and I hate eggs. And I hate Gods’ eggs. I must destroy it”, waarna ze het ei met haar kruis kapot slaat. 

Of de figuur zonder hoofd, maar mét enorme penis en anus, waardoor hij praat. Hij lijdt aan helse pijnen, die kunnen worden verzacht door het luisteren van muziek. Mister BOX (ook met een kartonnen doos als hoofd), ooit een succesvolle artiest kan hem daar echter niet mee helpen. Hij maakt alleen nog flutmuziek die het volk niet ‘verstaat’. Blijkbaar een reden om hem te stenigen.

Een terugkerend figuur is het Archetype (dat wat zich volgens de mythologie binnen het ei bevindt voordat het leven start), waarvan men denkt dat het onder controle gehouden kan worden door hem te voederen met haring.

Een van de laatste scenes is een lied, gezongen door Atum, waarin hij concludeert ‘just a box with someone else DNA te zijn’. Eerst zat het Archetype in de doos, en nu zit de doos in het Archetype. Volg je het nog?

Het Archetype
Het Archetype. Bron: e-flux.com

De verhaallijn binnen The Aalto Natives mag onvindbaar zijn, en wat vertoond wordt lastig uit te leggen, maar wanneer je je een klein beetje verdiept in de Finse mythologie wordt een aantal vaagheden wel opgehelderd. 

Ellors en Nissinen kwamen op het idee voor dit kunstwerk toen ze in een Fins museum schilderijen bekeken die over een mythe van het ontstaan van Finland gingen. Toen de kunstenaars (zelf noemen ze zichzelf liever niet zo) zich gingen verdiepen in mythologische verhalen over de oorsprong van beschavingen, bleken tot hun verrassing in meerdere landen ontstaansmythen te bestaan die gebaseerd zijn op eenden en eieren. 

Online staan diverse mythes over het ontstaan van Finland: volgens de één ontstond de aarde uit een aantal eieren, gelegd door de dochter van de hemel, die voor die tijd op zee ronddobberde, net als de Neanderthaler uit ‘The Aalto Natives’. Een andere mythe vertelt dat God in de gedaante van een vogel een ei op zee legde (de eend van Ellors en Nissinen?) waaruit vervolgens de wereld ontstond. Niet heel veel minder bizar dan wat er binnen ‘The Aalto Natives’ is te zien.

Ellors en Nissinen
Ellors en Nissinen. Bron: Studiointernational.com

Als ik de installatie na ongeveer een uur (ja, dat is lang, maar geloof me: je bent het besef van tijd totaal kwijt) verlaat, ben ik in totale verwarring: “WTF heb ik zojuist gezien?” Misschien heb jij dat iets minder, na het lezen van deze blog. In een interview met Frame contemporary art Finland geven Ellors en Nissinen aan: “Het gaat over individuen die worstelen met sociale normen die ze niet helemaal begrijpen. The Aalto Natives doet iets vergelijkbaars. “We proberen het onderwerp met zoveel mogelijk humor te benaderen.” Kunst en humor gaan tegenwoordig, in tegenstelling tot in vroegere eeuwen, niet vanzelfsprekend hand in hand. Nissinen zegt hierover: “Wanneer je teruggaat in de geschiedenis van de Europese kunst, kom je om de haverklap humor tegen, vooral binnen de literatuur. Vandaag de dag neemt de kunstwereld zichzelf vaak veel te serieus. Dat vindt ook Mellors: “Kunst sluit zich vaak af van het publiek. Kunstenaars hebben niet door dat ze zichzelf juist door deze extreem serieuze benadering voor gek zetten. Niets is zo maf als iemand die weigert zijn eigen mafheid in te zien.”

The Aalto Natives leidt niet tot een conclusie, en heeft blijkbaar ook niet die intentie. De makers drijven de spot met degenen die zichzelf al te serieus nemen: zoveel mag duidelijk zijn. De aanschouwer wordt overspoeld met uiteenlopende impulsen die, met wat achtergrondinformatie minder random zijn dat ze in eerste instantie lijken. Ga niet op zoek naar logica en houvast, maar laat de ‘timewave’ over je heen komen: niet alles valt (helemaal) te verklaren.

The Aalto Natives by Nathaniel Mellors and Erkka Nissinen
Cobra Museum, Amstelveen
Tot en met 25 februari 2018

Jungle by Night in het Van Gogh Museum

Als Vincent van Gogh in de jaren tachtig van de negentiende eeuw besluit te gaan schilderen, doet hij dat vol overgave. Toch krijgt hij maar nauwelijks voet aan de grond in de kunstwereld. De manier waarop hij te werk gaat vindt men maar raar. Als hij in 1890 overlijdt heeft hij 900 schilderijen gemaakt, waarvan hij er precies één heeft verkocht.

Van Gogh laat in zijn schilderijen door middel van kleurgebruik zijn gevoel bij een bepaald onderwerp spreken: Zo schrijft hij aan zijn broer Theo over het schilderij Nachtcafé: ‘De nacht lijkt vaak veel levendiger en rijk van kleur te zijn dan de dag. Ik heb geprobeerd de hevige menselijke passie met conflicterende rode en groene tinten weer te geven.’

Nachtcafé, Vincent van Gogh (1888)
Nachtcafé, Vincent van Gogh (1888), Yale University Art Gallery

Uitgangspunt van Gogh is niet een perfecte weergave van de waargenomen werkelijkheid, maar van een werkelijkheid die hij voelt. Met de juiste kleuren kan hij deze gevoelens tot uitdrukking brengen. Hiermee is hij anders dan de meeste van zijn voorgangers en een voorloper van de latere expressionisten.

Vandaag de dag is van Gogh mateloos populair: het naar hem vernoemde museum ontvangt jaarlijks meer dan twee miljoen bezoekers. Juist het feit dat deze pionier zijn gevoel zo liet spreken trekt het hedendaagse publiek aan. Gevoelens zijn immers van iedereen, en tegenwoordig is het gelukkig heel gewoon hieraan uiting te geven. Wanneer ik zelf naar het werk van van Gogh kijk, zie ik niet alleen zijn beleving, maar leg ik ook een link met mijn eigen gevoelswereld.

Dat is wat ook de heren van de formatie Jungle by Night hebben gedaan. Bij twaalf schilderijen uit het Van Gogh Museum vertellen zij over hun eigen gevoelens en herinneringen die het werk oproept. Een terugblik naar een mooie zomer, gevoelens van eenzaamheid en persoonlijke groei zijn een greep uit de thema’s die voorbij komen. Van Gogh creëerde, net zoals zij dat doen: het palet met opgedroogde verf dat in het museum te zien is wordt vergeleken met de experimentele sessies waarbinnen nieuwe nummers tot stand komen.   Uiteraard is er ook ruimte voor muziek: bij ieder kunstwerk is een bijpassend werk uit hun veelzijdig oeuvre gekozen. 

Zeegezicht bij Les Saintes-Maries-de-la-Mer, Vincent van Gogh (1888)
Zeegezicht bij Les Saintes-Maries-de-la-Mer, Vincent van Gogh (1888), Van Gogh Museum

Zo is bij het schilderij Zeegezicht bij Les Saintes-Maries-de-la-Mer het nummer Follow a broken compass te horen. De krachtig contrasterende rode handtekening van van Gogh wekt een associatie op met punk, en van Gogh dacht bij het plaatsen ervan vast: “Dit schilderij is helemaal de shit.”.

Kweeperen, citroenen, peren en druiven, Vincent van Gogh (1887)
Kweeperen, citroenen, peren en druiven, Vincent van Gogh (1887), Van Gogh Museum

Bij Kweeperen, citroenen, peren en druiven, horen we het nummer Empire, waarin alle instrumenten uiteindelijk samenkomen, zoals het fruit in dit “stilleven dat niet stil zit” ook een geheel vormt. 

Op vrijdagavond 24 november werd de audiotour feestelijk gelanceerd met een optreden van Jungle by Night in de hal van het museum. 

Een kort voorproefje op de audiotour kun je hier beluisteren.

De Jungle by Night-multimediatour kost tijdens Vincent op Vrijdag van 26 januari en 23 februari 2018 € 2,50,- en op alle andere momenten € 5,- (tot en met 31 december).

Meer gedetailleerde informatie via de website van het Van Gogh Museum.
Meer informatie over Jungle by Night vind je hier.