Jimmy Nelson – Only New

Jimmy Nelson, via sidewalls.ch

Het is 1891 als de Franse schilder Paul Gauguin zijn geboorteland verruilt voor een meer exotische verblijfplaats: Frans-Polynesië. Daar treft hij mensen die nog dichtbij de natuur staan. Als  één van hen leeft hij het eenvoudige leven dat nog op de Polynesische eilanden heerst: ver weg van het jachtige, oppervlakkige Europese leven, dat steeds meer onder invloed staat van de industriële vooruitgang. De verbondenheid die hij met de Polynesiërs voelt, is duidelijk zichtbaar op zijn schilderijen. Hij beeldt hen niet simpelweg af, maar laat ook de mystieke kant van hun geloof aan bod komen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van vreemde kleuren. “Deze mensen leven nog in het verleden”, zou Gauguin over hen hebben gezegd.

Paul Gauguin, ‘Ruiters op het strand’ (1902)

125 jaar later lijkt fotograaf Jimmy Nelson een soortgelijke missie te hebben. Hij reist naar de meest bijzondere plekken op aarde, op zoek naar de leefwereld van inheemse volkeren. Net als Gauguin heeft hij bijzonder veel interesse in mensen die nog niet zijn beïnvloed door de moderne wereld en probeert hij een band met hen te krijgen. Wanneer hij eenmaal hun vertrouwen heeft gewonnen maakt hij foto’s waarmee we recht in de ziel van de bevolking kijken. In de foto’s betrekt Nelson de leefomgeving van de gefotografeerden, wat resulteert in prachtige sfeervolle registraties: stilstaande beelden die meer overbrengen dan menig anderhalf uur durende documentaire.

Toch gaat er een onheilspellende boodschap uit van de titel van zijn fotoboek ‘Before they pass away’, uitgekomen in 2013. Jimmy Nelson gaat ervan uit dat hij er nog net op tijd bij is om de stammen die hij fotografeert vast te leggen. Voordat ze niet meer zullen bestaan. In een uitzending van de TV-show zegt hij: “Vooruitgang en globalisering bedreigen de manier van leven van de mensen die ik fotografeer”.

Na het uitkomen van ‘Before they pass away’ maakt Jimmy Nelson opnieuw verre reizen. Inmiddels heeft hij alweer heel veel wonderschoons met ons te delen. Reden genoeg om uit te kijken naar zijn volgende boek, dat in 2018 zal verschijnen, en om daar nu vast een voorschotje op te nemen bij Galerie Rademakers, waar tot en met 5 november een expositie volledig in het teken van zijn werk staat.     

Wat vrij uniek is: Nelson keert terug naar een aantal stammen dat in het eerste boek voorkomt, om het resultaat van hun gezamenlijke werk te laten zien. Waar het vertrouwen van de mensen eerder nog gewonnen moest worden, is men nu dolblij om Nelson terug te zien! Hier is een mooi filmpje te zien van zijn terugkeer naar Namibië. In de expositie is een foto te zien waarop zo’n reünie-moment op het eiland Tannamooi in beeld is gebracht: nadat het fotoboek is bewonderd loopt het hele dorp uit voor een groepsfoto.  

Jimmy Nelson, Courtesy of Atlas Gallery. Tanna

Ook bezoekt hij een aantal nieuwe bestemmingen: net als Gauguin reist hij af naar Frans Polynesië, waar hij de Marquesas-eilandenaandoet. Een aantal decennia geleden hebben de bewoners van deze eilanden actie ondernomen om hun verdwijnende tradities te behouden. Sindsdien wordt weer meer aandacht besteed aan traditionele lichaamsversieringen en zang en dans om de oude cultuur levend te houden. Wilde paarden maken nog steeds belangrijk deel uit van het landschap, net als in de tijd van Gauguin. Het heuvelachtige landschap vormt een waanzinnig decor.    

Foto: Jimmy Nelson, via Jimmynelson.com. Frans Polynesië, Marquesas eilanden

Jimmy Nelson krijgt zijn foto’s niet cadeau. Over het algemeen is verbale communicatie met de mensen die hij bezoekt niet mogelijk, Nelson en de inheemse stammen spreken immers niet dezelfde taal. Tijdens een lezing in Oslo, eind 2016, vertelt Nelson hoe de bevolking vaak niets van hem wil weten. Hij maakt zich aanvankelijk klein, terwijl de bevolking hem soms slaat en bespuugt. Omdat hij zich nederig opstelt, wordt het oninteressant om hem te belagen. Uiteindelijk wordt men nieuwsgierig: “Wie is die gebarende witte man? Wat wil hij?”. Dan is het moment daar om vol respect en eerbied, een eerste contact te leggen. Vervolgens kost het hem soms dagen om mensen ertoe te bewegen op een bepaalde plek te gaan staan. En dan moet het licht op die dag ook nog eens naar zijn tevredenheid zijn.

Aanvankelijk maakt Nelson zijn foto’s met een oude technische camera. Het resultaat ziet hij dan pas thuis. Wanneer hij niet tevreden is over het resultaat, keert hij zelfs terug naar de plek waar de foto genomen dient te worden. Omdat de platen waarop de foto’s werden genomen schaars zijn, moet hij extreem gefocust werken. “Omdat ik niet de hele tijd op een digitaal schermpje zit te turen, is het contact met de mensen ook beter”, zo zegt hij zelf. Toch meldt hij in een Tweet op 11 augustus 2016: “De LF Leica S zal de oude 5×4 platencamera vervangen. Tijd om vooruit te kijken.”. Een kwestie van tijd en geld, vermoedelijk.

Verder verlopen de reizen van Jimmy Nelson doorgaans nogal onvoorspelbaar: zo is hij onder extreme weersomstandigheden naar Siberië gereisd: na dertien uur vliegen moet hij zich een maand lang per tank over sneeuwvlakten bewegen, zonder precies te weten waar het volk waarnaar hij op zoek is zich bevindt. Het is veertig graden onder nul en op een bepaald moment is Nelson niet eens meer in staat een foto te maken: door de kou kan hij zijn vingers niet meer bewegen. Niet dat hij, eenmaal aangekomen bij de Chukchi-stam foto’s mag maken: hij kan hoog en laag springen, maar er wordt geen toestemming verleend. Nelson krijgt wel een uitnodiging om een tijdje te blijven logeren. Als hij twee weken lang met de Chukchi heeft samengeleefd en al op het punt staat te vertrekken, krijgt hij toestemming om hen vast te leggen, omdat hij de moeite heeft genomen om hen echt te leren kennen.  

Chukchi-stam
Foto: Jimmy Nelson, via Jimmynelson.com. Chukchi-stam

Ook vertelt hij over zijn reis door Soedan, op weg naar de Mundari stam, een stam die nooit eerder werd gefotografeerd. Het is oorlog in Soedan, maar dankzij reisgenoot Ali laveren ze langs iedere wegversperring met gewapende mannen. Totdat ze een wegversperring met gewapende, woedende kinderen treffen. De kinderen weigeren hen door te laten en gedragen zich agressief. Even denken zowel Ali als Jimmy Nelson dat hun laatste uur heeft geslagen, maar dan herkent Nelson een symbool op het gezicht van één van de kinderen: hij behoort tot de Ethiopische Mursi-stam die hij eerder fotografeerde voor zijn boek. Als Nelson de foto’s toont ontspannen de kinderen. Ze vertellen hoe ze uit hun leefomgeving zijn verplaatst en sindsdien iedereen wantrouwen. Uiteindelijk begeleiden ze Jimmy Nelson zelfs tijdens het vervolg van zijn reis.    

Jimmy Nelson, Mundari, Zuid-Soedan
Foto: Jimmy Nelson, via Manners.nl. Mundari, Zuid-Soedan

De spanning en sensatie waar Jimmy Nelson doorheen gaat om tot zijn foto’s te komen, staat in contrast tot wat veel van zijn foto’s uitstralen, namelijk rust en evenwicht. Zoals de foto gemaakt in Tuvi (Papua Nieuw Guinea), waarop tien schitterend uitgedoste mensen ontspannen op een drijvend vlot staan, tegen de achtergrond van een ruisende waterval. Niets aan deze foto doet vermoeden dat Nelson tijdens de voorbereiding van deze foto het vlot wilde zekeren, in het water sprong, waarop de mensen op het vlot paniekerig begonnen te schreeuwen: het water bleek vol met krokodillen te zitten. Tegenover Manners Magazine bekent hij: “Ik zal nooit stoppen met een shoot omdat het gevaarlijk wordt. Gevaar geeft me juist het gevoel dat ik leef”.  

Jimmy Nelson, Tuvi, Papua Nieuw Guinea
Foto: Jimmy Nelson, via Galerie Pien Rademakers. Tuvi, Papua Nieuw Guinea

Before they pass away… Ik hoop dat het loos alarm is. Ik hoop dat de foto’s van Jimmy Nelson de westerse wereld aan het denken zet. Ontbossing, plasticsoep en massatoerisme zullen veel van deze volkeren geen goed doen. En: steeds meer technologie, prefab voedsel en andere materiële zaken zullen ons naar alle waarschijnlijkheid geen goed doen. Bekijk de beelden eens goed. Reis in gedachten mee de wereld rond en zeg dan: wat maakt jou echt gelukkig?

Ik hoop dat er over weer 125 jaar, in 2142, nog steeds een kunstenaar kan zijn die op zoek gaat naar ongerepte natuur en volkeren die nog altijd leven van wat de natuur hen te bieden heeft.

De foto’s in de galerie zijn te koop, dus wil je iedere dag ontwaken met één van de genoemde plekken boven je bed, neem dan een paar duizend euro mee. Gaat dat je budget te boven: alleen kijken mag ook. Neem dan wel vijf euro mee, want de toegang is niet gratis. Wél inclusief een kop koffie en een mooie grote ansichtkaart. 

Only New Tot en met 5 november 2017
Galerie Pien Rademakers
KNSM-Laan 291
1019 LE Amsterdam

Meer interesse in Jimmy Nelson? In 2014 hield hij deze Ted-talk.                

Nederlanders in Parijs

Een weekendje Parijs. Voor velen van ons is het vandaag de dag zo gewoon: zes uur met de auto, of drie uur met de Thalys! Zo’n reis is stukken comfortabeler dan die van de Nederlandse kunstenaar Johan Barthold Jongkind die aan het begin van de 19e eeuw de tocht naar Parijs maakt. Vijf dagen lang zit hij in een hobbelende koets om geradbraakt aan te komen in de stad van de belofte. De stad van de vooruitgang.   Het is 1846 als Johan Barthold Jongkind naar Parijs vertrekt. Een jaar eerder heeft hij de Franse schilder Eugène Isabey ontmoet bij de onthulling van een standbeeld van Willem van Oranje-Naussau. De Fransman nodigt hem uit als leerling in zijn atelier. Met behulp van een beurs, verstrekt door Koning Willem II, kan Jongkind deze droom waarmaken. Hij heeft het naar zijn zin in Parijs. Dankzij zijn open karakter maakt hij makkelijk contact en sluit hij vriendschap met onder andere Daubigny, Baudelaire, Rousseau en Corot. Na een periode waarin Jongkind vooral de kunst afkijkt van anderen, timmert hij al vrij snel aan de weg in Frankrijk. Hij wint diverse prijzen in de Salon, dé toonaangevende tentoonstelling in Parijs. Wie mee wil tellen, moet tot dit instituut worden toegelaten.   Aan zijn avontuur in Parijs lijkt een vroegtijdig einde te komen wanneer zijn beurs wordt ingetrokken. Korte tijd later keert hij, inclusief drankprobleem, terug naar Nederland.   

Johan-Barthold Jongkind (1819-1891). “Notre-Dame vue du quai de la Tournelle”. Huile sur toile, 1852. Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris, Petit Palais.

Dankzij een liefdadigheidsveiling, georganiseerd door zijn kunstenaarsvrienden, kan Jongkind terugkeren naar Parijs, waarna hij een zeer productieve periode doormaakt. Hij maakt kennis met een nieuwe generatie kunstenaars die hij op zijn beurt begeleidt: zo leert hij niemand minder dan Claude Monet goed te kijken naar het licht.    In de jaren zestig van de 19e eeuw zegt Monet hierover: “Jongkind vroeg me mijn schetsen te laten zien en nodigde me uit om met hem te gaan werken. Hij legde me uit waarom hij schilderde en werd mijn ware meester. Jongkind is verantwoordelijk voor de opvoeding van mijn ogen.”    Niet alleen Jongkind weet de weg naar Parijs te vinden. In de 19e eeuw reizen veel Nederlandse kunstenaars naar Parijs. Met een bruisende gemeenschap bestaande uit jonge kunstenaars, gerenommeerde opleidingen, de Salons waarin werk kan worden tentoongesteld en het Louvre met zijn prachtige collectie oude meesters is deze stad een Walhalla voor deze creatieve geesten. Er wordt onderling gediscussieerd, en ideeën over kunst worden uitgewisseld. Een aantal kunstenaars keert na een paar jaar weer terug naar Nederland en inspireert vervolgens de thuisblijvers.    In de tentoonstelling ‘Nederlanders in Parijs 1789-1914 bekijken we de Franse hoofdstad door de ogen van Nederlandse kunstenaars die op zoek naar inspiratie zuidwaarts reisden. Een prachtige collectie vertelt ons van wie zij leerden en wat de omgeving van Parijs met hen deed.    Verdeeld over drie etages kunnen bezoekers zich vergapen aan schilderijen en tekeningen van deze kunstenaars, die ieder een eigen gedeelte in de zalen hebben. Ernaast hangt werk van hun inspirators en/of navolgers. Op deze manier is per kunstenaar goed te zien op welke manier zij de kunst bij anderen hebben afgekeken, of hoe anderen de kunst bij hen afkeken: wat betreft onderwerp, manier van schilderen, stijl, sfeer, materiaal… of een combinatie van aspecten.   

    Een kunstenaar die waarschijnlijk niet zelf de keuze maakt om naar Parijs te vertrekken is Ary Scheffer. Het is 1811 en hij is zestien jaar oud, als zijn moeder met hem naar Parijs verhuist. Zijn carrière verloopt in sneltreinvaart. Aanvankelijk is hij tekenleraar van de kinderen van de hertog van Orleans, maar als de hertog koning wordt, krijgt Scheffer een vaste positie aan het hof. Hij sluit vriendschap met de Franse schilders Géricault en Delacroix. In de tentoonstelling is zijn werk naast dat van hen opgesteld en wordt direct duidelijk dat zij elkaars werk goed hebben bekeken. Zo is de dramatische manier van schilderen, met de hevige licht-donker-contrasten, bij alle drie de kunstenaars aanwezig.      Ik heb lang staan kijken naar het schilderij ‘Francesca da Rimini en Paolo Malatesta aanschouwd door Dante en Vergilius’. Net als vele anderen uit verleden en heden ben ik onder de indruk van het drama dat zich hier voltrekt: Het beeldt een verhaal uit ‘La Divina Comedia’ uit. In het oog springt de opvallende diagonaal, bestaande uit een in elkaar verstrengelde Francesca en Paola, drijvend op de stormen van de hel. Via links boven wordt mijn blik naar rechts onder geleid, langs de lange lokken en de billen van Francesca. Daar, aan de rechterkant, meer in het duister, vallen mij twee figuren in de achtergrond op. Het zijn de Romeinse dichter Vergilius, die wordt rondgeleid in de hel door Dante, de schrijver van ‘La Divina Comedia’. Beide mannen kijken peinzend: de voorste figuur fronst zijn voorhoofd, de achterste houdt zijn hand tegen zijn gezicht: alsof hij heel diep nadenkt.  

Ary Scheffer, Francesca da Rimini en Paolo Malatesta aanschouwd door Dante en Vergilius, 1854, Hamburger Kunsthalle

Francesca en Paolo bevinden zich in de tweede ring van de hel, de ring van de wellustigen. Zij zijn gestorven aan een verboden liefde. Francesca was gedwongen te trouwen met de wanstaltige Gianciotto. Zij was echter verliefd op de knappe Paolo, de jongere broer van Gianciotto. Op het moment dat zij toegeven aan hun passie, worden zij verrast door Gianciotto die ze met een zwaard doodsteekt. Op de borst van Paolo en op de rug van Francesca zijn inderdaad steekwonden te zien.

Dit schilderij wordt toegelaten tot de Salon en omdat het schilderij waanzinnig populair blijkt, maakt Scheffer nog negen vergelijkbare exemplaren.

Kees van Dongen vertrekt in 1899 naar Parijs. Inmiddels duurt het geen vijf dagen meer om daar aan te komen, maar slechts één. De reis verloopt ook een stuk comfortabeler: inmiddels rijdt er een trein. Hij gaat wonen in het Montmartre gebied, een gebied dat aanvankelijk nog vrij dorps is, maar zich aan het einde van de negentiende eeuw ontwikkelt tot uitgaansgebied. Van Dongen voelt zich enorm aangetrokken tot het uitgaansleven, wat op zijn schilderijen met prachtig uitgedoste vrouwen duidelijk te zien in.

Franse critici vinden zij werk te heftig. De heftige penseelstreken en de felle kleuren zijn hen te veel. Naast de bijna monumentale schilderijen van dames maakt hij ook kleine tekeningen op straat. Zelf zegt hij daarover: “Een krijt of inktkrabbel, eventjes een kleurtje erop en klaar is Kees”.  

Kees van Dongen, Hindoedanseres, ca. 1909-1910
Particuliere collectie (met dank aan Libbie Howie)

In 1909/1910 schildert Kees van Dongen de ‘Hindoedanseres’. Hij besteedt duidelijk meer aandacht aan de compositie, de manier waarop het figuur op het vlak is geplaatst , dan aan haar anatomie. De kronkelende vrouw is figuratief geschilderd, maar de vlakken die haar omringen lijken puur neergezet om haar lichaamshouding kracht bij te zetten: ze stellen verder niet veel voor. Of het moet een rookwolk zijn waarin zij al dansend ruimte heeft gemaakt voor haar gestalte, met onder haar rechterarm nog een flard. Hoe van Dongen het voor elkaar heeft gekregen weet ik niet, maar een paar grove penseelstreken geven het glanzende materiaal van haar broek en haar sieraden weer. Het schilderij krijgt nog even wat meer dynamiek door de groene schaduwen op haar huid die hevig contrasteren met de rode achtergrond.

Naast Jongkind, Scheffer en van Dongen, komen nog vijf andere Nederlandse kunstenaars ruim aan bod binnen de tentoonstelling. Zo is een mooie metamorfose te zien binnen het werk van Piet Mondriaan. De schilderijen van vóór zijn verblijf in Parijs zijn figuratief. Wel is al te zien dat hij geneigd is tot vereenvoudiging van de vormen. Eenmaal in aanraking gekomen met het kubisme, wordt zijn werk steeds abstracter. Totdat zijn werk alleen nog maar uit de bekende vlakken en lijnen bestaat.

Er is aandacht voor George Hendrik Breitner, die zijn inspiratie vooral buiten op straat vond en een fascinatie had voor paarden. Verder had hij veel aandacht voor het werk van Degas. Door hiernaar te kijken leert hij de bekende balletdanseressen schilderen.Terug in Nederland brengt hij dit meerdere malen in de praktijk.

Natuurlijk biedt het Van Gogh Museum ruimte aan van Gogh, die uiteindelijk twee jaar in Parijs verblijft. Eerst moet hij niet veel hebben van het werk van de impressionisten, dat hij in Parijs veel tegenkomt, maar uiteindelijk gaat hij overstag. Zijn schilderijen, hier mede op geïnspireerd, stelt hij tentoon in café’s, in de hoop iets van zijn werk te verkopen. Helaas blijft dit zonder resultaat.

Ook Gerard van Spaendock komt aan bod, hofschilder en bekend om zijn bloemstillevens.

De liefhebbers van grafiek kunnen hun hart ophalen op de bovenste etage, waar een grote serie etsjes, met als onderwerp ‘landelijk Montmartre’ te zien is. Voor Eugène Delâtre vormde de heuvel een onuitputtelijke bron van inspiratie. Alsof hij het landelijke karakter ervan wilde vastleggen voordat het verdwenen zou zijn. Besteed op deze etage ook vooral even aandacht aan het kleine schilderijtje dat Vincent van Gogh kort na aankomst in Parijs op de Montmartre maakt.  

Bal du Moulin de la Galette. c. 1880-1890 Eugène Delâtre (1864-1938). Ets en roulette op zwart vergépapier, 22 cm x 30.5, Van Gogh Museum, Amsterdam.

Ik vermoed dat inmiddels duidelijk is dat er meer dan genoeg te bewonderen valt binnen deze expositie, maar mocht je je toch verder willen verdiepen in deze schilders, dan kun je terecht in het Dordrechts Museum, waar vanaf 29 oktober de tentoonstelling ‘Jongkind & vrienden’ is te zien, of bezoek de tentoonstelling ‘Nederlanders in Barbizon’ bij De Mesdag Collectie in Den Haag.

Ook is het zeer de moeite waard om de bijbehorende catalogus aan te schaffen. Deze telt 272 pagina’s en is rijk geïllustreerd. In het Nederlands én Engels verkrijgbaar via de museumshop en boekhandels. Prijs: 29,90, ISBN: 978 90 6868.

‘Nederlanders in Parijs’ in het Van Gogh Museum.
Tot en met 7 januari 2018        

Hollandse Meesters uit de Hermitage

Museum De Hermitage Amsterdam heeft 63 Hollandse meesterwerken uit de Gouden Eeuw opgehangen, waarvan een groot gedeelte honderden jaren niet op Nederlandse bodem is geweest. Je weet niet wat je ziet. Nouja, ik weet wel wat ik zie, want de meeste werken ken ik uit mijn kunstgeschiedenisboeken. En hier hangen ze allemaal bij elkaar: in het echt! Ik bezocht nooit de Hermitage in St. Petersburg, waar het merendeel van deze werken normaal gesproken hangt, en ik ben de mensen van dit museum dan ook dankbaar dat ze zo’n groot deel van hun prachtige collectie Hollandse meesterwerken uit logeren hebben gestuurd naar Amsterdam. Tijdelijk verblijven zij niet aan de Neva, maar aan de Amstel.

De Hermitage in Amsterdam

Zeker als je bedenkt dat de directeur van de Hermitage in St. Petersburg, Michail Pitrovsky, bij de opening van de Amsterdamse vestiging beloofde dat de Hollandse meesterwerken niet naar Nederland zouden komen. De Hermitage mocht geen concurrent van de Nederlandse musea worden. Inmiddels is er eerder sprake van samenwerking dan van concurrentie en besloot het Nederlandse culturele landschap gezamenlijk dat het een goed idee zou zijn om de meesterwerken hier te laten zien. 

Pitrovsky is blij met de tentoonstelling: “De politieke relaties staan behoorlijk onder druk. Het is daarom belangrijk dat we onze culturele relatie benadrukken”. Kunst verbroedert. En kunst geeft stof tot discussie. Want horen deze werken niet gewoon thuis op Nederlandse bodem, daar waar ze ooit tot stand zijn gekomen? Is het niet raar dat een museum tweeduizend kilometer verderop deze kunst in bezit heeft? Pitrovsky: “Wij zijn als museum bewaarders, geen eigenaar. Kunst behoort niet toe aan een staat, maar aan de wereld”.    

De Hermitage in St. Petersburg

In de 17e eeuw vond er in Nederland een enorme economische groei plaats. Amsterdam werd een heel belangrijke handelsstad en een centrum van wetenschap en kunst.

De rijkdom die werd verdiend met de handel had ook een minder mooie kant: Nederlandse kooplieden maakten Afrikaanse burgers tot slaaf en verhandelden hen. Na een barre overtocht, opeengepakt op een schip, moesten zij zonder betaling en onder vreselijke omstandigheden enorm zwaar werk verrichten. Veel van wat vergaard werd in de Gouden Eeuw is letterlijk over hun ruggen verdiend. Ik was benieuwd of ook voor deze kant aandacht zou zijn in deze tentoonstelling, maar ik heb dat niet kunnen bespeuren. Wellicht is het aan mijn aandacht ontsnapt, maar vooralsnog ga ik er vanuit dat dit niet het verhaal is dat de Hermitage op dit moment wil vertellen. Wie weet in de toekomst.

Op naar het kunstzinnige aspect. Veel van de 17e eeuwse Hollandse schilders specialiseerden zich in één schildergenre. Zo schilderen Pieter Lastman en Joachim Wtewael vooral Bijbelse voorstellingen. Frans Hals en Govert Flinck maakten vooral portretten en Jan van Goyen en Jacob van Ruisdael waren specialist in het neerzetten van een landschap.      Rembrandt beheerste meerdere genres. Wij kennen hem natuurlijk allemaal van zijn Nachtwacht en zijn portretten, maar hij was ook meester in het schilderen van Bijbelse en mythologische thema’s, genrestukken (voorstellingen uit het dagelijks leven), historische taferelen en dierstudies. Naast schilder was hij ook een ongeëvenaard graficus, wat blijkt uit zijn vele etsen.   

Rembrandt van Rijn is binnen ‘Hollandse Meesters’ ruim vertegenwoordigd. Zes van zijn schilderijen prijken aan de wand van wat Marlies Kleiterp (hoofd tentoonstellingen) het ‘Rembrandtplein’ noemt. Het schilderij dat mij in deze zaal het meest opvalt is Flora, oftewel Saskia, zijn vrouw, in de hoedanigheid van deze Romeinse godin van de planten, bloemen en de vruchtbaarheid.     

Flora, Rembrandt van Rijn (1634)

Rembrandt hoopt kinderen te krijgen met zijn kersverse bruid, zoveel is duidelijk. Hij heeft zijn uiterste best gedaan om Saskia zo mooi mogelijk te schilderen. De stoffen die ze draagt, het goud, de bloemen… ze zijn haast tastbaar. Hij weet op het moment van schilderen nog niet dat van de vier kinderen die hij samen met Saskia zal krijgen, er drie zeer jong zullen overlijden. Ook Saskia wordt niet erg oud: ze sterft nog voor haar dertigste aan tuberculose.

Op de tentoonstelling hangen verder onder andere werken van Gerard Dou, Isaac van Ostade, Gerard ter Borch, Jan Steen en Govert Flinck. Ik kan beter opschrijven wie niet van de partij is!

Erg leuk vind ik het schilderij Gezicht op het stadhuis in Amsterdam van Gerrit Berkheyde. Als Amsterdammer weten we allemaal hoe omgeving van het Paleis op de Dam er vandaag de dag uitziet. Aan de voorzijde, maar ook aan de achterzijde. Op het schilderij van Berkheyde is te zien hoe het paleis (toen nog stadhuis) er in 1670 bijstond. Er liep in die tijd een gracht achter het stadhuis langs, die inmiddels is gedempt. Het was er vast heel rustig, zonder het geluid van voorbijrazende auto’s en bellende trams. Aan het gebouw is niet veel veranderd, en nog altijd staat Atlas met de wereld op zijn schouders: onvermoeibaar.  

Gezicht op het stadhuis in Amsterdam, Gerrit Berkheyde (1670)

De straf van een jager van Paulus Potter is haast een stripverhaal. We zien jachtimpressies, waarin de rollen uiteindelijk zijn omgedraaid: de dieren jagen op de mens. Potter schilderde het als waarschuwing aan prins Johan Maurits. “Wees voorzichtig met het volk, anders maakt het volk jou een kopje kleiner”.

De taferelen aan de buitenrand tonen uiteenlopende jachtscènes waarbij steeds andere dieren het doelwit van de jager vormen. Verder zijn een Bijbels en een mythologisch verhaal te zien: het verhaal van St. Hubertus, waarin de jagende Hubertus gewaarschuwd wordt door een ‘heilig hert’ en de mythe waarin de naakte Diana wordt bespieden door de jager Acteon, en hem voor straf in een hert verandert.

De twee scenes in het midden tonen de terechtstelling van de jager en zijn handlangers: zijn honden. Er wachten hen gruwelijke straffen. De wraak is van de gezichten van de dieren af te lezen, Potter heeft bijzonder zijn best gedaan op het uitbeelden van emotie.  

De straf van een jager, Paulus Potter (1647)


Schuin voor het schilderij van Potter, staan twee vazen met daarop reproducties van taferelen uit De straf van een jager. Deze werden in 1830 door de Keizerlijke Porseleinfabriek vervaardigd. 

Vaas met tafereel uit ‘De straf van een jager’.

Hoe zijn al deze werken nou ooit in Rusland terechtgekomen? De Hollandse schilderijen waren uitermate populair bij de Russische tsaren. Zij vonden vooral de manier waarop het ‘echte leven’ in beeld werd gebracht aantrekkelijk. Ze bewonderden de details en de kleurnuances. Soms hadden ze in het bijzonder liefde voor een bepaald genre. Tsaar Peter de Grote bijvoorbeeld, was erg geïnteresseerd in afbeeldingen van schepen en de zee. Hij vond ze prachtig, maar gebruikte ze ook als voorbeeld bij het bouwen van zijn vloot.

Vandaag de dag zijn de Russen nog steeds liefhebber van de Hollandse meesterwerken. Cathelijne Broers (directeur Hermitage Amsterdam): “Russische kinderen leren op school nog steeds gedichten over de Hollandse meesters uit het hoofd”. En op maandag komen studenten van kunstacademies naar De Hermitage in St. Petersburg toe om de Hollandse meesters te kopiëren.  

Ik had het enorme geluk de tentoonstelling te mogen bezoeken tijdens een perspresentatie. Het was erg rustig in de Hermitage en ik kon bijvoorbeeld vijf minuten lang ongestoord van Flora genieten. De komende maanden zal het waarschijnlijk drukker zijn in het museum, dat dan met tijdsloten zal gaan werken. Het is slim om ruim van tevoren je kaartje te reserveren. 

Onze logeetjes laten in St. Petersburg een groot gat achter. Irina Sokolova, hoofd van de afdeling Hollandse Kunst aldaar, heeft er een flinke klus aan: “er moet een enorme lagune worden opgevuld met vazen, mozaïeken en reproducties. Maar ik ben er trots op dat de werken in Amsterdam worden getoond. Het laat zien dat de beide Hermitages onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden”.

Een aanrader bij deze tentoonstelling is de audiotour, vanuit het hart ingesproken door kunsthistoricus Jan Six en historiejournalist Geert Mak. Nagenieten doe je met de schitterende catalogus, voor 29,95 verkrijgbaar in de museumwinkel

Hollandse Meesters uit de Hermitage
Tot en met 27 mei 2018
Hermitage Amsterdam
Amstel 51, Amsterdam

De Meesters van vandaag

Mocht je binnenkort de tentoonstelling ‘Hollandse Meesters uit de Hermitage’ in de Hermitage Amsterdam bezoeken, sla dan het Outsider Art Museum (gevestigd in De Hermitage) niet over. Hier vindt tegelijkertijd de tentoonstelling ‘Nieuwe Meesters’ plaats. In deze tentoonstelling zijn zeventig werken van Outsider-kunstenaars te bewonderen.    Outsider-kunst   De term ‘Outsider-art’, of ‘Outsider-kunst’ werd voor het eerst in 1972 gebruikt door kunsthistoricus Roger Cardinal. Hij doelde daarmee op kunst die wordt gemaakt door artiesten die zich niet houden aan de heersende conventies en autodidact zijn. Ze hebben geen kunstopleiding gevolgd en werken doorgaans vanuit hun eigen intuïtie. Veel Outsiders hebben een beperking, voor sommigen is kunst één van de weinige beschikbare middelen tot communicatie.   

Mies van der Perk. Outsider Art Museum

Nieuwe Meesters

Outsider-kunst werd lang door niemand voor vol gezien. In het begin van de vorige eeuw kwam daar verandering in. Als reactie op de ellende van de Tweede Wereldoorlog werd de Cobra-beweging opgericht. De kunstenaars van de Cobra-groep waren niet geïnteresseerd in heersende regeltjes die door volwassenen waren verzonnen: dat had immers weinig goeds opgeleverd. De Cobra-kunstenaar liet zich inspireren door hen die onschuldig waren: kinderen en Outsiders. Omdat de spontane kunstwerken die op deze manier ontstonden in de loop van de tijd erkenning vonden en als ‘echte kunst’ gezien werden  ging het grote publiek hoe langer hoe meer ook open staan voor Outsider-kunst. Inmiddels heeft een aantal Outsider kunstenaars zich echt gevestigd. Hun namen komen we keer op keer tegen: creëren is hun beroep geworden. We kunnen wel stellen dat we hier met ‘Nieuwe Meesters’ te maken hebben.

Portretten

Op deze tentoonstelling kunnen we niet alleen het werk van de kunstenaars bewonderen, maar ook de kunstenaars zelf. Ze zijn te zien op dertig prachtige portretten.  Als er iemand is die de wereld kan laten zien wie deze mensen achter de ‘Nieuwe Meesters’ zijn, is dat Sander Troelstra. Deze fotograaf won met zijn portretten al diverse prijzen, en dat overkwam hem natuurlijk niet zomaar. Uit zijn portretten spreekt het respect waarmee hij zijn modellen benadert. Als aanschouwer heb ik het gevoel bijna ongemakkelijk dichtbij de geportretteerden te komen: een bijzondere ervaring! Zelf zegt Troelstraover zijn werk: “Ik probeer met foto’s altijd de vragen te beantwoorden die ik mezelf stel tijdens het fotograferen: Wie zijn deze mensen? Ze zijn hier ergens op aarde geboren, maar waarom zijn ze nu hier? Hebben ze invloed op hun eigen leven? Zijn ze vrij? En wat is dan de definitie van vrijheid? Waar willen ze voor strijden? Waar houden ze van? Waar geloven ze in? Hebben ze vertrouwen in de mensheid?

Een heel indrukwekkende foto van Sander Troelstra is dit portret van kunstenaar Ben Augustus. Het portret van Ben kwam in relatief weinig tijd tot stand. Tegen Vakblad Pf zei Troelstra: “Ik heb Ben ontmoet bij de Herenplaats in Rotterdam, een creatief atelier. Hij stemde in met een portret, we hebben een plekje opgezocht in het daglicht en ik heb de foto gemaakt. Het communiceren met Ben was lastig, want hij hoort slecht. Het was daarom moeilijk voor hem als kind om te leren praten. We hebben niet veel gepraat, maar hij kon me wel verstaan.” Troelstra won met deze foto de Nationale Portretprijs 2015.  

Ben Augustus door Sander Troelstra. Outsider Art Muse

Als Ben aan het werk gaat, begint hij op een willekeurige plek. Ben doet niet aan compositie. Langzaam beweegt hij zijn pen over het papier, zijn ogen gericht op op modellen in seksblaadjes. Tot het blad vol is. Blote dames vormen een rode draad in het werk van Ben. Het is sinds het begin van zijn carierre, in 1995, zijn favoriete thema.   

Werk van Ben Augustus. Outsider Art Museum

Troelstra won met het portret van Augustus de Nationale Portretprijs 2015.   Op treffende wijze heeft Troelstra ook Niels Blenderman op de gevoelige plaat weten vast te leggen. Niels staat bekend om zijn vrolijkheid en vrijgeestigheid en dat zie je. Dat voel je!  

Niels Blenderman door Sander Troelstra. Outsider Art Museum

Op de site van Niels is te lezen hoe hij elke dag als gedreven kunstenaar in de weer is met creaties gemaakt van karton en plakband, stift en papier, of uitspraken en onverwachte kwinkslagen. Alles is een eerlijke weerspiegeling van Niels zijn autonome belevingswereld. Het kwaad zweert hij af met de steun aan indrukwekkende/afschrikwekkende figuren en sommige superhelden uit films en strips.

Met het portret van Niels Blenderman won Troelstra de LensCulture portrait Award 2016. In de categorie portretten van de Zilveren Camera won deze foto in 2015 de derde prijs.

Zelf kijk ik er enorm naar uit om binnenkort het werk van de Outsider Artists én Sander Troelstra te mogen bekijken. Ik kan me niet voorstellen dat het zal tegenvallen.

‘Nieuwe Meesters’
Van 4 oktober 2017 tot en met 28 mei 2018
Outsider Art Museum
Amstel 51 1018 DR Amsterdam