In de eerste ruimtes van ‘Tate Modern’ waar de tentoonstelling ‘Soul of a Nation. Art in the Age of Black Power’ zich bevindt lopen bezoekers zichtbaar onder de indruk rond. Sommige mensen fluisteren, maar de meesten zijn doodstil.
Na te realiseren dat het schilderij ‘America the Beautiful’ van abstract expressionist Norman Lewis (1960) een stuk minder abstract is dat het op het eerste gezicht lijkt is ook mij de mond gesnoerd. Het lijken willekeurige witte vegen op een zwarte achtergrond, maar wie iets langer kijkt en enige kennis heeft van de Amerikaanse geschiedenis, herkent al snel de puntmutsen van Klanleden die er midden in de nacht met hun brandende fakkels en kruizen op uit trekken.
‘Soul of a Nation’ omvat een diverse collectie politieke posters, beeldhouwwerken, schilderijen en grafiek. Het werk laat zien hoe zwarte kunstenaars zich de afgelopen eeuw hebben bewogen in een deels racistisch Amerika.
In ‘American People Series No. 20: Die’ zien we hoe een man naar zijn hoofd grijpt en ineenzakt: hij is zojuist beschoten. Een vrouw heeft de schutter, keurig in pak, tevergeefs proberen tegen te houden. Haar jurkje zit onder de rode vlekken.
Faith Ringgold (Harlem, 1930) staat van jongs af aan op de barricades. Door middel van haar schilderijen en quilt-kunst protesteert zij tegen raciale misstanden en herschrijft zij naar eigen zeggen de Amerikaanse geschiedenis. In een audiotour van het Museum of Modern Art in New York zegt de kunstenares: “Er waren veel rellen en gevechten op straat, en ongedocumenteerde moorden op Afro-Amerikaanse personen. Er was veel racisme. Ongelofelijk wat er gebeurde. Iedereen wist het. Iedereen sprak erover, maar we zagen er niets over op televisie. Niets”. Een andere man ligt op de stoep, zijn hoofd in een plas bloed. Mensen rennen in paniek weg. Een vrouw struikelt. Twee kinderen klampen zich angstig aan elkaar vast. We zien een mes en een vrouw die zich, met haar kind in haar armen, zo snel mogelijk uit de voeten maakt.
Ringgold heeft een bewuste keuze gemaakt om dit tafereel dramatisch en bloederig te laten zijn. Toen de rassenrellen uiteindelijk het nieuws haalden gaven de zwart-wit beelden wat haar betreft niet voldoende weer hoeveel pijn er werd geleden. Bovendien werd vooral de materiele schade besproken. Menselijkheid werd buiten beschouwing gelaten. De waarheid als in de tijd van de Realisten: de harde waarheid van het echte leven in plaats van gepolijste Salonkunst.
Als aanschouwer wordt je meegezogen in de dynamiek van het enorme schilderij (182.9 × 365.8 cm). Door de krachtige diagonalen lijkt het alsof we kijken naar een scene die plotseling is stilgezet: we kunnen voorspellen welke gruwelen zich zullen voltrekken wanneer de film door zal spelen.
Het schilderij deed mij sterk denken aan Guernica, van Pablo Picasso (1937). Het dramatische straattafereel, de tamelijk platte figuren, de dynamische compositie en de chaos zijn maar een paar van de overeenkomsten die mij opvallen. Ik blijk niet de enige te zijn die de link legt. Ook op de sites van Reality and Retrospect en het ‘National Museum of Women in the Arts’ worden overeenkomsten tussen de ellende van Picasso en die van Ringgold besproken. Faith Ringgold heeft ‘Guernica’ tijdens een reis door Europa gezien en het zelfs benoemd tot haar favoriete Picasso-werk.
De felle, ongemengde kleuren van de figuren en de jurken van de vrouwen vormen een sterk contrast met de grijze blokken op de achtergrond: als een contrast tussen de kleur van het alledaagse en het onheil dat deze mensen plotseling heeft overvallen.
Ringgold bestudeerde ontzettend veel kunst van anderen. Een van haar observaties was dat contrasten binnen witte Westerse kunst doorgaans wordt gecreëerd door middel van licht en schaduw, het zogenaamde ‘chiaroscuro’. Binnen Afrikaanse kunst wordt doorgaans gebruik gemaakt van donkere kleuren en hardere kleurcontrasten: een inspiratiebron voor de kunstenares, duidelijk zichtbaar in dit werk.
Het publiekstrekker van de tentoonstelling, ook prijkend op het bijbehorend affiche, is het schilderij ‘Icon for my Man Superman (Superman Never Saved Any Black People – Bobby Seale)’, van Barkley L. Hendricks (1969). De eerder dit jaar overleden kunstenaar zegt in 2016 tegen The Brooklyn Rail: “In tegenstelling tot wat veel mensen denken, is mijn vroege werk niet uitgesproken politiek van aard. Het is slechts politiek omdat het Amerika van de jaren ’60 ‘fucked up’ was, en niet zag wat sommige zwarte kunstenaars aan het doen waren. Het is politiek vanuit hún standpunt. Mijn schilderijen gaan over mensen die deel uitmaakten van mijn persoonlijke leven. Als ze politiek van aard zijn, dan komt dat omdat ze een reflectie zijn van de cultuur waarbinnen we leven”.
De titel van het schilderij, een zelfportret van Hendricks met slechts een Supermanshirt aan, verwijst naar een medeoprichter van de Black Panthers. Bobby Seale wilde met deze beweging de zwarte bevolking in de Verenigde Staten bevrijden, en schuwde daarbij geen geweld.
In ‘Injustice Case’, van David Hammons (1970) komt Seale opnieuw voorbij. Het ziet er inderdaad behoorlijk onrechtvaardig uit: een persoon zit gekneveld en vastgebonden op een stoel, wachtend op een vonnis. Hammons refereert met dit werk aan de rechtszaak tegen de Black Panther. Hij werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor het beramen van protesten en mocht geen eigen advocaat kiezen. De toegepaste techniek is een combinatie van een afdruk van een menselijke stempel, een techniek die Hammons vaker toepast, en zeefdruk. Het resultaat is deze ‘röntgenfoto van Amerika’.
Voor het tijdperk waarbinnen het werk op deze tentoonstelling werd gecreëerd, omvat het weinig abstracte kunst. Binnen de zwarte gemeenschap werd abstracte kunst lang beschouwd als een onbelangrijke witte esthetische traditie. Zwarte kunstenaars werden hierdoor niet bepaald aangemoedigd om dergelijk werk te maken. Een uitzondering is het ritmische, kleurrijke werk van William. T. Williams: Trane (1969). In dit werk brengt hij een eerbetoon aan jazzmuzikant John Coltrane. Het schilderij stemt vrolijk: ook hiervoor is gelukkig ruimte binnen de tentoonstelling.
De werken van de AfriCobra (African Commune of Bad Relevant Artists), een collectief dat ik 1968 werd opgericht om de zwarte bevolking vooral trots op hun cultuur te laten zijn, zorgen helemaal voor een mentale opklaring: uit ‘Black Prince’, Malcolm X door Wadsworth Jarrell’s (1971) en het portret ‘Black Children Keep your Spirits Free’ door Carolyn Lawrence’s (1972) spreekt één en al optimisme: “Say it loud, I’m black and proud!”.
Waar Ringgold de Afrikaanse traditie laat spreken in het kleurgebruik, gaan andere kunstenaars nog een stap verder. Zo duikt Betye Saar in haar roots door op zoek te gaan naar de ‘geesten van haar voorouders’. Ze reist hiervoor onder andere naar Haiti. Saar keert terug naar eenvoudige vormen en In haar assemblages combineert ze Afrikaanse attributen met onder andere foto’s en brieven waarmee ze herinneringen, verlies en het verstrijken van tijd uitdrukt.
Het onderwerp van ‘Soul of a Nation. Art in the Age of Black Power’ blijkt enorm veelzijdig. Veel is ongezien gebleven. ‘The Age of Black Power’ mag dan geschiedenis zijn, de verhalen zijn nog steeds relevant, het protest nog steeds – terecht – actueel. De droom van Martin Luther King jr. die door de hal schalt, is grotendeels nog steeds een droom. Dat deze ooit mag uitkomen.
‘Soul of a Nation’.
Tot en met 22 oktober in Tate Modern, Londen, daarna reist de tentoonstelling naar het Crystal Bridges Museum of American Art in Arkansas (3 februari tot en met 23 april 2018) en het Brooklyn Museum (7 september 2018 tot en met 3 februari 2019).