De kunstenaars van de Italiaanse Barok pakten flink uit. Waar hun voorgangers uit de Renaissance nadruk legden op perfecte verhoudingen van het menselijk lichaam en symmetrie, kozen zij voor wilde diagonale composities en dramatische licht-donkercontrasten, mooi gezegd het ‘chiaroscuro’. Kunst draaide om gevoel, drama en actie. Zowel beeldhouwwerken als schilderijen lijken midden in de beweging te zijn stilgezet, alsof het tafereel zich na een simpele Tita Tovenaar-handklap weer voort kan zetten.
De uitbundige vormgeving beperkt zich niet tot beeldhouwwerk en schilderijen, vaak ten dienste van de kerk gemaakt: ook de architectuur is uitbundig: tympaantjes en guirlandes sieren de – ook al golvende – gevels, en bij de overdadige interieurs verbleekt de gemiddelde Efteling-attractie. Geen wonder dat het publiek dat aanvankelijk van de Roomse kerk was overgelopen naar de Protestanten, in de loop van de zeventiende eeuw likkebaardend terugkeerde: een marketingstunt van jewelste!
Over twee van de allergrootsten uit deze periode is vanaf 14 februari een tentoonstelling te zien in Het Rijksmuseum.
‘Caravaggio – Bernini’ opent met twee hoogtepunten. ‘Medusa’ en ‘Narcissus’. Beide bekende figuren uit de klassieke mythologie.
Medusa had als kapsel een nest met kronkelende slangen. Eerder veroordeelde de godin Athena haar tot deze monsterlijke verschijning, omdat Medusa seks gehad zou hebben in haar heilige tempel. Medusa stond er vanaf dat moment om bekend eenieder die haar recht aankeek te doen verstenen. Uiteindelijk maakte de held Perseus haar een kopje kleiner nadat hij haar voorzichtig via haar weerspiegeling in zijn schild benaderde. Bernini heeft het moment vastgelegd waarop Medusa de straf van Athena ondergaat: de afschuw en verontwaardiging zijn duidelijk van haar gezicht af te lezen.
De jonge Narcissus werd verliefd op zijn eigen spiegelbeeld, toen hij zich op een dag voorover boog bij een heldere vijver. Na wanhopige pogingen zichzelf aan te raken, kwijnde hij uiteindelijk weg. Caravaggio heeft de ongelukkige jongeman theatraal aangelicht op het doek gezet, en vangt daarmee het moment waarop Narcissus met zijn linkerhand het spiegelgladde wateroppervlak doorbreekt.
De diagonale composities die zo ruimschoots binnen het werk van Caravaggio en Bernini zijn vertegenwoordigd, inspireerden de ontwerpers van deze tentoonstelling. De plattegrond is speels en zorgt voor fraaie doorkijkjes, al is het twijfelachtig of deze bij te verwachten aantal bezoekers volledig tot hun recht zullen komen.
De twee meesters waren sowieso een bron van inspiratie, waarvoor ook aandacht is binnen deze tentoonstelling. Nabootsers van het werk van Caravaggio werden Caravaggisten genoemd, waaronder onze eigen Gerard van Honthorst en Hendrick ter Brugghen. In ‘Jonge vrouw die een luit stemt’ laat ter Brugghen zien hoe hij het kunstje met licht en donker van Caravaggio heeft afgekeken. Voordat hij dit schilderij maakte was hij op studiereis naar Rome geweest.
Niet alleen de vormgevingsaspecten in het werk van Caravaggio werden nagebootst, ook de thema’s die hij behandelde werden gretig overgenomen.
Zo is daar de ‘David met het hoofd van Goliath’, in 1599 geschilderd door Caravaggio, en in 1616 door de Fransman Valentin de Boulogne. Het exemplaar van Caravaggio is helaas niet te zien op deze tentoonstelling, maar er wordt van gezegd dat de schilder zich vereenzelvigde met de kop van de reus, die één en al ellende uitstraalt, misschien nog wel meer dan in het werk van de Boulogne. Op het moment van schilderen verkeerde Caravaggio in ballingschap, nadat hij in een straatgevecht een man had gedood. In Rome was hij niet langer welkom en hing hem zelfs de doodstraf boven het hoofd. Het moest er eens van komen. Met zijn opvliegende karakter had de schilder zichzelf al veel vaker in de nesten gewerkt en zijn reputatie was allesbehalve vriendelijk te noemen.
Ook Bernini was niet het geduld zelve. Toen hij vermoedde dat zijn jongere broer Luigi was vreemdgegaan met zijn geliefde Costanza (die overigens al met een ander was getrouwd) bedreigde hij hem met de dood. Het mooie gezicht van Costanza liet hij door één van zijn assistenten bewerken met een scheermes. Heetgebakerd als hij kon zijn: hij haalde ergens het engelengeduld vandaan om uitermate verfijnd werk te maken. Aardig weetje is dat hij één van zijn beeldhouwwerken, te zien in de Santa Prassede in Rome, naar zeggen al vervaardigde toen hij pas tien jaar oud was. Het oogt bepaald niet als een knutselwerkje uit groep 7. We hebben hier echt met een virtuoos te maken!
Dat blijkt ook uit de andere sculpturen die zien zijn in Het Rijksmuseum, zoals het ontwerp voor de ‘Tritonfontein’ op het Piazza Navona in Roma, en een levensechte sculptuur van een gewonde Sint Sebastiaan, die hij overigens ook op jonge leeftijd maakte: hij was 19 jaar.
Niet zozeer navolgelingen, maar wel stijlgenoten van Bernini waren onder Francesco Mochi en Alessandro Algardi, van wie een schitterend opgesteld zwart-marmeren beeld genaamd ‘Sonno’ (Slaap) te zien is.
Veel van het werk in de tentoonstelling is Rome-gerelateerd. In de natuurlijke habitat van deze warmbloedige stad komen de verwondering (meraviglia), levendigheid (vivezza), beweging (moto), scherts (scherzo) enafschuw (terribilità) van deze kunstenaars uiteraard nóg beter tot hun recht. Bovendien is veel van het meest indrukwekkende werk niet verplaatsbaar omdat het deel uitmaakt van fonteinen en kapellen. Uiteraard met alle respect voor Het Rijksmuseum, dat met deze heerlijke tentoonstelling absoluut een bijdrage levert aan het verdrijven van de winterblues.
‘Caravaggio – Bernini’ is te zien tot en met 7 juni in de Philipsvleugel van Het Rijksmuseum. Er is een audiotour vol mooie verhalen en verrassende eye-openers beschikbaar voor 5 euro. Deze is ook gratis te downloaden in de Rijksmuseum-app.